80 likes | 314 Views
1. Prenataal (bevruchting – geboorte). 2 . Baby- en peutertijd (geboorte – 2 jaar) – Pag. 1. = Sensorimotorisch stadium (1 e stadium, cognitieve ontwikkelingstheorie Piaget) met 6 substadia. Geboorte – 1 jaar: = Pre-linguale periode
E N D
1. Prenataal (bevruchting – geboorte) 2. Baby- en peutertijd (geboorte – 2 jaar)– Pag. 1 = Sensorimotorisch stadium (1e stadium, cognitieve ontwikkelingstheorie Piaget) met 6 substadia Geboorte – 1 jaar:= Pre-linguale periode = Oraal stadium (1e stadium, psychoseksuele theorie Freud) = Vertrouwens vs. Wanhoop (1e conflict, psychosociale theorie Erikson) 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Oefenen aangeboren reflexen Secundaire circulaire reacties Primaire circulaire reacties Coördinatie van secundaire circulaire reacties • 2 dagen: Imitatie • 3 dagen: Hoofd draaien naar geluid • Gevoeligheid voor bewegende objecten • 3 weken: Weinig contrast, simpele patronen • Liefst simpele gezichtspatronen • 6 weken: Imitatie gelaats-uitdrukking volgende dag • < 6 weken: Interesse stem-geluiden en verschillen in taalklanken • Voorkeur CDS • Glimlach • Algemene distress • 6-10 weken: Eerste sociale glimlach • Ethologie – Fase 1:Nog geen gehechtheid(geboorte tot 6 weken) • Ethologie – Fase 2:Beginnende gehechtheid(6 weken tot 6-8 maanden) • 50% lengtetoename sinds geboorte • Driemaal geboorte-gewicht • 6-14 maal grotere ka-ns inleven indien bor-stvoeding(ontwikke-lingslanden) • Wandelen steun • Objectherkenning zelfs bij gebrek 2/3e • Intermodale perceptie • Uitgestelde imitatie over maanden en ver-schillende contexten • Problemen oplossen naar analogie (< 1 j.) Piaget • Eerste woorden • Zelf-regulatie (en ontwikkeling v.d. hersenen) is toege-nomen. • Vermogen om weer-stand te bieden aan neg. emoties en aan impulsen tot soc. niet-aanvaard gedrag(12-18 maanden) • Zelf-Controle • Tweemaal geboortegewicht • Diepte i. tekeningen (5-12 maanden) • Waarneming emo-tionelegezichts-uitdrukkingen(5-12 maanden) • Sterke responsivi-teit op CDS • Hoofdje opheffen • Focussen op object& kleurherkenning • Binoculaire diepte(2-4 maanden) • Contrastsensitiviteit • Complexe patronen, details • Voorkeur binnenzijde gezicht & onderscheid bekend-onbekend(2-4 maanden) • Vocalisaties • Zitten steun • Herkenning klanken≠ moedertaal(6-8 maanden) • Omgeving ‘scannen’& beweging volgen • Diepte-perceptie(6-7 maanden) • Imitatie van acti-viteiten volwassen(6-9 maanden) • Onderscheid“mama”-”papa” • Vanaf hier neemtangst toe. • Scheidingsangst(6-15 maanden) • Ethologie – Fase 3:Duidelijke gehechtheid(6-8 tot 18-24 maanden) • Gevoel voor muzikale frasering (4-7 maanden) • Ontdekking patronen grenzen • Polyglot/Universeel brabbelen • In zelfde richting kijken als volwass-ene (joint attention) • Woede(4-6 maanden) Einde van toename babyvet Verschillende vormen van lachen(10-12 maanden) • Pre-reiken wordt vrijwillig reiken • Lach als reactie op actieve stimuli(3-4 maanden) • Herinneren en terugvinden v. verborgen object • Monoglot/Aange-past brabbelen • Vreemdenangst(8-12 maanden) • Herkenning gesprekseenheden(7-9 maanden) • Herkenning gelaats-uitdrukkingen van anderen(7-10 maanden)
