430 likes | 1.89k Views
Weekdieren en hun schelpen. Mollusca ~ weekdieren. Grootste en meest diverse groep van het mariene dierenrijk Wereldwijd meer dan 100 000 beschreven soorten Onderverdeling in zeven klasses Plaatloze stekelweekdieren ~ Aplacophora Mutsweekdieren ~ Monoplacophora
E N D
Weekdieren en hun schelpen
Mollusca ~ weekdieren • Grootste en meest diverse groep van het mariene dierenrijk • Wereldwijd meer dan 100 000 beschreven soorten • Onderverdeling in zeven klasses • Plaatloze stekelweekdieren ~ Aplacophora • Mutsweekdieren ~ Monoplacophora • Keverslakken (chitons) ~ Polyplacophora • Stoottanden ~ Scaphopoda • Slakken ~ Gastropoda • Tweekleppigen ~ Bivalvia (Pelecypoda) • Koppotigen ~ Cephalopoda
Olifantstandje (Scaphopoda) Monoplacophora Chiton (Polyplacophora) Pelikaansvoetjes (Gastropoda) Nautilus (Cephalopoda) ‘Giant clam’ (Bivalvia) Octopus (Cephalopoda) Zeenaaktslak (Aplysia) (Gastropoda)
Algemeen bouwplan – hypothetische voorouder • Schelp • Mantel • Voet • Kieuwen • Rasptong (= radula)
Slakken = Gastropoda • Algemene kenmerken • 1 schelp (uitzondering: naaktslakken: geen schelp) • Schelp als ‘huisje’ • Rechts of linksdraaiende schelp • ‘deurtje’ om schelp af te sluiten (operculum of hoorndeksel) • Ontwikkeling van hoofd, met tentakels en ogen • Rasptong (radula) • Duidelijke voet ~> voortbeweging (slijmspoor) • Grazers en alleseters
Wulk (Buccinum undatum) • Aaseter • Sterke geurzin • Rover • Tweekleppigen • wormen • Zandige bodems • Wordt gegeten door zeesterren, grote schaaldieren, sommige vissoorten en de mens • Eikapsels • 100’en tot meer dan 1000 eitjes • Uiteindelijk slechts 10-tal nieuwe wulken => pas uitgeslopen wulken voeden op andere eitjes => alleen sterkste overleven • Lege schelpen vaak als huisje voor heremietskreeft
Muiltje (Crepidula fornicata) • Pantoffel-vormige schelp • Kenmerkende witte plaat aan binnenzijde • Filter-voeder • Ketting van muiltjes • Onderste = vrouwtjes (groot) • Bovenste = mannetjes (klein) • Middenste = twijfelaars ~> veranderen van geslacht! • Transformatie van mannelijk naar vrouwelijk duurt ± 60 dagen • Niet-inheemse soort • Oorsprong: N-Amerika • Sinds 1911 bij ons • Voedselbron • Werd tijdens WO II gegeten
Gevlochten fuikhoorn (Nassarius reticulatus) • Aaseter • Goed ontwikkelde reukzin • ‘zuigslurf’ (proboscis) • enkel zichtbaar bij het zoeken naar eten • Kan tot 2x schelplengte zijn • Kunnen tamelijk snel bewegen • In zand en op rotsen • Prooi voor zeesterren => speciale vluchttechniek • Aanraking achterzijde voet • Schelp voorover buigen • Voet snel loslaten • Schelp slaat over => “koprollen” • Afzetting eitjes op harde ondergrond
Gewone tepelhoorn (Euspira catena) • Rover • Grijpt prooi met voet • Zuigslurf tegen schelp prooi • Boorklier geeft zuur af die kalk oplost • Zachte kalk wordt weggeschraapt met rasptong • Opzuigen prooi via gemaakte gaatje • 2 mm diep boren = 8 uur! • Zelden levende exemplaren op strand • Wel: • Lege schelpen • Eitjes in kettingen van slijm en zand
Schaalhoren (Patella vulgata) = puntkokkel, napslak • Grazer • Vaste standplaats • Grazen omgeving af tijdens hoogwater • Voet omgevormd tot hechtschijf => stevige vasthechting aan substraat mogelijk (kracht van 15 kg!) • Schelpvorm aangepast aan perfecte aansluiting op standplaats ~> geen uitdroging • Enkel op harde substraten
