1 / 24

Pluriforme samenleving

Pluriforme samenleving. havo. H1 Nederland als pluriforme samenleving. Naast de geschreven regels/wetten kent een land ook ongeschreven regels Deze ongeschreven regels beïnvloeden hoe we met elkaar omgaan

corentine
Download Presentation

Pluriforme samenleving

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Pluriforme samenleving havo

  2. H1 Nederland als pluriforme samenleving • Naast de geschreven regels/wetten kent een land ook ongeschreven regels • Deze ongeschreven regels beïnvloeden hoe we met elkaar omgaan • De vraag die we stellen: Wat verbindt mensen met elkaar en waarin kunnen ze verschillen

  3. Cultuur = geheel aan waarden normen en aangeleerde kenmerken van een groep of samenleving. • Natuur = alles wat aangeboren is. • Normen en waarden/ kennis/ kunst/sport/ feestdagen zijn cultuurkenmerken Natuur cultuur cultuurkenmerk

  4. Mensen met een gemeenschappelijke cultuur vormen samen een cultuurgroep • In Nederland leven deze groepen naast elkaar (skaters, gothics, ajaxsupporters, miljonairs, alleenstaanden, Turken, Surinamers etc) = multi = pluriformesamenleving • Pluriformiteit staat in de grondwet/ ieder heeft recht op eigen godsdienst, eigen scholen, openbaar maken van gevoelens en gedachten, verbod op discriminatie • Dominante cultuur = wanneer de kenmerken van een cultuur door de meeste mensen geaccepteerd worden binnen de samenleving • Subcultuur= wanneer binnen een groep bepaalde waarden en normen afwijken van de dominante cultuur

  5. Tegencultuur = een groep die zich duidelijk verzet tegen de dominante cultuur/ bedreiging ( feministen jaren 70, punkers jaren 80, antiglobalisten heden) • Culturen veranderen constant= dynamisch/ soms worden tegenculturen geaccepteerd • Culteren verschillen per tijd groep en plaats

  6. H2 Cultuuroverdracht • Socialisatie = het proces waarbij waarden normen en gewoontenvan een groep of samenleving aangeleerd worden • Dit verschilt per groep , plaats en tijd • Socialisatie is altijd nodig anders verdwijnt en cultuur of samenleving!

  7. Socialiserende instituties = de plekken waar de cultuuroverdracht plaatsvindt

  8. Sociale controle = de wijze waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden/ formeel volgens de wet / informeel als het om beleefdheid gaat • Om te zorgen dat mensen zich aan de regels houden vindt sociale controle plaats via sanctie = belonen en straffen

  9. Internalisatie= het zodanig eigen maken van aspecten van de cultuur dat het automatisch gaat/ bv. door imiteren Bv: naar het toilet gaan, rechtsrijden, wijze van begroeten etc. • Door socialisatie en internalisatie voelen mensen zich verwant aan een dominate cultuur = groepsidentificatie = wij gevoel ( wij werken bij de bank, wij van het elftal, wij docenten, wij Volandammers) • Naast deel uit te maken van de samenleving of groep ontwikkelt ieder ook een identiteit/aangeboren eigenschappen + aangeleerde cultuurkenmerken • Nederland kent een individualistsche samenleving / ontplooiing van individu staat centraal • Andere samenlevingen ( Afrikaans/Arabisch) noemen collectivistisch = gastvrij en zorgen voor ouderen

  10. H3 Cultuurverschillen • Binnen Nederland is er een sterke culturele diversiteit/ subculturen willen zich onderscheiden en benadrukken hun eigen identiteit • Verschillen per groep worden niet alleen gevormd door immigtanten ook regio , generatie , beroep sekse en godsdienst spelen een rol = culturele diversiteit - regio/ plattelandscultuur = betrokken heid, bemoeizucht, stadscultuur = anonimiteit. De geografische verschillen = dialect, levenswijze - generatie/ jong en oud/ generatieconflict/ jeugdculturen • beroep/ bedrijfsculturen= waardene normen die binnen een bedrijf gelden • Sekse/ mannen en vrouwen/ rolpatronen, dit is cultuur bepaald en aan verandering onderhevig • Godsdienst/ elke godsdienst heeft eigen gebruiken en opvattingen

