1 / 56

CAT opsporen van parasieten in faeces: wat en voor wie?

CAT opsporen van parasieten in faeces: wat en voor wie?. Kristien Van Vaerenbergh 21 januari 2005 Supervisor: Prof. Dr. K. Lagrou Search verified by Dr. J. Frans. Parasieten in faeces. Voor wie is deze analyse van toepassing? Optimale voorwaarden voor parasieten onderzoek in faeces

kael
Download Presentation

CAT opsporen van parasieten in faeces: wat en voor wie?

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. CATopsporen van parasieten in faeces: wat en voor wie? Kristien Van Vaerenbergh 21 januari 2005 Supervisor: Prof. Dr. K. Lagrou Search verified by Dr. J. Frans

  2. Parasieten in faeces • Voor wie is deze analyse van toepassing? • Optimale voorwaarden voor parasieten onderzoek in faeces • Beschikbare methoden • Wat kan er concreet aangeboden worden? -2004 -toekomst

  3. IDSA richtlijnen: Management of Infectious Diarrhea (2001) • Steeds breder wordend arsenaal van pathogenen met toegenomen diagnostische mogelijkheden • Evaluatie en management van infectieuse diarree moet kosten-efficiënt zijn

  4. IDSA richtlijnen: Management of Infectious Diarrhea (2001)

  5. Voor wie van toepassing?

  6. Voor wie van toepassing? Selectieve aanpak van diarree: Community-acquired diarree Reizigersdiarree Hospital-acquired diarree Persisterende diarree (> 7 dagen) zeker indien immuungecompromitteerd

  7. Voor wie van toepassing? • De meeste episodes van acute ‘community-acquired’ diarree viraal / zelflimiterend / van korte duur : microbiologisch onderzoek binnen de 24 uur na aanvang zelden van toepassing

  8. Voor wie van toepassing? • Reizigersdiarree: risico is sterk afhankelijk van reisbestemming • Meestal: acuut probleem, vaak bacterieel

  9. Voor wie van toepassing? • Chronische reizigersdiarree: langer dan twee weken bij 10% van de reizigers – parasieten wel belangrijk

  10. Voor wie van toepassing? • acute ‘community-acquired’ diarree en acute reizigersdiarree: • - indien faeces onderzoek: faeces cultuur, evt EHEC • - C. difficile kan van toepassing zijn

  11. Nosocomiale diarree • Tijdens de eerste 3 dagen van hospitalisatie ~ ‘community-acquired diarrhea’ • Vaak niet-infectieus: tgv medicatie, parenterale voeding • Ontstaan na de eerste 3 dagen van hospitalisatie: C. difficile uitsluiten • Parasieten onderzoek en klassieke faeces cultuur uitermate lage opbrengst bij patiënten die diarree ontwikkelen na de eerste 3 hospitalisatiedagen, ook in pediatrische populaties • Kan wel bij verdere investigatie van ‘community-acquired’ diarree

  12. Persisterende diarree Uitsluiten van parasieten, zeker indien immuungecompromitteerd: • Giardia • Cryptosporidium • Entamoeba histolytica • Cyclospora • Isospora belli Bijkomend bij HIV: Microsporidia Bijkomend bij TX-kandidaten: Strongyloides stercoralis uitsluiten

  13. Persisterende diarree - HIV • Vóór de periode van HAART: diarree frequente complicatie van HIV-infectie; chronische diarree verantwoordelijk voor 17 % nieuwe AIDS-diagnoses bij CDC • Dankzij HAART: dramatische afname van incidentie van diarree (cfr andere opportunistische infecties) • Conservatieve houding immunologisch herstel vaak genezing chronische diarree; herval bij falen R/ • Diarree bij HIV vaak infectieus van oorzaak: virulente kiemen bij intacte afweer/ immuundeficiëntie; ook minder virulente kiemen bij gevorderde HIV/AIDS

  14. Persisterende diarree - HIV Up to date

  15. Persisterende diarree - HIV Oldfield E., Reviews in gastroenterological disorders, 2002.

  16. Microsporidia • Opportunistische pathogeen • HIV: belangrijke verwekker van chronische diarree bij CD4 < 100/ul • Ook bij TX, reizigers, ouderlingen • Obligate intracellulaire sporenvormer; Vooral Enterocytozoon bieneusi, Encephalitozoon species; resistente sporen • Wereldwijd voorkomen

