1 / 5

Het bezittelijk voornaamwoord zelfstandig gebruikt

Het bezittelijk voornaamwoord zelfstandig gebruikt. Les pronoms possessifs. Even opfrissen…. Een bezittelijk voornaamwoord wordt meestal gevolgd door een z.n. Mijn boek  mon livre Jouw jas  ton blouson Zijn vader  son père Schema bezitt. vnw.

Download Presentation

Het bezittelijk voornaamwoord zelfstandig gebruikt

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Het bezittelijk voornaamwoord zelfstandig gebruikt Les pronoms possessifs

  2. Even opfrissen… • Een bezittelijk voornaamwoord wordt meestal gevolgd door een z.n. • Mijn boek mon livre • Jouw jas  ton blouson • Zijn vader  son père • Schema bezitt. vnw.

  3. Maar een bezittelijk vnw. kan ook zelfstandig gebruikt worden, het wordt dan niet gevolgd door een zn. • Het is niet zijn kamer maar de mijne. • Ce n’est pas sa chambre mais la mienne. • Deze auto is de zijne. • Cette voiture est la sienne.

  4. Het bezittelijk vnw. past zich aan het woord waarnaar het verwijst: cettemaison est lamienne v v Le mien la mienne Le tien la tienne Le sien la sienne Le nôtre la nôtre Le vôtre la vôtre Le leur la leur Les miens les miennes Les tiens les tiennes Les siens les siennes Les nôtres Les vôtres Les leurs Le la Les (m) les(v)

  5. Vertaling in het Nederlands: • Le mien, la mienne, les miens, les miennes de/het mijne • Le tien, la tienne, les tiens, les tiennes de/het jouwe • Le sien, la sienne, les siens, les siennes  de/het zijne/hare • Le nôtre, la nôtre, les nôtres de/het onze • Le vôtre, la vôtre, les vôtres die/dat van u/jullie • Le leur, la leur, les leurs die/dat van hun

More Related