1 / 28

anatomie

anatomie. Thema 20 Bewegingsapparaat. Spieren: functies. (Voort)beweging fixatie: staan Zitten bescherming: vormen deel lichaamswand Warmtevoorziening beweging levert warmte op (rillen,klappertanden). Spieren.

quiana
Download Presentation

anatomie

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. anatomie Thema 20 Bewegingsapparaat

  2. Spieren: functies • (Voort)beweging • fixatie: • staan • Zitten • bescherming: • vormen deel lichaamswand • Warmtevoorziening • beweging levert warmte op (rillen,klappertanden)

  3. Spieren • Een spier is een weefselstructuur van cellen die de eigenschap hebben te kunnen samentrekken waardoor beweging mogelijk is. • 3 vormen: • dwarsgestreept spierweefsel, • glad spierweefsel. • hartspierweefsel

  4. Dwarsgestreept spierweefsel • Onder de microscoop: dwarse streping • Dwarsgestreept spierweefsel = skeletspieren • Onder controle van de wil • Werkt snel, maar is snel vermoeid

  5. Glad spierweefsel • Niet onder controle van de wil • Werkt langzamer maar is onvermoeibaar • Maag, blaas, darmen

  6. hartspierweefsel • Het hart bestaat uit hartspierweefsel. Het hart is in zijn geheel een onwillekeurige spier die continu werkt.

  7. Elkaar tegen werken • bewegen kan niet met 1 spier • je hebt altijd een 2e spier nodig die de spier weer terugrekt deze combinatie van elkaar “tegenwerkende” spieren kom je over je hele lijf tegen Biceps trekt samen, arm buigt Triceps trekt samen, arm strekt

  8. Belangrijke begrippen • willekeurige spier kan alleen verkorten; de spier heeft een antagonist (tegenwerker)nodig om weer uitgerekt te worden • Tonus:spierspanning • Spierpomp: De spierpomp in het been vormen het belangrijkste mechanisme om het bloed vanuit de voet (tegen de zwaartekracht in) via de aderen weer terug naar het hart te vervoeren.

  9. Spierpomp

  10. Borstwandspieren: • Tussenribspieren zorgen voor de borstademhaling

  11. Middenrif • Het middenrif ( diafragma) Is eengrotekoepelvormigespier die borstholteafsluit van de buikholte • ERGbelangrijkbij de ademhaling!

  12. gewrichten • Bewegen en buigen gebeurt met behulp van gewrichten en spierkracht.  • Gewrichten zitten op plekken waar twee of meer botten bij elkaar komen. • Spieren lopen over de gewrichten heen, van het ene bot naar het andere. • Ze zitten via pezen aan het bot vast. • Als je spieren zich samentrekken, dan trekken ze aan de botten zodat er beweging in je skelet ontstaat.

  13. Hoe ziet een gewricht eruit? • De uiteinden van de botten die in een gewricht bij elkaar komen zijn bedekt met kraakbeen. • Kraakbeen dempt de schokken • Tussen het kraakbeen zit een vloeistof die werkt als een smeermiddel. (gewrichtssmeer=synovia)

  14. Hoe ziet een gewricht eruit? • Aan weerszijden van een gewricht zitten gewrichtsbanden. • Ze zorgen voor stabiliteit als je beweegt en houden de botten op hun plaats.

  15. Verschillende soorten gewrichten • Je hebt verschillende soorten gewrichten die allemaal  eigen bewegingsmogelijkheden hebben. • De manier waarop een gewricht kan bewegen hangt af van zijn vorm

  16. scharniergewricht • bijvoorbeeld het ellebooggewricht en het kniegewricht

  17. kogelgewricht • bijvoorbeeld het schoudergewricht en het heupgewricht

  18. Rolgewricht • Het gewricht waarmee het spaakbeen en de ellepijp om elkaar heen kunnen draaien

  19. ellipsvormig of eigewricht • bijvoorbeeld het bovenste polsgewricht

  20. zadelgewricht • bijvoorbeeld het gewricht tussen handpalm en duim

  21. draaigewricht • bijvoorbeeld de twee bovenste nekwervels: de atlas en de draaier

  22. botten • functie • Vormgeven aan het lichaam • het beschermen van interne organen • maken(samen met spieren) beweging mogelijk • betrokken bij de vorming van nieuwe bloedcellen. • mineraalopslag.

  23. Botten: de bekleding • de binnenlaag van het botvlies (periost) kan botcellen vormen • de aangroei van een nieuw bot, na een botbreuk, begint hier

  24. Beenmerg • In het rode beenmerg van de platte botten ( bekken, borstbeen, ribben ) worden nieuwe bloedcellen gemaakt

More Related