2. Baby- en peutertijd (geboorte – 2 jaar) – Pag. 2 = Sensorimotorisch stadium (1e stadium, cognitieve ontwikkelingstheorie Piaget) met 6 substadia 1-2 jaar:= Anaal stadium (2e stadium, psychoseksuele theorie Freud) = Autonomie vs. Schaamte/Twijfel (2e conflict, psychosociale theorie Erikson) 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Mentale voorstellingen Tertiaire circulaire reacties • Twee-woordenzin(18-24 maanden) • Woordenschat:50-200 woorden(18-24 maanden) • Schaamte, schuld,trots, jaloezie, verle-genheid… t.g.v. groei-end zelfbewustzijn • Ethologie – Fase 4:Ontstaan van weder-kerige relatie(vanaf 18-24 maanden) • Zichzelf en anderen in-delen volgens categorie-ën van leeftijd, fysieke kenmerken en goed/slecht(18-30 maanden) 2 woorden combineren (20-26 maanden) • 75% lengtetoename sinds geboorte • 4x geboortegewicht • Slaapbehoefte ge-daald v. 18 tot 12u/dag • Gedachten moeilijk onder woorden breng-en/Richtlijnen kunnen volgen Gehoorpro-bleem/Taalstoornis? • ‘Mij-zelf’ is ontwikkeld
3. Vroege kindertijd (2 – 6 jaar) = Pre-operationeel stadium(2e stadium, cognitieve ontwikkelingstheorie Piaget) = Fallisch stadium (3estadium, psychoseksuele theorie Freud) = Initiatief vs. Schuld (3econflict, psychosociale theorie Erikson) 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 5,5 6 • Krabbelstadium • Differentiatie van catego-rieën: globaal – basis – sub-categorieën (hiërarchische classificatie) • Herinnering van 2 items • Woordenschat: 200 woorden • Om beurt praten, gepaste reacties op opmerkingen, on-derwerp tijdlang aanhouden • Functioneel spel (0-2 jaar) en rollenspel (2-6 jaar) • Categorisatie als ‘jongen’ en ‘meisje’ • Vork gebruiken (3-4 jaar) • Tekenen: kopvoeter entoevallig realisme(3-4 jaar) • Geloof in elfen en kabouters (magisch denken)(3-4 jaar) • Toenemend inzicht in intenties (3-4 jaar) • Zelfbewuste emoties duidelijk verbonden met zelf-evaluatie • Vaak niet-sociale spelen (3-4 jaar) & solitaire en parrallel-spelen(3-6 jaar) • Constructiespel (3-6 jaar) • Fase 1 van morele ontwikkeling: Eigenbelang (3-4 jaar) • Toepassing basisstructuur grammatica (3,5-4 jaar) • Zelfconcept: typische emoties/ attitudes • Mes en vork gebruiken • Verstandelijk realisme bijtekenen (5-6 jaar) • Fase 2 van morele ontwikkeling: Gelijkheid (5-6 jaar) • Schoenen knopen • Toename inzicht in ‘false belief’ eindigt. • Woordenschat: 10 000 woorden (door fast-mapping) • Mislukt realisme bij tekenen (4-5 jaar) • Inzicht in verschillende gezichtspunten (egocentrisme) • Verdwijnen magisch denken (4-8 jaar) • Perfecte herkenning (4-5 jaar) • Herinnering van 3 à 4 items • Begrijpen van ‘false belief’ • Al vele moeilijke zinscon-structies (4-5 jaar) • Conversatie aanpassen aan leeftijd/geslacht/sociale status van luisteraar • Zelfconcept: Als trekomschrijv-ing gegeven is, kunnen ze corr-ect bedoelingen en emoties infereren, maar toepassing op zichzelf ‘Make-believe’ evolueert.
4. Lagere schoolleeftijd (6 – 11 jaar) = Latentie-stadium (4estadium, psychoseksuele theorie Freud) = Vlijt vs. Minderwaardigheid (4econflict, psychosociale theorie Erikson) Concreet operationeel stadium(4e stadium, cognitieve ontwikkelingstheorie Piaget) 6 7 8 9 10 11 12 • Spatiaal redeneren m.b.v. mentale rotatie (7-8 jaar) • Begrip van diversiteit en ongelijkheid (7-8 jaar) • Vervanging kindertanden(6-12 jaar) • Seriatie (6-7 jaar) • Geheugenstrategieën:herhalen en organiseren • 2-6 jaar:Basis zelfbegrip en zelfwaarde (i.v.m. vaardigheden, trekom-schrijvingen, enkel pos. element-en, oorzaken aangegeven) • 5-11 jaar:Verfijnder zelfbegrip en zelfwaarde(vergelijking vaardigheden van meerdere personen, trekomschrijv-ingen, pos. en neg. elementen, oorzaken aangegeven) • Fase 3 van morele ontwikkeling: Verdienste (6-7 jaar) • Diversiteit en ongelijkheid Vooroordeel • Visueel realisme bij tekenen (8-9 jaar) • Toename groeihormoon thyroxine(8-9 jaar) • Cognitieve kaart: ‘Ruimtelijke wandeling in gedachten’ maken (8-10 jaar) • Fase 4 van morele ontwikkeling: Helpen • Niet-westerse culturen: vanaf nu pas conservatie • Geheugenstrategieën: Elaboratie • 11,5 jaar: Grotere testes • 11,7 jaar: Piek versnelling lengte bij meisjes • Emotionele zelf-regulatie:Balans wordt gezocht tussen probleem-gerichte en emotie-gerichte coping-strategie. • Begin puberteit (10 tot 15 jaar)& adolescentie (10 tot 20 jaar) • Groeispurt bij meisjes • Borstontwikkeling • 10,5 jaar: Begin schaamhaargroei bij meisjes
