330 likes | 455 Views
Conférence de presse 18.03.2011. Persconferentie 18.03.2011. Kernboodschappen. Het is “bon ton” geworden om af te geven op grote bedrijven en multinationals (herstructureringen, notionele intrestaftrek, etc…)
E N D
Conférence de presse18.03.2011 Persconferentie 18.03.2011
Kernboodschappen • Het is “bon ton” geworden om af te geven op grote bedrijven en multinationals (herstructureringen, notionele intrestaftrek, etc…) • Hun dubbele ‘trekkersrol’ is nochtans cruciaal : industrieel en financieel (door relatief hoge lonen, en dito sociale en fiscale bijdragen) • Ons land moet ze meer aantrekken. Dat vereist een faire beeldvorming en een gunstig klimaat, vooral inzake fiscaliteit. • Fiscaal kunnen we en moeten we nog beter doen. We zijn verre van een “fiscaal paradijs” • De notionele intrest heeft zijn economisch nut bewezen, ook voor de KMO’s
87% du total de la valeur ajoutée ont été générés • par 10% des sociétés Bron: BNB
E&Y-barometer 2010 – Aantrekkelijkheidscriteria België haalt minder dan 50% tevredenheid voor 4 criteria • Flexibiliteit van het arbeidsrecht • Financiële hulp, subsidies en steunmaatregelen • Ondernemingsfiscaliteit • Arbeidskosten
Les grands mythes sur les intérêts notionnels • Les intérêts notionnels coûtent 5,8 milliards EUR à l’Etat belge • Les intérêts notionnels ont syphonné les recettes de l’impôt des sociétés • Les intérêts notionnels constituent l’alternative la plus couteuse • Les intérêts notionnels ne bénéficient pas aux PME • Les intérêts notionnels ne servent à rien • D’innombrables abus ont été commis
Selon le SPF Finances, les montants déduits s’élèvent à 7,735 milliards EUR en 2006, à 12,017 milliards EUR en 2007 et à 17,309 milliards EUR en 2008Ces montants correspondent à un coût brut théorique de 2,629 milliards EUR en 2006, de 4,085 milliards EUR en 2007 et de 5,883 milliards EUR en 2008. Le coût brut de la mesure est un mirage
Men moet kijken naar de netto kost van de maatregel ! • De FOD Financiën komt tot een raming van de netto kost van ongeveer € 900 miljoen voor 2006 en ongeveer € 2 miljard voor 2007 • Deze raming wijkt sterk af van die van de Nationale Bank die tot een netto kost komt die varieert van € 140 tot 360 miljoen in 2006 en van € 280 tot 770 miljoen in 2007 • Deze verschillen zijn niet tegenstrijdig, maar volledig verklaarbaar
NBB ging verder dan de FOD Financiën • Volgens de FOD Financiën zijn de nettokosten van de maatregel beslist lager dan geraamd, maar aangezien hij niet in staat was de terugverdieneffecten te berekenen, is hij gestopt bij het berekenen van de nettokosten VOOR terugverdieneffecten • De Nationale Bank heeft geprobeerd deze terugverdieneffecten te ramen, al erkent ze dat haar berekeningen slechts benaderend zijn = nettokosten NA terugverdieneffecten • Dit verklaart volledig het bestaan van verschillen tussen de FOD Financiën en de Nationale Bank : deze laatste heeft het werk van de FOD Financiën maar verder gezet
D’autres impacts ne sont pas encore pris en compte : • L’augmentation du taux d’imposition effectif des ex-centres de coordination (il s’agit de centaines de millions d’EUR) • Les coût d’opportunité : le coût de l’inaction aurait été largement supérieur au coût net des intérêts notionnels (départ des centres de coordination = coût estimé de 700 millions EUR, désancrage d’une grande partie des activités industrielles existantes, notamment les industries intensives en capital) • Les nouvelles mesures de compensation négociées depuis 2006 (tant en recettes - comme les plus-values sur Sicavs obligataires, la suppression des titres au porteur, le secret bancaire - qu’en dépenses - comme la norme de croissance des soins de santé)n’ont pas été intégrées dans le calcul du coût net de la mesure.
Evolution des recettes de l’ISOC • Fin 2007, les recettes étaient en évolution positive constante depuis la fin de la crise liée à l’éclatement de la bulle internet • Cette évolution était supérieure à celle de la croissance économique : entre 2002 et 2007, le PIB nominal a augmenté en moyenne de 4,9% par an et les recettes ISOC de 6,3% • La baisse constatée en 2008 (et qui se poursuit en 2009) est en ligne avec la chute brutale des résultats suite à la crise mondiale • L’impôt des sociétés est nettement plus conjoncturel que l’impôt des personnes physiques
Comparaison des taux d’imposition (UE) : voir tableau distribué • Sans les intérêts notionnels, une baisse du taux nominal à minimum 25% aurait été inévitable. Elle aurait coûté 2,7 milliards EUR et nous aurait simplement ramené dans la moyenne des pays concurrents • Les intérêts notionnels permettent à la fois de renforcer notre attractivité fiscale d’une manière unique dans le monde et de développer un secteur d’activité (les banques intra-groupes) pour lequel la Belgique a développé un savoir-faire inégalé et qui repose notamment sur l’existence d’un cluster financier (activités de back office) qui est le fruit de dizaines d’années d’efforts • Même avec les intérêts notionnels, notre taux taux implicite d’imposition est encore trop élévé (Eurostat). Une baisse du taux nominal en dessous de 30% reste nécessaire
Verdeling tussen ondernemingen • Voor het aanslagjaar 2008 hebben 44,83% van de vennootschappen de aftrek voor risicokapitaal gevraagd (44,22%, voor het aanslagjaar 2009) • Voor het aanslagjaar 2008 werden 57,56% van de aftrekken verricht door vennootschappen die de verlaagde KMO-tarieven genieten • Voor het aanslagjaar 2009, hebben deze KMO’s 925 Miljoen EUR afgetrokken (5,3% van het totaal van 17,3 miljard EUR??? zie echter de volgende slide !).
