170 likes | 426 Views
V5 Chemische evenwicht. H11. H11; chemische evenwicht. 2 situaties Verbranding lucifer Batterij opladen Demo 11.1 NO 2 = bruin, N 2 O 4 = kleurloos. 2 NO 2 N 2 O 4 T omhoog meer NO 2 T omlaag meer N 2 O 4
E N D
H11; chemische evenwicht • 2 situaties • Verbranding lucifer • Batterij opladen • Demo 11.1 NO2 = bruin, N2O4 = kleurloos. • 2 NO2 N2O4 • T omhoog meer NO2 • T omlaag meer N2O4 • Chemisch evenwicht is een toestand waarbij twee tegenovergestelde reacties dezelfde reactiesnelheid hebben. Concentraties blijven constant bij dezelfde temperatuur. • Statisch evenwicht of dynamisch evenwicht • Tijd voordat evenwicht is bereikt = insteltijd • Bij EVENWICHT is vheen=vterug
H11; chemische evenwicht • H2 + CO2 H2O + CO • Er is nog 75% H2 in 1 dm3 over bij ev. Bereken alle concentraties. • Maken 2 t/m 5
11.3 verdelingsevenwicht • Heterogeen evenwicht (reactie aan grensvlak)
Opgave 6 d. 40% in de waterlaag. Let op volumeverhouding is gelijk. Dus 40/(40+60ml)*0,200= 0,080 g (0,40)3 x 0,20= 0,0128 e. 0,200-0,0128= 0,187 g A uit water. 0,187/0,200 x 100%= 94% f. 40/60= 2/3. Dus 100/300* 2/3= 1/ 4,5. Dus 1/ (4,5+1)x 0,200g= 0,036g A in water of 2/3 water/ether. Dus 1,5 keer zoveel in ether. 300/100 x 1,5 =4,5 keer zoveel A in ether. Dus in totaal 1/(1+4,5) x 0,200g= 0,036g A in water. Dus blijft meer inzitten
Opgave 6 g. 10/(10+90) x 0,200g =0,020g (0,1)3 x 0,200g = 0,00020g h. 0,200g-0,00020g= 0,1998g 0,1998g/0,200g=100% i. Uitschudden is een prima methode! Maken 7
Evenwichtsvoorwaarde • Situatie 1. 1,00 mol N2O4 • Situatie 2. 2,00 mol NO2 • Opvallend is dat hetzelfde evenwicht ontstaat bij dezelfde temperatuur
Evenwichtsvoorwaarde • N2O4 2 NO2 • Concentratiebreuk • Evenwichtsvoorwaarde
Evenwichten • p A + q B r C + s D • Homogene evenwichten zitten in zelfde fase • Heterogene evenwichten in verschillende fases Vaste stoffen en zuivere vloeistoffen worden weggelaten • CaCO3(s) CaO (s) + CO2 (g) • Rekenvoorbeeld blz 69 maken en maken t/ 12
Antw exp 11.4 B 5. AgNO3(s) + SCN- AgSCN(s) + NO3- 6. 3 NaOH(s) + Fe3+(aq) Fe(OH)3 + 3Na+ C T omhoog, minder [FeSCN2+]. Dus endotherm is naar links D 3. Meer [Fe3+], dus K tijdelijk kleiner. Ev naar rechts. Dus meer [FeSCN] 4. Meer [SCN-], dus K tijdelijk kleiner. Ev naar rechts. Dus meer [FeSCN2+] 5. Dus neemt [SCN-] af, K tijdelijk te groot. Dus ev naar links (minder rood) 6. Dus neemt [Fe3+] af, K tijdelijk te groot. Dus ev naar links (minder rood) 7. • Meer [Fe3+], dus K tijdelijk kleiner. Ev naar rechts. Dus meer [FeSCN2+] • Meer [SCN-], dus K tijdelijk kleiner. Ev naar rechts. Dus meer [FeSCN2+]
Verschuiven van evenwicht • N2O4 2 NO2 • T omhoog meer NO2 • Ev verschuift naar endotherme kant • Snelheden nemen toe zie 11.15 • Katalysator toevoegen, insteltijd bekort • Snelheden nemen beide gelijk toe zie 11.16
Verschuiven van evenwicht • Concentratie veranderen • Meer NO2, dus K tijdelijk groter. Dus ev naar links (andere kant vergelijking) totdat K bereikt is • Dus alle concentraties veranderen • Volume verkleining (lees concentratieverandering) • Stel Volume wordt twee keer zo groot. • Concentratie twee keer zo klein. • Waarde van concentratiebreuk twee keer zo klein. Dus ev naar rechts (naar kant met meeste deeltjes)
Evenwicht verschuiven • Temperatuur • Volumeverandering • Concentratie • Katalysator • Hoe maak je een evenwicht aflopend? • A B + C • Weghalen/weg laten gaan van één component • Bijv C. Dan K te klein, dus A splitst. • Aflopende reactie • Huiswerk voor do t/m 17 af
oplosbaarheidsprodukt • AgCl(s) Ag+(aq) + Cl-(aq) • Ks= [Ag+(aq)]·[Cl-(aq)] = 1,6·10-10 • Hoeveel g AgCl kan maximaal oplossen in 1L water van 298 K? • Stel Ag+ en Cl- op x en los de vergelijking op • X2=1,6·10-10 dus x= 1,3·10-5 • Er lost dus maximaal 1,3·10-5 mol AgCl op. • 1,3·10-5 * M=143,3= 1,9·10-3g AgCl
oplosbaarheidsprodukt • Bij een bepaalde temperatuur bedraagt de oplosbaarheid van bariumoxalaat, BaC2O4, 0,0781g/L. Bereken de waarde van Ks bij deze temperatuur. • Bij een bepaalde temperatuur bedraagt de Ks van CaF21,7·10-10. Hieronder zijn de concentraties van Ca2+ en F- vermeld voor twee verschillende oplossingen: 1 [Ca2+] = 3,5·10-4; [F-] = 7,0·10-4 2 [Ca2+] = 2,7·10-9; [F-] = 0,25 • Laat door berekening zien dat beide oplossingen verzadigd zijn. • Welke van de twee oplossingen bevat de grootste hoeveelheid opgelost CaF2 • Bereken hoeveel mol NaF per liter moet worden toegevoegd aan oplossing 1 om daaruit oplossing 2 te krijgen
oplosbaarheidsprodukt • 0,0781g/M=225,3= 3,47·10-4mol/L BaC2O4, dus ook 3,47·10-4mol/l Ba2+ en 3,47·10-4mol C2O42-. Ks = [Ba2+]·[C2O42-] = (3,47·10-4)2=1,19 ·10-7 2.A [Ca2+]·[F-]2 = 3,5·10-4·(7,0·10-4)2=1,7·10-10 = Ks dus verzadigd [Ca2+]·[F-]2 = 2,7·10-9 ·(0,25)2=1,69·10-10 = Ks dus verzadigd 2.B opl A. 3,5·10-4 mol CaF2 2.C 0,25-7,0·10-4= 0,2493 mol F- dus 0,2493 mol NaF