310 likes | 463 Views
Publieke Zaak. Publieke Zaak. OR versus Georganiseerd Overleg.
E N D
Publieke Zaak Publieke Zaak
Nu wordt er in 430 gemeenten nog een Georganiseerd Overleg (GO) gehouden. Daarnaast vinden bij alle Waterschappen ook GO overleggen plaats. In een GO voeren vakbondsleden namens de bonden overleg met de werkgever over secundaire arbeidsvoorwaarden. Het gaat om uitvoeringsregelingen vanuit de Cao. Denk daarbij aan een reiskostenregeling, een ontwikkelbudget, een fietsregeling, de ontwikkeling van een cafetariamodel enz. Het gaat daarbij altijd om financiële middelen. Daarnaast worden bij reorganisaties ook sociaal plannen uitonderhandeld in het GO.
GO overleggen hebben een structureel karakter en vinden minimaal 2x per jaar plaats. Dit kan overigens variëren tot bijna een wekelijks overleg. Voornamelijk vakbondsbestuurders met regionale taken zijn bij deze GO overleggen aanwezig en treden op als adviseur van de plaatselijke kaderleden. Naast het GO functioneert de OR. De OR is verantwoordelijk voor alle overige afspraken die onder de WOR (Wet op de Ondernemingsraden) vallen.
In de Zorg kennen ze het fenomeen GO overleg in zijn geheel niet. Hier spreekt de OR eigenlijk alle regelingen met de werkgever direct af. Vaak zonder tussenkomst van de vakbonden. In de OR zitten wel mensen namens de vakbond, ze zijn immers via kieslijsten gekozen. Echter in de praktijk zie je dat deze kaderleden verder van de vakbond af staan. Daarnaast komt het steeds vaker voor dat een OR uit alleen maar ongeorganiseerde leden bestaat, waardoor er geen enkele band is met de vakbond.
De bestuurders met regionale taken hebben in de praktijk minder frequent contact met de kaderleden in de OR. Wanneer er een sociaal plan afgesloten moet worden, worden de vakbonden wel aan tafel gevraagd om dit af te sluiten.
In de rapportage ‘Brede heroverwegingen Openbaar Bestuur’, met als doel de bezuinigingstaakstelling voor de Overheid in beeld te brengen van april 2010, wordt voorgesteld het aantal gemeenten drastisch te verminderen. Dit zou ook een mooie gelegenheid kunnen zijn om eens kritisch te kijken naar de overlegstructuur. Immers een GO naast een OR kost veel extra tijd en dus geld.
Stelling In het kader van noodzakelijke bezuinigingen binnen onder andere de Lagere Overheden, moeten alle Georganiseerde Overleggen opgeheven worden en moet dezelfde structuur worden geïntroduceerd zoals nu gebruikt wordt in de Zorg.
Vakbonden versus OR Bij grote organisaties worden bij reorganisaties ingewikkelde sociale plannen afgesproken. Onder deze sociale plannen liggen vaak nog ingewikkelder uitvoeringsregelingen. Van de OR-en wordt vervolgens verwacht de regelingen te vertalen naar de werkvloer. Tevens wordt vanuit deze regelingen vaak nog een verdere uitwerking verwacht, en deze verantwoordelijkheid ligt bij de OR-en.
Daarnaast is het ook nog eens zo dat een sociaal plan afgesproken wordt voor het hele bedrijf, maar dat binnen dat bedrijf weer verschillende onderdelen, met een eigen OR verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het sociaal plan.
Dit gaat vaak goed, maar helaas niet altijd. Dit is zeker niet aan de OR-en zelf te verwijten, want wat je in de praktijk vaak ziet is dat de verantwoordelijk leidinggevende de afgesproken regelingen niet goed begrijpen waardoor er een onjuiste uitvoering aan de gemaakte afspraken wordt gegeven.
Rechtbank uitspraak I: Eisers hebben aangevoerd dat de vaststelling van de functielijst moet worden gezien als een wijziging van een secundaire arbeidsvoorwaarde, waarvoor de instemming van de ondernemingsraad vereist is.
De rechtbank stelt vast dat artikel 27, eerste lid, aanhef en onder c, van de WOR betrekking heeft op besluiten tot vaststelling, wijziging of intrekking van een belonings- of een functiewaarderingssysteem. In het vijfde lid van dit artikel staat dat een besluit als bedoeld in het eerste lid, genomen zonder de instemming van de ondernemingsraad of de toestemming van de kantonrechter, nietig is, indien de ondernemingsraad tegenover de ondernemer schriftelijk een beroep op nietigheid heeft gedaan.
De ondernemingsraad kan slechts een beroep op de nietigheid doen binnen een maand nadat hetzij de ondernemer hem zijn besluit overeenkomstig de laatste volzin van het tweede lid heeft meegedeeld, hetzij – bij gebreke van deze mededeling – de ondernemingsraad is gebleken dat de ondernemer uitvoering of toepassing geeft aan zijn besluit.
Ingevolge het zesde lid kan de ondernemingsraad de kantonrechter verzoek de ondernemer te verplichten zich te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering of toepassing van een nietig besluit als bedoeld.
