100 likes | 361 Views
Nederlands – Mondelinge taalvaardigheid Spreekvaardigheid. Les 33 Dit wordt mijn spreekbeurt. Leerjaar 1. Doel van de les. Je bereidt je voor op een spreekbeurt Je houdt een spreekbeurt Eventueel: Je gebruikt plaatjes of voorwerpen tijdens de spreekbeurt. 2. Wat weet je al?.
E N D
Nederlands – Mondelinge taalvaardigheid Spreekvaardigheid Les 33 Dit wordt mijn spreekbeurt Leerjaar 1
Doel van de les • Je bereidt je voor op een spreekbeurt • Je houdt een spreekbeurt Eventueel: • Je gebruikt plaatjes of voorwerpen tijdens de spreekbeurt 2
Wat weet je al? Je kunt over alledaagse dingen vertellen 3
Introductie Voorbereiding van een spreekbeurt • Kies een onderwerp dat je leuk vindt! • Zorg voor een goede opbouw • Verzamel informatie • Schrijf de tekst van je spreekbeurt uit • Maak een samenvatting: je eigen spiekbriefje • Maak een ppten/of zorg voor plaatjes en voorwerpen om te laten zien • Oefen je spreekbeurt Begin op tijd! 4
Instructie Bouw je spreekbeurt goed op • Maak een woordweb van je onderwerp. Wat wil je vertellen? • Maak van elk onderwerp in je woordweb een hoofdstuk • Bedenk een goede volgorde voor de hoofdstukken • Verplaats je in de positie van de luisteraar: hij weet nog niets van het onderwerp • Begin bij het begin! 5
Instructie Werk je spreekbeurt uit • Verzamel informatie over de hoofdstukken van je spreekbeurtKijk op internet en zoek naar boeken (in de bibliotheek) • Schrijf je hele spreekbeurt uit • Lees de tekst een keer voor. Is je spreekbeurt niet te lang en niet te kort? • Maak een samenvatting van de tekst: je eigen spiekbriefje • Maak een ppt en/of zorg voor plaatjes en voorwerpen om te laten zien 6
Instructie Oefen je spreekbeurt • Oefen je spreekbeurt! Bijvoorbeeld voor de spiegel, voor je ouders of voor je broer of zus • Houd de tijd bij. Is je spreekbeurt niet te lang en niet te kort? • Laat tijdens het oefenen ook de ppt en/of je plaatjes en voorwerpen zien • Klopt alles? • Zo niet, verbeter je spreekbeurt nog een beetje! 7
Begeleid inoefenen Kies een onderwerp Bijvoorbeeld: • Een hobby, een verzameling • Een sport • Een (huis)dier • Een ervaring of gebeurtenis (vakantie, activiteit ...) • Een muziekinstrument • Een beroep • Voedsel • Een beroemdheid uit de geschiedenis • Een aardrijkskundig of natuurkundig onderwerp (vulkanen, elektriciteit) • Een organisatie (Rode Kruis, Wereldwinkel) 8
Verwerking Maak het werkblad Je spreekbeurt uitwerken 9
Terugblik • Wat vond je van de opdrachten? • Vond je de opdrachten moeilijk of makkelijk? • Waarom? • Wat heb je geleerd? 10