1 / 9

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek. Leren argumenteren. Verbetering Toets 1 - Vraag A.

saul
Download Presentation

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek Leren argumenteren

  2. Verbetering Toets 1 - Vraag A We hebben in de les 3 basismethoden besproken om aan wetenschappelijk onderzoek te doen: de formele methode, de empirisch-inductieve methode en de experimentele methode. Welke uitspraken zijn hierover waar: • Alleen de formele methode heeft geen limieten want zo gauw er een formele theorie voor een bepaald domein gevonden wordt kunnen alle ware uitspraken over dit domein bewezen worden via de regels van de logica. • De limieten van de experimentele methode komen voort uit het feit dat bepaalde aspecten van de realiteit niet met de nodige precisie kunnen gemeten worden. • De limieten van de empirisch-inductieve methode liggen in het feit dat men nooit alle data kan verzamelen om tot een volledig zekere generalisatie te komen.

  3. Verbetering Toets 1 - Vraag B In de experimentele methode worden er bepaalde omgevingsparameters van een systeem veranderd om dan te kijken wat het effect daarvan is op het gedrag van het systeem, en zo worden causale verbanden tussen omgevings-parameters en gedrag aangetoond. Welke van de volgende uitsparken is waar voor een goed experiment: • Er moet maar 1 goed gekozen situatie onderzocht worden omdat dit volstaat om het causale verband aan te tonen. • Er moeten minstens 2 situaties onderzocht worden die verschillen in termen van hun causale impact op het gedrag van een systeem. • Er moeten zoveel verschillende parameterwaarden als mogelijk uitgeprobeerd worden om systematisch alle mogelijkheden te vergelijken, zonder voorafgaande hypothesen te formuleren.

  4. Verbetering Toets 1 - Vraag C In Nieuw-Zeeland zijn er jaarlijks enkele dodelijke ongevallen met benji-jumpers. In 68% van de gevallen is de oorzaak een defecte rekker, in 31% van de gevallen het stoten tegen een rotswand of brugpijler en in slechts 1% van de gevallen om het vergeten vastmaken van de rekker. (Deze data zijn verzonnen.) Leg in één of twee zinnen uit waarom we hieruit niet kunnen besluiten dat het veiliger is zonder rekker van een brug te springen.

  5. Drogredenen (1) • The Straw-Man • Niet het sterkste argument van de tegenstander aanvallen of het argument van de tegenstander vertekenen. • Reactie: De sterke argumenten benadrukken. • Poisoning the Well (Argumentum ad Hominem) • Het aanvallen van de tegenstander in plaats van diens argumenten. • Slippery Slope • Het ten onrechte veronderstellen dat een bepaald standpunt onherroepelijk zal leiden tot veel schadelijker gevolgen. • Reactie: Toon aan dat de opeenvolging niet noodzakelijk is. • Red Herring • De argumentatie afleiden naar een irrelevant onderwerp.

  6. Drogredenen (2) • Argumentum ad Baculum (Appeal to Force) • Gebruik van intimidatie. • Argumentum ad Populum • Het aanvoeren van het aantal mensen dat het met een standpunt eens is als argument bij het standpunt. • Argumenten ad Misericordiam • Het opwekken van medelijden of medeleven bij de tegenstander. • Argumentum ad Traditio (Appeal to Tradition) • Iets wordt al zoveel jaar op een manier gedaan; het zal dus wel goed zijn! • Argumentum ad Verecundium • Betrouwen op ‘autoriteiten’ binnen een vakgebied. • Argumentum ad Ignorantiam • Iets aannemen omdat het tegendeel niet kan bewezen worden.

  7. Drogredenen (3) • Begging the Question (cirkelredenering) • De aannames omvatten het besluit. • Undistributed Middle • Twee aparte categorieën worden met elkaar verbonden omdat ze een eigenschap delen. • Complex question • Het ten onrechte uitgaan van een bepaalde veronderstelling bij het stellen van een vraag. • False dillemma (Black and White, Or Fallacy) • Er worden twee keuzes gegeven alhoewel er in werkelijkheid meer dan twee keuzes zijn. • Hasty generalisation (Jumping to Conclusions, Anecdotal evidence) • De sampleset is te klein om het besluit te ondersteunen.

  8. Drogredenen (4) • Equivocation • De betekenis van een woord verandert. • Post hoc • Omdat A gebeurt na B is A de oorzaak voor B. • False cause • Het oorzakelijk verband wordt onvoldoende aangetoond. • Composition • De eigenschappen van de delen overbrengen naar het geheel. • Division • De eigenschappen van het geheel overbrengen naar een deel. • Affirmation of the consequent • A impliceert B, B is waar, dus A is waar • Denial of the antecedent • A impliceert B, A is vals, dus B is vals

  9. Drogredenen (5) • Exclusion • Argumenten die de hypothese verwerpen niet vermelden. • Joint Effect • A wordt als oorzaak voor B genomen, maar er is een ongekende oorzaak C die zowel A als B veroorzaakt • Untestability • De hypothese kan niet getest worden. • Ontduiken van bewijslast • Het ten onrechte presenteren van een standpunt als iets dat geen verdediging behoeft, als iets vanzelfsprekends.

More Related