1 / 25

Historisch overzicht paragraaf 6.1

Historisch overzicht paragraaf 6.1. Einde Koude Oorlog. 1985. Sovjetunie: Gorbatsjov komt aan de macht. Economie in Sovjetunie was slecht: Wapenwedloop was niet meer te betalen. Te kort aan landbouw- en industrieproducten Vijfjarenplannen waren mislukt Niet iedereen had gelijke rechten.

alta
Download Presentation

Historisch overzicht paragraaf 6.1

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Historisch overzicht paragraaf 6.1 Einde Koude Oorlog

  2. 1985 • Sovjetunie: Gorbatsjov komt aan de macht. • Economie in Sovjetunie was slecht: • Wapenwedloop was niet meer te betalen. • Te kort aan landbouw- en industrieproducten • Vijfjarenplannen waren mislukt • Niet iedereen had gelijke rechten

  3. Veranderingen • Gorbatsjov komt met veranderingen: • Perestrojka: • Politieke en economische veranderingen.

  4. Economisch: • Invoeren van markteconomie: • Wet van vraag en aanbod bepaalt de prijs van een product • Kleine privébedrijven mochten ontstaan • Zelf prijzen bepalen; concurrentie • Wèl vijfjarenplannen

  5. Politiek: • Nieuwe grondwet • Verkiezingen • Meer openheid van bestuur: Glasnost. • Vrije meningsuiting

  6. Buitenlandse politiek • Kon militairen in het buitenland niet meer betalen • Trok soldaten terug uit Afghanistan 1988. • Ontwapening: SU ging onderhandelen met VS om bepaalde kernraketten af te schaffen

  7. 1989 • Koude oorlog is voorbij! • Maar wat nu met Oost-Europa? • Tot 1989: bij problemen kwam SU helpen met leger. • Vanaf 1989: SU zegt: je moet zelf voor je communistische regering zorgen. SU kan niet helpen.

  8. Vanaf toen • Alle landen in Oost-Europa wilden onafhankelijk zijn. • Juni 1989: Polen: vrije verkiezingen. Communisme verliest • Sept 1989: Hongarije: Communisme verliest verkiezingen. • Nov 1989: bevolking Oost-Duitsland wil van muur af. Massale demonstraties.

  9. 9 november 1989 • Berlijnse muur werd gesloopt:

  10. Duitsland werd weer 1 land

  11. Nov 1989: Tsjechoslowakije: vrije verkiezingen. • Nov 1989: Bulgarije. Communisme verliest verkiezingen. • Dec 1989: vrije verkiezingen na revolutie.

  12. Na de val van de muur: • Duizenden mensen vertrokken van Oost naar West Duitsland. • Daar was luxe en mooie winkels. • In Oosten; veel armer, staat bepaalde lonen. • Na val van de muur: 2000 ossies vertrokken per dag naar Westen. • Dit was een ramp voor Oost-Duitsland: liep leeg.

  13. Oplossing • West-Duitsland bondkanselier Kohl: • Oplossing: 2 landen weer samenvoegen. • Maar oosten moest eerst democratisch worden met verkiezingen. • Nieuwe regering most dan stemmen over hereniging. • Duitse eenwording • 2e voorwaarde Kohl: • Heel Duitsland zou lid blijven van NAVO • Iedereen akkoord.

  14. Problemen: • Teveel mensen vertrekken naar Westen • Oosten raakte arbeiders kwijt. • Fabrieken stonden stil • Fabrieken moesten overschakelen van planeconomie naar markteconomie. (leidde tot veel ontslagen) • Bussen reden niet meer • Oosten: slechter milieu. • Oost-Duitsland: economische ramp. • Westen: • Teveel mensen kwamen binnen: • Werk nodig, huis nodig, voedsel. • Om al deze problemen op te lossen: belastingverhoging, want ze hadden miljarden nodig.

  15. Onrust • Belastingverhoging leidde tot onrust in westkant van Duitsland. • Opkomst neonazi’s.

  16. Oostblok • Oostblok was nu onafhankelijk • Maar wel nog problemen: volken wilden zich afsplitsen: • Tsjechoslowakije: in 2: Tsjechië en Slowakije. • Joegoslavië: Kroatië, Slovenië en Bosnië-Herzegovina. • Serven wilden 1 land: leidde tot burgeroorlog

  17. Sovjetunie • Voedselprijzen stegen • Meer ontevredenheid • 1991: sommige deelrepublieken (provincies) willen los komen. • Zij verklaarden zich onafhankelijk • President van de SU was overbodig. • Gorbatsjov verdwijnt. • Nieuwe president van Rusland: Jeltsin. • Sovjetunie bestaat niet meer

  18. Hoe nu verder: • 1990: einde communisme in SU. • Oost-Europa was nu vrij • Werden nu democratische landen. • VS heeft Koude Oorlog gewonnen. • VS: enige supermacht nog over. • Communisme bleef bestaan in China, Noord-Korea, Noord-Vietnam en Cuba.

  19. VS: • Dachten dat communisme wel zou verdwijnen • Democratie, kapitalisme en vrijheid zijn de basis voor “the American way of life”. • Maar toch nieuwe problemen: • Afrika en Midden-Oosten: • Meer islamitische fundamentalisten. • Zij keerden zich tegen de westerse invloed.

  20. Vanaf jaren ‘80 • Terrorisme wordt een bedreiging. • 11 september 2001: WTC aanval. • Daders: Al-Qaida, moslimfundamentalisten. • Zij zijn tegen westerse invloed op islamitische landen. • VS is nu alleen maar bezig met strijden tegen fundamentalisten, en niet tegen communisme.

  21. Verdragen: • NAVO bestaat nog, Warschaupact is opgeheven. • NAVO was niet meer echt nodig, maar heeft nu andere taak: • VN helpen met militaire steun. • Vechten tegen terrorisme. • NAVO wordt groter: nieuwe leden.

  22. Einde par 1

More Related