260 likes | 496 Views
Witte Wieven. in Zwiep. door groep 4 Annie MG Schmidt school. De legende van de Witte Wieven. Midden in het bos, bij het dorp Zwiep , ligt een zandkuil. Je kunt daar overdag fijn spelen, maar als de zon onder gaat , kun je er beter niet meer komen.
E N D
Witte Wieven in Zwiep door groep 4 Annie MG Schmidt school
De legende van de Witte Wieven. Midden in het bos, bij het dorp Zwiep , ligt een zandkuil. Je kunt daar overdag fijn spelen, maar als de zon onder gaat , kun je er beter niet meer komen. Want dan komen daar “witte wieven”, dat zijn heksen met enge ogen en grote witte soepjurken aan . Die “witte wieven”zijn dan de baas in de kuil . Ze houden van rust en willen geen mensen bij de kuil . Meer dan honderd jaar geleden, stond in Zwiep een kleine boerderij. In die boerderij woonden Albert en zijn vader en moeder. Toen Albert op een dag naar de stad ging om meel te halen, zag hij een mooi meisje aan het werk in de tuin. Het meisje heette Johanna en ze vonden elkaar erg aardig.
De vader van Johanna vond het helemaal niet goed. Hij zei:” Jullie passen niet bij elkaar, want je boerderij is te klein voor haar”. Albert draaide zich om en reed heel verdrietig het bos in. Het werd langzaam donker. Er zweefden witte miststrepen tussen de bomen, maar Albert zag niets . Hij dacht alleen aan Johanna , en hij kwam steeds dichter bij een diepe kuil. Hij viel er bijna in, maar opeens…………….. Opeens werd zijn paard bij de teugels gepakt Uit de kuil kwamen vier witte heksen. Ze tilden het paard op en ze zetten het dier met Albert een eind verder weer op de grond. Albert schrok zich een hoedje en reed snel naar huis om alles te vertellen. Zijn moeder bakte een lekkere koek om de witte wieven te bedanken. Albert moest die koek op een schaal naar de kuil brengen.
Intussen had de vader van Johanna een andere jongen voor haar gezocht. Het was Hendrik, zoon van een hele rijke boer, maar Johanna vond hem een grote opschepper. Ze dacht alleen maar aan Albert en kon bijna niet meer eten van verdriet. Er moest wat gebeuren. De vader van Johanna kreeg een idee…… Een wedstrijd tussen de beide jongens. Wat moesten ze doen? In een nacht om 12 uur naar de witte wievenkuil gaan en een spit ( dat is een soort ijzeren pin) naar beneden gooien en de witte wieven roepen. Wie dat durfde en het eerst thuis was, mocht met Johanna trouwen. Op een avond in oktober kregen ze ieder een spit en ze gingen op weg. Albert op zijn oude paard Liesbeth en Hendrik op een jong sterk paard.
Toen Hendrik in het bos kwam , werd hij heel bang. Hij smeet het spit in de struiken en reed snel weg. Albert wist dat niet en kwam dicht bij de kuil Hij was ook bang maar hij dacht aan Johanna en smeet het spit naar beneden. Wat moest hij ook alweer roepen? “witte wieven wit Hier breng ik het spit” Snel draaide hij het paard om en ze stoven weg, door het donkere bos. In de kuil begon het gekrijs van de witte wieven. Ze vlogen achter Albert aan. Een van de heksen had het spit in de hand en ze krijste……… Nu had Albert geluk, de maan scheen, hij kon de weg een beetje zien. Johanna stond buiten te wachten. Ze had de deur van de schuur al open staan. Snel stormde Albert naar binnen en Johanna sloeg de deur dicht..
De heks smeet hem het spit nog achterna , maar net te laat….. Het spit kwam met een klap tegen de deur aan. Albert en Johanna hielden elkaar vast en waren blij dat ze binnen waren. Nu mochten ze toch met elkaar trouwen en het werd een mooi feest. Toen Albert de volgende morgen heel vroeg naar buiten ging om de koeien te melken, zag hij voor de deur een schaal…….. Hij keek eens goed en zag dat het de schaal was die hij naar de kuil had gebracht met koek. De schaal was van goud ! Zo was hij toch een rijke boer geworden . Naast de deur van de bakkerij in Zwiep zit het spit nog steeds vast in het hout. Soms als er mist tussen de bomen hangt, lijkt het net of ze nog rond zwerven.…
Zwiep Witte Wieven in …..
Gurbet: ik ben aan het toveren. De spin gaat dood. Zehra: ik ben aan het lezen in een eng boek. Esra: ik ben heel enge spinnensoep aan het koken.
Lars : ik kijk naar de vleermuizen die wij gemaakt hebben. Senay : ik kijk naar de toverpot.
Gurbet : ik kijk naar het boek. Esra : ik ben aan het zitten.
Merve : ik sta naast een wit wief. Ik vind de rode haren eng.
Begüm : ik zit in de vuurpot van de heks. Pavel : de heks gaat kindersoep van ons maken. Shernilla : dat is heel lekker.
Zehra : ik zit nu op de heks. De heks die was grappig, omdat die zijn hand beweegt.
Onur : ik klim op de boomstam Daimy : en ik zit al boven op het hout.
Zehra : ik was aan het lezen, de witte wieven. Begüm : ik ben één van de witte wieven.
Emincan : ik ben Albert op het paard en ik moest meel halen en toen was ik een lief meisje tegen gekomen. Conchita : ik ben Johanna ik ben aan het harken in de tuin.
Pavel : ik en de witte wieven gingen het paard pakken en we hebben het paard 100 meter verder neer gezet. Senay : ik ging achter het paard aan en wou het pakken.
Daimy : ik ben de vader van albert. Emincan : ik ben albert, ik was in de witte wieven kuil gevallen. Esra : ik ben de moeder van albert.
Onur : ik was Hendrik op het paard. Ik was bang en ik speel vals. Ik gooi het spit in de bosjes en ik ging zo snel mogelijk naar huis.
Senay: ik vlieg boven de soeppot. Merve: ik keek naar albert die het spit gooide.
Dit is het verhaal van de Witte Wieven uit Zwiep, gemaakt door groep 4 van de Annie MG Schmidt School te Hengelo