80 likes | 189 Views
3.2 Betrekkelijk, vragend en onbepaald voornaamwoord. Leer St. 5D en 5E. Oef. a p. 45 1. In één of andere grot wordt een man opgesloten, die Aristomenes heet. a) onbep. vnw.: geen accent op 1 ste i b) betr. vnw. c) dat. bezit bij < ejstin > m. enk.: antecedent ajnhr = m. enk.
E N D
3.2 Betrekkelijk, vragend en onbepaald voornaamwoord
Oef. a p. 45 1. In één of andere grot wordt een man opgesloten, die Aristomenes heet. a) onbep. vnw.: geen accent op 1stei b) betr. vnw. c) dat. bezit bij < ejstin > m. enk.: antecedent ajnhr = m. enk.
2. Het dier dat hij dichtbij ziet, is een vos. a) betr. zin b) acc.: LV bijoJra/
3. Hij weet niet welke dieren in de grot zijn. a) vrag. vnw. b) nom. o. mv.: bijg. adj. bijzw/a c) wat weet hij niet? d) een compl. zin (vwpszin)
4. Al wie daar opgesloten werd, stierf na een tijdje. a) (veralgemeend) betr. vnw. b) nom. m. enk.: ond. katekleieto
Oef. 3.2 b. 1. aan/voor welke mensen? 2. van sommige vijanden 3. Al wie er is,... 4. De maaltijd, die...5. Wat vraagt hij jou? 6. Al wie hij ontmoet,... 7. De jongens, voor wie... rest: thuis (8-15)
Oef. 3.2 g. 1. Hij vraagt wie dat gedaan heeft. vrag. vnw. 2. Al wie hij op straat zag, beschouwde hij als zijn vijand. betr. vnw. 3. Ik neem de wijn, die hij me geeft, heel graag aan. betr. vnw.