1 / 14

§3.7 Krachten in het dagelijks leven

De volgende begrippen komen aan de orde. -. Massa. -. Dichtheid. §3.7 Krachten in het dagelijks leven. -. Zwaartekracht. -. Gewicht. -. Normaalkracht. -. Wrijvingskracht. Deze begrippen worden toegepast bij. -. Hellende vlakken. -. Voorwerpen vooruit trekken. definitie.

booth
Download Presentation

§3.7 Krachten in het dagelijks leven

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. De volgende begrippen komen aan de orde - Massa - Dichtheid §3.7 Krachten in het dagelijks leven - Zwaartekracht - Gewicht - Normaalkracht - Wrijvingskracht Deze begrippen worden toegepast bij - Hellende vlakken - Voorwerpen vooruit trekken

  2. definitie Het aantal deeltjes in een stof bepaalt de massa Massa protonen Het aantal hiervan bepaald de massa molekulen atomen neutronen elektronen symbool m (M = moment !) standaardeenheid Kilogram (kg) meetinstrument balans bovenweger (weegschaal) Massa blijft constant: opmerkingen Vallend voorwerp - Drijvend voorwerp - - Voorwerp op andere planeet

  3. definitie De massa per volume eenheid Dichtheid symbool ρ Rho 1 m3 1 m3 1 m3 1 m3 1 m3 eikenhout water helium goud aluminium 0,18 kg 19,3103 kg 2,7103 kg 0,78103 kg 1,0103 kg in kg m = massa standaardeenheid m formule in m3 V = Volume ρ= Kg/m3 V ( kg.m-3) ρ= dichtheid in kg/m3 Bereken de massa van 400 cm3 aluminium Bereken het volume van 2000 g eikenhout m 2,0 m m   ρ= ρ= 2,7103 = 0,78103 = 4,010-4 V V V m = 1,1 kg V = 2,610-3 m3

  4. Zwaartekracht Dit is de kracht waarmee een planeet aan een voorwerp trekt definitie symbool FZ ook vaak Fg (g staat voor gravitation) standaardeenheid Newton (N) meetinstrument Veerunster g = zwaartekrachtsversnelling formule FZ = m x g m = massa gaarde = 9,81 m/s2 in kg gmaan = 1,62 m/s2 gmars = 3,73 m/s2 gjupiter = 25,51 m/s2

  5. Richting: De richting van de zwaartekracht is altijd naar het middelpunt van de planeet gericht FZ FZ aarde FZ Fz Fz Fz Fz Fz opmerkingen aan oppervlakte FZ = m x g FZ Hoe verder van de aarde, hoe kleiner de zwaartekracht Aangrijpingspunt: De zwaartekracht grijpt altijd aan in het Massamiddelpunt van het lichaam Maar zo Niet zo Of zo

  6. gewicht Het gewicht van een voorwerp is in de natuurkunde niet hetzelfde als de massa van een voorwerp. Een voorwerp kan wel gewichteloos worden, maar niet massaloos Het gewicht van een blokje = 5 kg, is absoluut verkeerd De kracht die het voorwerp uitoefent op het vlak waar het op rust of waar het aan hangt. Definitie gewicht: In veel gevallen (bij rust op een vlak) geldt: Dit geldt echter niet bij: Vallende voorwerpen Voorwerpen die omhoog of omlaag - Versnellen Vertragen - FZ b.v. In een lift Gewicht = Zwaartekracht (FZ) Dus het gewicht van het blokje = 50 N (g = 10 m/s2 genomen)

  7. Normaalkracht definitie De kracht waarmee het ondersteunend vlak loodrecht tegen het voorwerp duwt symbool FN Voorbeeld tafel FN FN Waarschijnlijk krijgt de tafel de normaalkracht niet “opgebracht” FN FZ FZ FZ

  8. FN FZ is in alle 3 de situaties even groot Normaalkracht bij hellend vlak Naarmate de helling groter wordt zal de FN kleiner worden. FZ FN FN FZ FZ