Bert Kruismans : de slimste mens ter wereld : “Ik mag misschien een artiest zijn, maar ik heb óók een bvba. En een goede boekhouder. En ik profiteer van de notionele interestaftrek. Sterker nog: ik ben er zeker van dat die maatregel ervoor heeft gezorgd dat heel wat Belgische bedrijven de crisis zijn doorgekomen.” (De Tijd – 12 februari 2011)
Renforcement des fonds propres • Les AR 15 et 150 avaient permis de récolter 310 milliards de BEF entre 1981 et 1982 • Les intérêts notionels ont permis de récolter plus de 350 milliards EUR de 2006 à 2008 (40 X plus !) • En 2009, l’indépendance financière a atteint 50,7% pour les GE (44,8% en 2005) et 37,1% pour les PME (35,7 % en 2005) • La BNB a mis en évidence fin 2010 les liens qui existent entre risque de défaillance et ratios financiers: plus l’indépendance financière est élevée, plus le risque de défaillance est faible.
Behoud activiteiten coördinatiecentra • Volgens de NBB (studie van 22 juli 2008) heeft de NID een trendommekeer teweeggebracht door bij de centra die hun erkenning hebben verloren de kapitaaluitstroom te beperken (sinds 2006 is de kapitaaluitstroom naar het buitenland gestopt) • Daarnaast is er een duidelijke toename van het aantal andere financieringsvennootschappen van internationale groepen • Toch dreigt bijna 400 miljard EUR tegen eind 2011 uit België weg te vloeien als de politieke onzekerheid rond het behoud van het systeem niet snel wordt weggenomen
Misbruiken en controles • Een circulaire van 3 april 2008 becommentarieert de antimisbruikmaatregelen die op de notionele interest van toepassing zijn • Op 13 maart 2008 werd een taskforce opgericht die op 30 juni 2008 een rapport uitbracht over klassieke toepassingsgevallen die grondig zouden moeten worden gecontroleerd • Vervolgens selecteerde de BBI (die geen geval van duidelijke fraude opmerkte) 51 dossiers, wat leidde tot een vermeerdering van de belastbare grondslag, met instemming van de belastingplichtigen, met 63 miljoen EUR (dit is max 21,4 miljoen EUR belastingen).
Misbruiken en controles • Bij gewone controles ( AOIF) werden 8.817 dossiers geselecteerd voor de aanslagjaren 2007 tot 2009, wat leidde tot een vermeerdering van de belastbare grondslag met instemming van 53 miljoen EUR (of max 18 miljoen EUR belastingen). • De totale vermeerdering van de belastbare grondslag met instemming beloopt 119,5 miljoen EUR, dit is 0,32% van het totale bedrag van de notionele-interestaftrek voor de betrokken 3 jaren: dus verre van de door sommigen genoemde kolossale bedragen
Quelques conclusions 1. S’attarder au coût brut théorique est unemalhonnêtetéintellectuelle 2. 60% des intérêtsnotionnelsbénéficient au secteur des banquesintra-groupes : çarapporte au lieu de coûter 3. Le coût net de la mesure est surestimé. Ildevientmêmenégatif si l’ontientcompte de toutes les mesures de compensation et du coûtd’opportunité (coût du départ des Centres de coordinationévalué à 700 millions EUR en 2004) 4. L’évolution des recettes de l’ISOCconfirmeque la réforme des intérêtsnotionnels a étébiendigérée 5. Sans les intérêtsnotionnels, letauxnominal de l’ISOCauraitdûêtreréduit à 25%, avecuncoût brut de 2,7 milliards EUR Le coût de l’inactionauraitétélargementsupérieur au coût de l’action (Stern)
Enkele conclusies 6. Gebruik door KMO’s is perfect in balans. Stemmingmakerij stoelt op niets 7. Misbruiken ? Veel grondige controles. Enkele rechtzettingen (0,32%v.d. aftrek). Geen enkele vaststelling van fraude Echte agenda : meer fiscale inkomsten halen bij de bedrijven 8. Versterking van financiële ruggepraat net voor de crisis : duizenden jobs gered 9. Verankering van kapitaalsintensieve industrie 10. De NI is onze ‘uniquesellingproposition’ in het buitenland We zijn helemaal geen fiscaal paradijs en de notionele intrest is een slimme en broodnodige maatregel