5. Adolescentie (11 – 18 jaar) = Genitale stadium (5estadium, psychoseksuele theorie Freud) = Identiteit vs. Verwarring (5econflict, psychosociale theorie Erikson) Adolescentie (volledige overgang) Pubertijd (biologisch) 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 M i d d e n a d o l e s c e n t i e L a t e a d o l e s c e n t i e V r o e g e a d o l e s c e n t i e • 12 & ouder:FORMEEL OPERATIONEEL STADIUM(4e stadium, cognitieve ontwikkelingstheorie Piaget) • 12 jaar: Grotere penis en begin schaamhaargroei bij jongens • 12,5 jaar: Groeispurt jongens • 12,5-13 jaar: Menarche meisjes • Versnelling myelinisatie(15-25 jaar) • 15 jaar: Schaamhaargroei bij jongens is volledig. • 15,5 jaar: Jongens hebben volwassen gestalte. • 13 jaar: Meisjes hebben volwassen gestalte. • 13 jaar: Spermarche (ejaculatie) jongens • 11,5 jaar: Grotere testes • 11,7 jaar: Piek versnell- ing lengte bij meisjes • 14 jaar: Piek versnelling lengte bij jongens • 14 jaar: Borsten zijn volgroeid. • 14,5 jaar: Schaamhaar-groei bij meisjes is volledig. • 14, 5 jaar: Penis is volgroeid.
6. Vroege volwassenheid (18 – 40 jaar) = Intimiteit vs. Isolement (6econflict, psychosociale theorie Erikson) 18 20 30 40 • Graduele overgang vanaf vroege 20er jaren (exploratie studiekeuze, werk, waarden en relaties– weinig sociale verwacht-ingen – verdieping van attitudes en waarden) • Levinson: Eerste levens-structuur der vroege volwassenheid (22-28 jaar) • Vaillant: Zorgen omtrent intimiteit • Piek eenzaamheid op tienerleeftijd en vroege 20er jaren (daarna daalt het tot 70er jaren) • Levinson: Overgang 30er jaren (nieuwe evaluatie levensstructuur)(28-33 jaar) • Vaillant: Consolideren loopbaan • Levinson: Gevestigde levensstructuur der vroege volwassenheid (‘settling down’ bij mannen & blijvende insta-biliteit bij vrouwen)(33-40 jaar) • Vaillant:Generativiteit
7. Middelbare volwassenheid (40 – 65 jaar) = generativiteit vs. stagnatie (7econflict, psychosociale theorie Erikson) 40 50 60 65 • Levinson: Overgang naar middelbare leeftijd (evaluatie vroege volwassenheid – gevoel dat ‘tijd opraakt’ – ingrijpende/ kleine veranderingen)(40-45 jaar) • Levinson: Intrede in de levens-structuur (45-50 jaar) • Vaillant:Generativiteit • Midlife crisis: Soms voor 40 jaar, soms na 50 jaar Levinson: Vrouwen in vroege 40er jaren & mannen in late 40er jaren of in 50er jaren • Onderzoek ‘life regrets’ bij vrouwen • Levinson: 50-jaar overgang(50-55 jaar) • Levinson: Hoogtepunt levens- structuur (55-60 jaar) • Vaillant: “Behoeders van betekenis” (50ers en 60ers) • Levinson: Overgang naar de late volwassenheid(60-65 jaar)
8. Late volwassenheid (65 jaar – overlijden) • = ego-integriteit vs. wanhoop (8econflict, psychosociale theorie Erikson) • Peck:- Ego-differentiatie vs. Preoccupatie met werkrol- Transcendentie vs. Preoccupatie met lichaam- Ego-transcendentie vs. Preoccupatie met ego • Gero-transcendentietheorie • Labouvie-Vief: Affect-optimalisatie, levendige beschrijving van emotionele gebeurtenissen, emotie-gerichte coping • Remeniscentie & ‘Life Review’ • Zelfconcept (zelf-aanvaarding, veranderlijke persoonlijkheidskenmerken, spiritualiteit en religie…) • Sociale wereld:1. Disengagement theory2. Activiteitstheorie3. Continuïteitstheorie4. Socio-emotionele selectiviteitstheorie • Vaillant: Spiritueel en reflexief(70ers) 65 70 75 80 … Overlijden