1 / 48

Het nieuwe denken over competenties en de opleiding van begeleiders

Het nieuwe denken over competenties en de opleiding van begeleiders. Wat we uit de Vlaamse context kunnen leren. Prof. F. Laevers Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs K.U. Leuven. Situatieschets. A.

alec
Download Presentation

Het nieuwe denken over competenties en de opleiding van begeleiders

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Het nieuwe denken over competenties en de opleiding van begeleiders Wat we uit de Vlaamse context kunnen leren Prof. F. Laevers Expertisecentrum voor Ervaringsgericht Onderwijs K.U. Leuven

  2. Situatieschets A • It was not until 1997 that the training course ‘Childcare’ – focusing on the hygienic aspects of care – was reformed and was extended by one year. • “The technical interpretation of professionalism within the secondary training course ‘Childcare’ is one of the causes of this process of deprofessionalization.” • “The reform was not successful in forming ‘reflective professionals’ who would fulfil the new construction of professionalism as described in the literature.” [Jan Peeters]

  3. Situatieschets • Een paradoxale situatie  Hogere kwaliteitseisen  Een opleiding die geen gelijke tred houdt Vrijmaking van de ‘markt’ • Welke opleiding is er nodig? • Geen analyse van de opleiding zelf • Het nieuwe denken over competenties • De invulling van kwaliteit • Wat er hiervan gerealiseerd wordt

  4. Het nieuwe denken over competenties B • Een paradigmashift • Een duidelijke boodschap: ontevredenheid met wat de school voortbrengt

  5. Competentieontwikkelend onderwijs • Definitie “De basisgedachte van competentiegericht leren is dat kennis of vaardigheden niet in isolatie moeten worden aangeboden aan leerders. (-) In het begrip competentie zit besloten dat er een relatie tot stand wordt gebracht tussen deze drie elementen van leren: kennis, vaardigheden en praktijk.” (Janse & Koole; Nedermeijer & Pilot 2000)

  6. Competentieontwikkelend onderwijs • Niet het leren is het punt, maar wel hoe het geleerde te gebruiken • Competentie: een complex geheel

  7. Competentieontwikkelend onderwijs “Hier ligt een terrein dat als parking heringericht moet. Ontwerp een grondplan met markering waarop een maximaal aantal wagens een plaats kunnen vinden.” [een voorbeeld uit het ‘realistisch wiskunde- onderwijs]

  8. Competentieontwikkelend onderwijs • Niet het leren is het punt, maar wel hoe het geleerde te gebruiken • Competentie: een complex geheel • Competenties zijn ‘life skills’ • Bloom’staxonomy ‘revisited’ • Het begrip ‘Elders Verworven Competenties’ • De multiple intelligenties • Het concept impliciet leren en ‘stealth education’

  9. Competentieontwikkelend onderwijs ‘stealth education’ (en bijv. computer games)

  10. Intuïtieve intelligentie als competentie Steve Fossett is er als eerste in geslaagd een non-stop solo ballonvlucht rond de aarde te maken. De meteorologische begeleiding werd verzorgd door twee Belgische weerkundigen van het KMI in Ukkel, Luc Trullemans en David Dehenauw.

  11. Wat is een kwaliteitsvolle kinderopvang? C • ZiKo als graadmeter Zelf-evaluatie Instrument voor de Kinderopvang • Welke ‘kwaliteit’ moet een begeleider kunnen ‘leveren’?

  12. Drie invalshoeken OUTPUT Doelen Effect CONTEXT Aanpak Principes PROCES   WELBEVINDEN BETROKKENHEID

  13. Hoe maken de kinderen het? • Welbevinden Betrokkenheid

  14. ZiKo: de schaal voor betrokkenheid • Score 1 • Het kind vertoont nagenoeg geen activiteit • Score 3 • Er is de hele tijd activiteit, maar zonder echte concentratie • Score 5 • Het kind is ononderbroken bezig en gaat sterk op in de activiteit

  15. Betrokkenheid observeren Betrokkenheid aan stuur

  16. Scanning procedure Scanning betrokkenheid

  17. aanbod begeleidersstijl organisatie AANPAKVARIABELEN sfeer en relatie ruimte voor initiatief Welbevinden Betrokkenheid Factoren in het kind Bijzondere omstandigheden

  18. ZiKo: de aanpakfactoren • Het aanbod • Hoe rijk is de omgeving? • De sfeer • Heerst er een positief groepsklimaat? • De ruimte voor initiatief • Over hoeveel vrijheid beschikken kinderen? • De begeleiderstijl • Hoeveel inlevingsvermogen is er in de omgang met kinderen? • De organisatie • Is de organisatie afgestemd op het kind?