  11. H4 Nederland is veranderd • Hoe was Nederland voor WOII en wat is daarna veranderd? • Voor: sterke gezagsverhoudingen, verschillen in sociale klassen, verzuiling = mensen organiseerde zich rondom hun geloof, gezin stond centraal, vrouwen waren tot ’56 niet handelingsbekwaam, kinderen gingen snel werken ( als je een dubbeltje bent wordt je nooit een kwartje) • Na:toename pluriformiteit, wederopbouw mbv steun uit Amerika ( Marschall hulp), meer sociale mobiliteit, groter mondigheid, gezin stond niet meer centraal = meer individualisering, andere gezinsvormen, meer welvaart onder jongeren en het ontstaan van jeugdculturen ( hippies, provo etc)/ meer vrijetijd onder de jongeren, jongeren willen ergens bij horen • Ontkerkelijking/ ontzuiling= secularisering : jaren 60, mensen trekken minder naar de kerk/ daarnaast juist een ontwikkeling in New Age/ nieuwe spiritualiteit

  12. Vrouwen emancipatie: vanaf jaren 60, meisjes gingen naar school , meer economische onafhankelijkheid, abortuswetgeving

  13. H5 Cultuurverschillen door migratie • Hoe is Nederland een plurforme samenleving geworden? • Allochtoon = iemand metr tenminste een ouder die in het buitenland is geboren, hun kinderen zijn de tweede generatie/ huidskleur telt niet mee! • Autochtoon= wanner ouders en grootouders al in Nederland wonen • Door de tijd heen is Nederland al een pluriforme samenleving ( joden uit Spanje en Portugal, franse protestanten = politieke vluchtelingen), ook door de opkomende industrie trokken mensen naar Nederland ( mijnen, textiel etc)

  14. Na WO II kwamen de volgende groepen naar Nederland: • Mensen uit de vroegere kolonien ( Ned indiers, Molukkers, Surinamers, Antillianen) • Arbeidersmigranten/ Spanje en Italie, later Turkije en Marokko nu Polen • Illegalen/ door armoede in eigen land/ geen toestemming om hier te wonen en te werken • Mensen uit westerse landen/ vooral door de grote bedrijven • Vluchtelingen/ vanwege vervolging in eigen land/ asielprocedure/ vaak uitzetting

  15. Extra Tentamenstof: “allochtonen” • Turken • Wanneer: jaren ’60 tot heden • Waarom: Voornamelijk economisch redenen. Als gastarbeiders hierheen gekomen, tegenwoordig gezinsvorming en grezinshereiging. Veel kleine zelfstandigen. • Achtergrond: uit niet stedelijke gebieden, veelal Moslim,( maar ook Christelijke Armeniërs). • Hoeveel: 373.000, 2,3% v.d. bevolking (16.4 miljoen) • Marokkanen • Wanneer: jaren ’60 tot heden • Waarom: Voornamelijk economisch. Als gastarbeiders hierheen gekomen, tegenwoordig gezinsvorming en gezinshereniging. Slechtste imago. • Achtergrond: veel Berbers uit achtergebleven gebieden, Moslim • Hoeveel: 335.000, 2,0% v.d. bevolking • Indonesiërs • Wanneer: Na de onafhankelijkheid in de jaren ‘40/’50. • Waarom: gekomen uit voormalig kolonie. Veelal politieke vl. • Achtergrond Vallen nauwelijks nog op, zijn vaak behoorlijk ‘vernederlandst’. Worden vaak als westerse allochtonen gezien. Molukkers zijn veelal Christen, de meeste andere Moslim. • Hoeveel: 387.000, 2,4%

  16. Oost-Europeanen • Wanneer: vooral sinds de jaren ’90. • Waarom: Joegoslaven en ex-Sovjets (Russen) als vluchteling, is de grootste groep. Roemen, Bulgaren economisch: (sinds kort zijn er maar 20.000) Polen: economisch (relatief veel mannen) • Achtergrond: Veelal Christelijk, vaak voor kortere periodes. • Hoeveel: circa 250.000, 1 á 2%. • Surinamers • Wanneer: vooral jaren ’70 en ‘80 • Waarom: veelal economisch maar soms ook politiek. Gekomen uit voormalig kolonie, later gevlucht voor regering. • Achtergrond: diverse geloofsrichtingen en culturele achtergronden. Spreken goed Nl. • Hoeveel: 336.000, 2,0% • Antillianen • Wanneer: vooral sinds 1985 (economische achteruitgang) • Waarom: economisch. Antillen horen nog steeds bij ons koninkrijk. • Achtergrond: verschilt per eiland wel wat, veel Christenen. • Hoeveel: 132.000, 0,8% • West Europeanen/VS • Wanneer: al eeuwen • Waarom: economische redenen. • Achtergrond: veelal Christelijk • Hoeveel: circa 1.000.000 (Duitsers 379.000), circa 6%

  17. Asielzoekers • Wanneer: al eeuwen • Waarom: op de vlucht voor geweld, moord en ernstige onderdrukking • Achtergrond: Uit alle windrichtingen • Hoeveel: variërend van een paar duizend per jaar tot enkele tienduizenden per jaar. Er gaan er ook weer een aantal terug naar eigen land of de illegaliteit in. • Nederland heeft mensen met achtergronden uit meer dan 150 landen. In totaal is 20% van de bevolking ‘allochtoon’. Circa 7% is Moslim.