Uit het dossier blijkt dat de ondernemingsraad op enig moment betrokken is geweest bij de procedure. De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken dat de ondernemingsraad op grond van artikel 27, vijfde lid, van de WOR de nietigheid van het besluit heeft ingeroepen, zodat – los van de vraag of er sprake was van een besluit waarvoor de instemming van de ondernemingsraad nodig was – van een nietige regeling als bedoeld in de WOR geen sprake is. Het beroep van eisers op artikel 27 van de WOR kan dan ook niet slagen.
Stelling Laat de onderhandelingen voor het sociaal plan nu aan de OR zelf over, dan weten ze wat er is afgesproken en ontstaat er ook geen discussie meer over de uitvoering. Van werkgeverszijde mag worden verwacht dat zij de leidinggevenden meenemen in het proces, zodat het probleem van de onwetendheid van deze groep wordt opgelost. De vakbonden kunnen daarbij dienen als vraagbaak voor de OR-en.
Rechtbank uitspraak II Op 2 april 2008 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden die in het kader stond van meedenken over een mogelijke richting van en het initiëren van ideeën over Leeftijdsbewust Personeelsbeleid (LBP). Vervolgens is deze “denkgroep” ook op 10 april 2008 bijeengekomen. Deze bijeenkomsten hebben geresulteerd in het volgende voorstel:
Op 1 juli 2008 heeft het college besloten het nieuwe seniorenbeleid inclusief het overgangsrecht (voorlopig) vast te stellen en dit voorgenomen besluit ter instemming voor te leggen aan de OR. Op 3 juli 2008 is er een instemmingsaanvraag bij de OR ingediend.
Tijdens een openbare vergadering van de OR op 9 december 2008 heeft de OR met de kleinst mogelijke meerderheid gestemd over het LBP. De OR heeft daarbij als mening te kennen gegeven dat zij niet bevoegd is om op de instemmingsaanvraag te beslissen. Zij heeft de werkgever geadviseerd om in dit geval te voldoen aan de hoorplicht en de vakbonden over het voorstel te horen.
Vervolgens heeft verweerder op 16 december 2008 besloten tot het definitief vaststellen van seniorenbeleid en het overgangsrecht, ingaande op 1 januari 2009, zoals hiervoor weergegeven onder rechtsoverweging 5.
Verweerder stelt zich voorts ten aanzien van de formele bevoegdheid van de OR op het standpunt dat de OR niet langer de vrijheid toekwam om met een beroep op het ontbreken van een formele bevoegdheid te verwijzen naar het overleg met het GO.
Gelet op hetgeen is besproken tijdens de verschillende OR-vergaderingen heeft de OR bij verweerder zonder meer de verwachting en het vertrouwen gewekt, dat de OR haar verantwoordelijkheid zou nemen. Uiteindelijk heeft de OR uitgesproken dat aan haar geen formele bevoegdheid in dezen toekomt en heeft zij geadviseerd om alsnog het GO te consulteren.
Stelling De ondernemingsraad weet als geen ander hoe binnen de eigen organisatie het levensfasebewustpersoneelsbeleid gestalte moet krijgen. De vakbond hoeft hierin geen rol te spelen.
Stelling Werk en privé lopen steeds meer in elkaar over. Thuis worden er notities of rapporten van het werk doorgenomen, parttimers worden door collega’s ook buiten werktijd geraadpleegd over werksituaties. Van de andere kant kunnen privé mails en telefoontjes onder werktijd noodzakelijk zijn. Zorgtaken en werk worden op deze manier gecombineerd. Als werkgever hierover afspraken wil maken, ligt het op de weg van de OR om de redelijkheid van deze afspraken te toetsen.
Uitspraak rechtbank III: In artikel 15:1:e derde lid van de CAO is het de ambtenaar verboden nevenwerkzaamheden te verrichten waardoor de goede vervulling van zijn functie of de goede functionering van de openbare dienst, voorzover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. Omtrent dit verbod kunnen nadere regels worden gesteld.
Verweerder heeft ten aanzien van het verrichten van nevenwerkzaamheden een beperking neergelegd in artikel 3 lid zes van de Uitvoeringsregeling nevenwerkzaamheden. Deze beperking houdt in dat het voor personeelsleden, die fulltime werkzaam zijn in een executieve functie, niet is toegestaan om nevenwerkzaamheden te verrichten in een andere executieve functie.
Verweerder heeft voor deze restrictie gekozen na overleg met de vakorganisaties.
De rechtbank begrijpt het standpunt van verweerder aldus dat het verrichten van (neven-) werkzaamheden voor meer dan 36 uur in een bezwarende functie te grote risico’s met zich meebrengt voor de gezondheid en veiligheid, en verweerder door het toestaan van het verrichten van nevenwerkzaamheden bij een andere werkgever voorts onvoldoende toezicht kan houden op de naleving van de Arbeidstijdenwet en de gezondheid van de individuele medewerker.
De rechtbank onderschrijft de door verweerder genoemde risico’s, maar acht verweerders argumenten onvoldoende daadkrachtig om te dienen als onderbouwing voor de in artikel 3 lid zes van de Uitvoeringsregeling nevenwerkzaamheden neergelegde (volledige) inperking van het verrichten van bezwarende nevenwerkzaamheden bij een andere werkgever voor zover daarbij de werkzaamheden in een bezwarende functie de 36 uur overschrijden.