Alikruik (Littorina littorea) • Grazer • Algemeen op strandhoofden • Kleven zich vast met slijm • Bij droogkomen ~> afsluiten schelp • Gewone wenteltrap (Epitonium clathrus) • Rover • Predeert op anemonen • Zandige bodems • Beschouwd als geluksbrenger
top tanden slotband Spierindruk voorste sluitspieren Spierindruk achterste sluitspieren mantelbocht mantellijn achterzijde voorzijde Tweekleppigen = Bivalvia • Algemene kenmerken • 2 schelphelften (kleppen) • Voedselopname door filteren Kieuwen hebben dubbele functie: 1. zuurstofopname 2. voedselopname • Sterk gereduceerd hoofd • Geen rasptong (radula) • Oriëntatie • Mantelbocht ~> sifo’s ~> achterzijde • Voet ~> voorzijde • Top ~> bovenzijde • Tegenover top ~> onderzijde
LINKS RECHTS • Links versus rechts… • Onderscheid tussen linker- en rechter schelphelft is mogelijk • Levenswijze • Ingegraven • Vastgehecht aan substraat • Vrijlevend
Mossel (Mytilus edulis) • Vastgehecht op hard substraat • Byssusdraden (=baard) • Verplaatsing is mogelijk • Filter-voeder • Kunnen tot 48 liter water per dag filteren! • Vijanden • Scholekster, eidereend, … • Zeesterren • Slakken (vb. tepelhoorn) • Japanse oester
Amerikaanse zwaardschede (Ensis directus) • Niet-inheems • Afkomstig uit VS • Voor het eerst waargenomen in 1987 • Heel algemeen langs kust • Snelle graver • Filter-voeder • Gegeten door scholeksters, meeuwen, … • Meestal enkel niet-ingegraven exemplaren; Stevige verankering door voet maakt los- maken moeilijk
Japanse oester (Crassostrea gigas) • Platte en bolle schelphelft; ‘creuse’ • Niet-inheemse soort • geïmporteerd in 1969 voor oesterkweek • overleving in het wild • Vastgehecht op hard substraat • ‘cementering’ • Op rotsen of andere schelpen • Vorming “oesterriffen” • Filter-voeder • Filtert larven van mosselen, inheemse oester en kokkel uit het water • Competitie met inheemse soorten voor plaats • Bijna geen natuurlijke vijanden • Schelpen zijn te groot en te stevig om open te pikken
Kokkel (Cerastoderma edule) • Eetbare hartschelp • Dikke, geribbelde schelpen • Duidelijke groeilijnen • Ingegraven: ± 5 centimeter diep • Voedsel voor scholeksters: • Knippen met snavel de sluitspieren door
Zaagje (Donax vittatus) • Filter-voeder • Sterke voet ~> leeft in en net onder branding • Binnenkant schelp over algemeen paars • Levenswijze • Ondiep ingegraven • Loskomen of uitgraven bij vloed • Meegevoerd met stroming • Ingraven vóór wegtrekken water => Ganse natte strand kan verkend worden • Zaagjes om bloemetjes te kopen op het strand
Nonnetje (Macoma balthica) • Stevige, bolle schelpjes • Kleurvariaties: wit-geel-oranje-roze-paars • ± 6 cm diep in bodem • Twee lange sifo’s • Veel gegeten door platvissen • Sifo’s • Volledige nonnetje • Dankt zijn NL naam aan het feit dat de sluitspieren zo sterk zijn… • Nonnetje: ook naam van duikeend mannetje vrouwtje
Boormosselen • Leven in zelfgeboorde gangen • Langgerekte schelpen • Sterk getande ribben aan de voorkant • Schuren boorgang uit door openen en sluiten van de kleppen • Boren in steen, klei, hout, veen • Filter-voeders • 3 soorten • Witte boormossel • Amerikaanse boormossel (niet-inheems) • Ruwe boormossel • Onderscheid witte (L) en Amerikaanse (R) boormossel
