270 likes | 487 Views
De Tien Tijdvakken. De tien tijdvakken. De geschiedenis werd vroeger als volgt ingedeeld: Prehistorie (tot 3000 voor Christus) Oudheid (3000 vC tot 500 nC) Middeleeuwen (500-1500) Nieuwe of Vroegmoderne Tijd (1500-1800) Nieuwste of Moderne Tijd (1800-nu). De Tien Tijdvakken.
E N D
De tien tijdvakken • De geschiedenis werd vroeger als volgt ingedeeld: • Prehistorie (tot 3000 voor Christus) • Oudheid (3000 vC tot 500 nC) • Middeleeuwen (500-1500) • Nieuwe of Vroegmoderne Tijd (1500-1800) • Nieuwste of Moderne Tijd (1800-nu)
De Tien Tijdvakken • Het geschiedenisonderwijs wordt nu ingedeeld in tien tijdvakken. Elk tijdvak heeft kenmerken. Dat zijn bijzondere gebeurtenissen, ontwikkelingen binnen een tijdvak. • Bijvoorbeeld: het ontstaan van de landbouw is een kenmerk van het tijdvak ‘jagers en boeren’.
De Tien Tijdvakken • Welke tijdvakken zijn er? • jagers en boeren (tot 3000 vC) • grieken en romeinen (3000 vC tot 500 nC) • monniken en ridders (500-1000) • steden en staten (1000-1500) • ontdekkers en hervormers (1500-1600) • regenten en vorsten (1600-1700) • pruiken en revoluties (1700-1800) • burgers en stoommachines (1800-1900) • Wereldoorlogen (1900-1950) • TV & Computer (1950-nu)
De Tien Tijdvakken Prehistorie • Jagers en boeren Oudheid • Grieken en romeinen Middeleeuwen • Monniken en ridders • Steden en staten Nieuwe of Vroegmoderne Tijd • Ontdekkers en hervormers • Regenten en vorsten • Pruiken en revoluties Nieuwste of Moderne Tijd • Burgers en stoommachines • Wereldoorlogen • TV & Computer
Jagers en Boeren • Dit tijdperk gaat over de eerste jagers en het ontstaan van de landbouw. Belangrijk om te weten: • Hoe leven jagers en verzamelaars? • Het ontstaan van landbouw, en dus op 1 plek blijven wonen. • Het ontstaan van de eerste steden in Egypte. • Wanneer eindigt de prehistorie?
Grieken en Romeinen • Dit tijdvak gaat over de Grieken en Romeinen, twee belangrijke beschavingen Belangrijk om te weten: • Opkomst handel, groei van de steden. • Eerste landbouw-stedelijke samenleving • Romeinen namen veel van de Grieken over; Griekse wetenschap, godsdienst, bouwkunst, enz. • Iedereen nam de Romeinse cultuur over: taal, godsdienst, handel, kleding: Romanisatie • Opkomst van het christendom als de eerste monotheïstische godsdienst. Eerste verboden, later verplicht. • Als het West-Romeinse rijk uit elkaar valt door binnenvallende stammen stopt deze periode. (oudheid stopt ook)
Monniken en Ridders Belangrijk om te weten: • Begin van de middeleeuwen. • West-Europa wordt geheel een landbouw samenleving. Het is niet meer veilig voor de handel. Steden worden verlaten. Iedereen leeft op het platteland. • Voor veiligheid: hofstelsel en horigen • De verspreiding van het christendom in geheel Europa • Het ontstaan en de verspreiding van de islam • Het ontstaan van het feodale systeem: leenstelsel. Koning leent land uit in ruil voor soldaten, om zo zijn land te kunnen besturen.
Steden en Staten • Dit tijdperk gaat over de tijd van de eerste steden en het ontstaan van staten Belangrijk om te weten: • 2e helft van de Middeleeuwen • De opkomst van handel en gilden, dus opnieuw een landbouw-stedelijke samenleving • Steden willen zichzelf besturen en rechtspreken, en kopen stadsrechten. • Koningen willen meer macht, en gaan veel landen inpikken, en er komt centralisatie • Scheiding tussen kerk en staat: zij mogen zich niet meer met elkaar bemoeien.
Ontdekkers en Hervormers • Dit tijdperk gaat over de ontdekking van de wereld en de hervormers van het geloof Belangrijk om te weten: • Einde Middeleeuwen, start Vroegmoderne tijd. • Begin Renaissance: dingen van Grieken en Romeinen kopiëren; bv wetenschap, theater, bouwkunst. • Aarde bleek rond: Europese gaat kolonies inpikken aan de andere kant van de wereld. • Ontdekkingsreizigers: Vasco da Gama, Columbus. • Reformatie: de splitsing van de christelijke kerk: katholiek en protestants. • Protestants Nederland wil niet meer bij Katholieke Spanje horen. Na 80 jaar vechten; Republiek der 7 Verenigde Nederlanden.
Regenten en Vorsten • In de Republiek noemen we dit de Gouden Eeuw, een periode van grote economische bloei. In Europa hebben vorsten onbeperkte macht Belangrijk om te weten: • Vorsten hadden de absolute macht • De Nederlandse Republiek was wel bijzonder: Geen absolute vorst, maar regenten bestuurden het land. • En: de groei in de economie en de schilderkunst: de Gouden Eeuw. • Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie • De wetenschappelijke revolutie: wiskunde, natuurkunde en sterrenkunde.
Pruiken en Revoluties • De tijd van de Verlichting en de pogingen om de macht van de vorsten te beperken Belangrijk om te weten: • Opkomst Verlichting: invloed op: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen • Mensen gaan zelf nadenken; bv: hoe moet een land geregeerd worden? • Frankrijk had een absoluut vorst: Lodewijk de 16e. • 1789: start Franse Revolutie; standensamenleving werd afgeschaft, en er kwam een grondwet. • 1799: Napoleon aan de macht, wordt keizer. • Zijn broer werd koning van Nederland, dus ook wij krijgen veranderingen.
Pruiken en Revoluties in Amerika • Revolutie in Amerika: door de Amerikaanse Vrijheidsoorlog kwam de kolonie Amerika los van Engeland. Werd toen de VS. • Scheiding van machten: doorgevoerd in bestuur. • Geen grondrechten voor de slaven. • Na een burgeroorlog, werd in 1865 slavernij afgeschaft.
Burgers en Stoommachines • De tijd van de Industriële Revolutie in Europa, met alle gevolgen van dien Belangrijk om te weten: • De Industriële Revolutie begint in Engeland. • Opkomst fabrieken en groei van steden. • Arbeiders hebben het slecht. • NL was een constitutionele monarchie: koning, maar wel gebonden aan grondwet. • Liberalisme: rijke burgers die veel vrijheid willen • Opkomst socialisme: arbeiders die ook invloed willen; willen stemrecht. • Confessionelen: godsdienstige groepen wilden dat hun scholen ook geld kregen. • Feministen willen vrouwenrechten. 1919: vrouwenkiesrecht.
Vanaf 1870: Modern imperialisme: kolonies inpikken voor macht en handel. • Door nationalisme vond men dat zij dat wel mochten: blanken waren beter dan de rest. • Veel racisme in kolonies. • NL had Nederlands-Indië.