  18. H6 Het toelatingsbeleid • Welke nieuwkomers worden in Nederland toegelaten en welke niet? • Vanaf 1985 kunnen burgers uit de EU zich vrij vestigen/ voor mensen buiten de EU geldt een restrictief toelatingsbeleid • Bij de toelating houdt Nederland zich aan wetten en verdragen: • Uvrm/ niet discrimineren • Europees Verdrag voor de rechten van de mens/gezinshereniging • Vluchtelingen verdrag van Geneve/status van erkende vluchteling • Irakees gezin Somalisch gezin

  19. Redenen om naar Nederland te komen: politiek, economisch / gastarbeiders ( kom je niet uit EU land dan krijg je geen verblijfsvergunning behalve de bijzondere beroepen), gezinshereniging/gezinsvormers ( Nederlander wil trouwen met buitenlander) • Vluchteling= iemand met gegronde redenen om te vrezen voor vervolging........bepaalde sociale groep • Een asielzoeker moet in het eerste land waar hij/zij aankomt asiel aanvragen • Nedeland is verplicht asielzoekers op te nemen als ze onder de status van erkende vluchteling vallen • Sinds 2000 zijn de regels strenger geworden door de Vreemdelingenwet/ vluchteling moet aan eisen voldoen ( geldige identiteitspapieren, risico hebben om mishandeld te worden in eigen land, humanitaire redenen) • Proceduren: Aanmeld Centrum – AsielZoekersCenrum ( afwachten uitspraak) - uitzetcentrum

  20. Politieke visies: • Rechts= streng toelatingsbeleid, overtreders van de wet zou je het land uit moeten kunnen zetten (VVD, SGP, PVV en in grote lijnen ook CDA) • Links= toepassing van de regels maar niet ten koste van alles/ voor generaal pardon ( pvda , Gl, SP en CU) • Demografische overweging mensen wel toelaten ivm vergrijzing

  21. H7 Botsende culturen en grondrechten • Op drie manieren zou een land kunnen omgaan met andere etnische groepen: • Segregatie = opdelen van de samenleving in gescheiden delen/extreem voorbeeld de apartheid in Zuid Afrika/ geen Nederlands uitgangspunt/ soms komt het vrijwillig voor bv Amish in Amerika • Assimilatie = bevolkingsgroep past zich volledig aan een andere groep aan zodat de eigen culturele identiteit verdwijnt/ in sommige landen gebeurt dit onder dwang bv Iran en bv Hitler Duitsland/ geen uitangspunt van Nederland, wel is het ABN ingevoerd/ assimilatie kan ook op eigen initiatief plaatsvinden

  22. Integratie = gedeeltelijke aanpassing, met behoud van eigen cultuurkenmerken/ Nederland kent actief beleid en zelf wederzijdse aanpassing • Culturele tegenstellingen/ orthodoxe moslims nu/ vroeger orthodoxe christenen/bible belt/ geen dreiging / in beide gevallen gaat het om verschillen in waarden en normen • Veel problemen zijn op t lossen door naar de wet te kijken . Soms is het echter niet duideleijk waa de grenzen van de persoonlijke vrijheid liggen. • De grondrechten vrijheid van godsienst, meningsuiting en verbod op discriminatie kunnen nog wel eens botsen! • Hierover zijn discussies ( Pim Fortuyn afschaffing art 1)

  23. H8 Het belang van sociale cohesie • Hoe kunnen verschillende cultuurgroepen het beste met elkaar samenleven? • Individualisering en immigratie is toegenomen/ hierdoor hebben de socialiserende instituties minder invloed dan vroeger • Voor een samenleving is het belangrijk dat iedereen deel blijft uitmaken en er continuiteit is • Sociale cohesie = mensen hebben het gevoel bij elkaar te horen = wij gevoel

  24. Sociale cohesie is gebaseerd op bindingen : • Affectieve bindingen/vriendschap, liefde, familie, solidariteit • Economische bindingen/ arbeidsdeling, we zijn afhankelijk van elkaar, toename globalisering = negatief voor de cohesie in het eigen land en toename van migratiestromen = minder verbintenis met eigen land • Cognitieve bindingen/ om kennis te krijgen heb je andere mensen nodig, nieuwkomers doen inburgeringscursus , verbetering van de cohesie • Politieke bindingen/ men kan niet alles zelf regelen maar is afhankelijk van andere/ sociaal contract = stilzwijgend toestemmen in rechten en plichten die door politici worden opgelegd/ politieke participatie is belangrijk voor de cohesie ( hoe meer mensen hoe beter)

More Related