  9. definitie Dit is de kracht die tussen 2 oppervlaktes ontstaat. wrijvingskracht Deze is altijd tegengesteld aan de bewegingsrichting. De grootte van de wrijvingskracht hangt onder andere af van: - Soort oppervlaktes - De normaalkracht (FN) Deze is weer afhankelijk van FZ en dus ook massa - De snelheid (v) Kist vooruit duwen met een spierkracht FSP symbool FW FSP FSP FSP FW FW FW De persoon duwt niet hard genoeg. De persoon duwt zo hard, dat de kist op het punt staat om te gaan bewegen De persoon duwt harder, dan de maximale wrijvings- kracht. Kist blijft in rust FR = 0N FR > 0N FR = 0N FS = FW Kist gaat eenparig versneld bewegen FS = FW FW = maximaal

  10. Als een voorwerp op een hellend vlak in rust ligt (dus FR =0N) dan spelen de volgende drie krachten een rol: FN FW F2 F1 FZ Hellend vlak - Zwaartekracht (FZ) Naar het middelpunt v/d aarde gericht - Wrijvingskracht (FW) Tegengesteld aan de bewegingsrichting - Normaalkracht (FN) Loodrecht uit het vlak Hoe groot zijn deze krachten ? Stap 1 Bereken FZ en teken deze Stap 2 Ontbind de FZ in een F1 en F2 Stap 3 Teken FW even lang als F2 Stap 4 Teken FN even lang als F1 Hoeveel krachten werken er nu ? Dit zijn er 3, immers zijn F1 en F2 de vervangende van FZ Je kunt nagaan dat de FR (resulterende kracht) = 0 !

  11. FN = 28N Fw= 13N m = 4kg FR= 15N Wrijvingskracht en normaal kracht toegepast op een hellend vlak v.b. 1 F2= 28N F1= 28N FZ= 40N 450 Er wordt een kogel met een massa van 4 kg op een helling van 450 vast gehouden. Na het loslaten gaat de kogel versneld langs de helling omlaag. Er blijkt een resulterende kracht van 15N langs de helling te werken. Teken alle krachten die er op de kogel werken en bepaal de grootte van de wrijvingskracht.

  12. Eerst wrijvingskracht bepalen tussen voorwerp en het oppervlak bij 300 en een constante snelheid omlaag. Met constante snelheid omhoog bewegen langs hetzelfde oppervlak en dezelfde helling dus werkt er dezelfde FWals links maar wel OMLAAG Voorbeeld 2 FN = 52N FN = 52N Fspier= 60N Fw= 30N m = 6kg m = 6kg F1= 30N F1= 30N Fw= 30N 300 300 F2= 52N F2= 52N FZ= 60N FZ= 60N Er wordt een blok met een massa van 6 kg met een constante snelheid langs een helling van 300 omhoog getrokken. Teken alle krachten die op dit blok werken en bepaal de grootte van de spierkracht.

  13. Als een voorwerp over een vlak schuin omhoog met één snelheid (dus FR =0N) wordt voortgetrokken, spelen de volgende krachten een rol: F1 Fs FW FN F2 FZ Kist schuin omhoog over vlak getrokken - Spierkracht (Fs) Schuin omhoog naar rechts - Zwaartekracht (FZ) Naar het middelpunt v/d aarde gericht - Wrijvingskracht (FW) Tegengesteld aan de bewegingsrichting - Normaalkracht (FN) Loodrecht uit het vlak Hoe groot zijn deze krachten ? Stap 1 Teken de FS Stap 2 Bereken FZ en teken deze Stap 3 Ontbind de FS in een F1 en F2 Stap 4 Teken FW even lang als F2 Stap 5 Teken FN ,zodanig dat : FN+ F1 = FZ (dus FN= FZ- F1) Hoeveel krachten werken er nu ? Dit zijn er 4, immers zijn F1 en F2 de vervangende van FS Je kunt nagaan dat de FR (resulterende kracht) = 0N !

  14. Toepassing met voorwerp vooruit trekken FN = 147N m = 12kg 1100 F1= 75N F2= 27N Fspier= 80N Fw= 75N Een kogel met een massa van 12 kg wordt met een spierkracht (Fspier) van 80 N met een constante snelheid voortgetrokken. De Hoek waaronder de spierkracht werkt is 1100. Teken alle krachten die op de kogel werken en bepaal hoe groot de normaalkracht is. FZ= 120N

More Related