  19. Efficiënte organisatie Organisatie

  20. Hoe kwaliteitsvol is de opvang? D

  21. Resultaten [1] hoeveel welbevinden?

  22. Welke norm?

  23. Resultaten [2] hoeveel betrokkenheid?

  24. Resultaten [3] variatie in welbevinden Gemiddelde voor welbevinden per voorziening [aantal: 379]

  25. Resultaten [4] variatie in betrokkenheid Gemiddelde voor betrokkenheid per voorziening [totaal: 389]

  26. Resultaten [5] variatie in aanpak

  27. Resultaten [6] variatie in aanpak Aanpakfactoren: som van de scores per gescande groep [aantal: 691] Legende: -5 = een score -1 voor elk van de 5 factoren -4 = vb. : een score -1 voor 4 factoren en een score 0 voor 1 factor +5= een score +1 voor elk van de 5 factoren

  28. Veel initiatief van de BG Gestructureerde aanpak Procesgerichte aanpak Weinig initiatief van de kinderen Veel initiatief van de kinderen Verzorgende aanpak ‘Laisser-faire’ Weinig initiatief van de BG

  29. Verzorgende aanpak • Vaak lage betrokkenheid • Open ruimte, weinig rijke omgeving • Aanbod wordt gedoseerd, aangebracht door begeleiding • Er wordt ‘opgelet’, weinig stimulerende tussenkomsten naar de kinderen toe

  30. Begeleiderstijl Vingerverf

  31. Gestructureerde aanpak • Betrokkenheid is matig • Begeleiding stimuleert zeer veel • Activiteiten/aanbod wordt door de begeleiding bepaald met het oog op de ontwikkeling van het kind. Het gaat meestal om geleide activiteit • Kinderen worden vaak afhankelijk van de begeleiding om nog tot spel te komen.

  32. Laisser-faire aanpak • Betrokkenheid is eerder matig • Ruimte is vaak leuk, er is heel wat, en gedifferentieerd materiaal aanwezig • Vaak en gemis aan structuur en overzicht • Begeleiding is meestal op de achtergrond aanwezig en laat de kinderen hun gang gaan

  33. Procesgerichte aanpak • Betrokkenheid van de kinderen is eerder hoog • De ruimte is rijk en gedifferentieerd ingericht. Het materiaal is toegankelijk voor de kinderen • De begeleiding komt geregeld stimulerend tussen, speelt mee, geeft ideeën die het spel verrijken, probeert aan te sluiten bij de interesse van het kind

  34. Begeleiderstijl Fruit op stick

  35. Waarnemingen

  36. Aanbod • Hoekjes? • Ja maar, ik bepaal wel wanneer ze open zijn, en zeker niet allemaal tegelijk. • We hebben het eens geprobeerd en we merken dat de kinderen nu ‘echt’ spelen. • Ermee werken heeft een invloed op de stijl: er wordt nu meer ‘in’ de hoekjes gezeten, en meegespeeld met de kinderen

  37. Initiatief • Robbe wil dennennaalden ‘plukken’ en kruipt op een steen om er beter bij te kunnen. De BG maant hem aan om voorzichtig te zijn en waarschuwt hem, maar grijpt niet onmiddellijk in. Pas wanneer ze ziet dat het hem echt niet lukt gaat ze een extra handje helpen.

  38. Organisatie • Een verhaaltje lezen doen we met twee: een persoon leest, de andere let op…

  39. Begeleiderstijl • Kinderen houden na het drinken de bekers omhoog • BG1:Hebben we dat zo geleerd? Zet de bekers terug op tafel. • BG2: Ha, ik zie dat jullie gedaan hebben met drinken, geef maar hier, ik zet ze weg. • BG3: Jullie mogen de bekers zelf terug op de kar zetten, kijk zo…

  40. Sfeer • Een mooie dag buiten: ‘Pin’ roepen twee peuters, wijzend naar de boom. De BG komt kijken: Pim de fantasiekabouter? Nee, Spin op de boom, ontdekt nu ook de BG. Ze vertelt over de spin, en al snel staan er meerdere peuters mee te luisteren

  41. Welke competenties in de opleiding? E • Vakmanschap & meesterschap • Zelfvertrouwen & positief zelfbeeld • Een exploratieve ingesteldheid • Het perspectief van kinderen kunnen innemen • m.b.t. gevoelens • m.b.t. motieven • m.b.t. percepties en cognities

  42. Stimulerende stijl Lopen met badjes

  43. Welke competenties in de opleiding? E • Vakmanschap & meesterschap • Zelfvertrouwen & positief zelfbeeld • Een exploratieve ingesteldheid • Het perspectief van kinderen kunnen innemen • m.b.t. gevoelens • m.b.t. motieven • m.b.t. percepties en cognities • Communicatievaardigheid • Zelfsturing en ondernemingszin • Kunnen reflecteren

  44. Hoe de opleiding vormgeven? F • Plaats voor het pedagogische in het curriculum • Ruimte voor initiatief inbouwen rond haalbare opdrachten m.b.t. het ‘vak’ • De werkelijkheid centraal plaatsen in observatie en reflectie • Veel investeren in actieve en expressieve communicatie • Welbevinden en betrokkenheid als richtsnoer

  45. Slot WAAROM?

  46. Maatschappelijk belang • Enorm potentieel • Preventie • Brain studies • Ontwikkelingsdomeinen • Zelfvertrouwen en gave emotionele ontwikkeling • Sociale competentie • Taal en communicatie • Begrijpen van de fysische wereld en technologie • Zelfsturing en ondernemingszin

  47. Peuters als partners De fluitspelers

More Related