paalworm • Scheepswormen • Misleidende naam ~> tweekleppigen en geen wormen! • Vergelijkbaar met boormosselen • Mini-schelpklepjes met ribbels ~> boorkop • Boren in hout • Langgerekt lichaam ~> wormachtig uiterlijk • Achteraan twee kleine schelpstukjes ~> gang afsluiten • Voeden zich met uitgeboorde hout • Gangen kruisen elkaar nooit • Cryptogene soorten (herkomst niet 100% duidelijk) • Bij ons: • Paalworm • Scheepsworm • Concurrentie voor zeerovers… scheepsworm
Koppotigen =Cephalopoda • Kenmerken • Opvallend lichaam: • Duidelijke kop, goed ontwikkelde ogen • “voet” omgevormd tot armen/tentakels met zuignappen • 8 armen (octopussen) • 2 vangarmen (overige inktvissen) • Romp • Sterke kaken (“papegaaienbek”) • Inwendige schelp ~ gladius of zeeschuim, kan ontbreken • Actieve rovers • Zwemmers • Inktzak 1 uitzondering: Nautilus • Uitwendige schelp • ± 90 tentakels
Voortbeweging • Traag zwemmen • Gebruik van vinnen • “jet propulsie” = heel snel voortbewegen • Water binnen via mantelholte • Mantelholte afsluiten • Water naar buiten persen via “trechter” of sifon => Snelheden tot 40 km/uur! • Kruipen • Octopus! • Zuignappen op armen ~> helpen bij voortbeweging over bodem
Zeekat (Sepia officinalis) • Tot ongeveer 40-50 cm groot • 8 gewone armen + 2 lange vangarmen • Zijvinnen over hele zijkant ~> zwemmen • Op het strand • “zeeschuim” ~> inwendige schelp ~> vorm is soortsafhankelijk ~> bij ons: gewone zeekat • Eitjes ~> in trosjes ~> jonge eitjes: zwart van kleur door inkt ~> oudere eitjes: doorschijnend ~> zeekat-embryo is zichtbaar
Gewone pijlinktvis (Loligo vulgaris) • Slank lichaam, korte armen • Inwendige schelp (gladius) • Rovers • Kreeftachtigen & vissen • Voortplanting in voorjaar • Eieren afgezet in strengen en vastgehecht • Sluipen uit na enkele weken • Eierstrengen kunnen aanspoelen op strand • Belangrijk in visserij (calamares) • Heeft zijn naam te danken aan het feit dat de vinnen aan weerszijden van achterlijf een naar achter wijzende pijlpunt vormen
Dwerginktvis (Sepiola atlantica) • Klein inktvisje (2-5 cm) • Onopvallend ~> goede schutkleuren • Vinnen zijn ronde flapjes • Inwendig rugschild (schelp) (gladius) • Rover • Kleine kreeftachtigen en visjes • Kan zichzelf ingraven • Hoewel algemene soort, nog weinig over bekend • Vondsten van eieren in zee nog niet bekend
Meer lezen? • Strandvondsten van Gravelines tot Nieuwpoort (Ecogids Tjiftjaf) • Schelpen van de Nederlandse kust (R.H. de Bruyne) • Veldgids schelpen (R.H. de Bruyne) • Gids van kust en strand (Tirion) • Cis de strandjutter: legsel van inktvissen http://www.vliz.be/docs/groterede/GR16_Strandjutter_inktvislegsels.pdf • How stuff works (how octopusses work) (met filmpjes) http://animals.howstuffworks.com/marine-life/octopus.htm/printable • Niet-inheemse soorten van het Belgisch deel van de Noordzee • Scheepswormen - http://www.vliz.be/vmdcdata/nonindigenous/pdf/nl/141602.pdf • Amerikaanse zwaardschede - http://www.vliz.be/vmdcdata/nonindigenous/pdf/nl/140732.pdf • Japanse oester - http://www.vliz.be/vmdcdata/nonindigenous/pdf/nl/140656.pdf • Muiltje - http://www.vliz.be/vmdcdata/nonindigenous/pdf/nl/138963.pdf • Dwerginktvissen in Nederland http://www.ecosub.nl/pdf-files/ZEEP64-3_Sepiolidae.pdf