  17. Microsporidia • Transmissie: feco-oraal, evt via urine; minimum aantal sporen nodig? • S: vooral gastro-intestinaal, ook genito-urinair, respiratoir, gedissemineerd • D: sporen zeer klein (1-2 um) geen effectieve concentratietechnieken; gemodifieerde trichroomkleuring, fluorescentie technieken (FungiFluor, Calcofluor white); gouden standaard electronenmicroscopie; sensitiviteit van gemod. Trichroom en Calcofluor tov EM 100%, specificiteit ongeveer 80%. • R/ Immunologisch herstel belangrijk voor genezing, naast chronische, antiparasitaire therapie (albendazole voor Encephalitozoon infecties)

  18. Microsporidia • Spore injecteert infectieuse sporoplasma in gastheercel via polaire filament • multiplicatie via ‘binary/multiple fission’ • maturatie van sporen Spore in faeces zeer klein (1-2 um)

  19. Microsporidia • Chromotroop 2R kleuring: • zwarte pijl: E. bieneusi sporen • gele pijl: gevacuoliseerde spore • rode pijl: gist CDC

  20. Cryptosporidium - Isospora belli - Cyclospora • Cryptosporidium parvum : • samen met Giardia belangrijke parasitaire darmpathogeen • klinisch beeld variabel, vooral waterige diarree (zelflimiterend indien immuuncompetent, tot chronisch bij AIDS) • vaak jonge kinderen • feco-oraal; via gecontamineerd water of voedsel • D/ oöcyste 3-4 um: gemodif. zuurvaste kleuring/ auramine/ safranine/ antigendetectie • R/ immuunreconstitutie

  21. Cryptosporidium - Isospora belli - Cyclospora • Cyclospora cayetanensis: • Was vroeger al opgemerkt in faeces ‘blauw-groene algen’ • wereldwijd voorkomen • diarree bij reizigers, bij AIDS - patiënten, food - borne outbreaks • Zelflimiterende tot aanslepende diarree; AIDS cfr Cryptosporidium en Isospora • D/ gemodifieerde zuurvaste kleuring • autofluorescentie, safranine • R/ SXT Niet gekleurd - M. Lontie

  22. Cryptosporidium - Isospora belli - Cyclospora • Cyclospora cayetanensis: • oöcysten 8 tot 10 um • oöcysten hebben enkele dagen • nodig na excretie voor ze infectieus zijn (ontwikkeling van gesporuleerde oöcysten)

  23. Cryptosporidium - Isospora belli- Cyclospora • Isospora belli: • minst frequente van de drie • wereldwijd voorkomen, outbreaks gerapporteerd • vooral bij immuungedeprimeerden • AIDS: aanslepende waterige diarree, wasting cfr Cryptosporidium • kinderen: ernstige diarree • R/ immuunreconstitutie; SXT

  24. Cryptosporidium - Isospora belli- Cyclospora Isospora belli: typische, ellipsoïdale oöcyste, groot (25-30 um)

  25. . A, C en E: gemodifieerde zuurvaste kleuring . B, D en G: bright field microscopy . E, H: UV flurescentie – autofluorescentie (Cryptosporidium niet)

  26. Strongyloides stercoralis • Moet altijd uitgesloten worden bij Tx-kandidaten, indien verblijf in endemische regio in voorgeschiedenis • Endemische regio: ZO-Azië, Latijns-Amerika, zuidoostelijke staten VS, ook Turkije en Noord-Italië • Chronische infectie: - onopvallend - GI, pulmonale, cutane S, eosinofilie - symptomen kunnen jaren persisteren • Diagnose: - detectie larven in faeces (rechtstreeks, na concentratie) : na 3 stalen sensitiviteit 50% - Baermann concentratie, cultuur: zz in routine - serologie: sensitiviteit en specificiteit > 90 % - microscopische detectie en serologie zijn complementair

  27. Strongyloides stercoralis: rhabditoid larva (unstained). M.Lontie

  28. Strongyloides stercoralis

  29. Strongyloides stercoralis

  30. Strongyloides stercoralis • autoinfectie: penetratie van perianale huid of colonmucosa door rhabditiforme larven, wat kan leiden tot hyperinfectie en gedissemineerde ziekte (bacteriëmie, meningitis – zeer hoge mortaliteit) • Immuunsuppressie (ook corticosteroiden) risicofactor voor hyperinfectie ! Alvorens te starten Strongyloides uitsluiten • ook van belang bij HIV- en HTLV-infectie • therapie: thiabendazole, ivermectin

  31. Dientamoeba fragilis • Behoort tot flagellaten (“the unflagellated human flagellate “); nog geen cystevorm gekend • Trofozoiet: fragiel, 1 of 2 kernen met 4-6 granules, 5-15 um • Wereldwijd voorkomen • Diagnose: fixatie en permanente kleuring, zoniet geen detectie van fragiele trofozoiet; intermittente aanwezigheid; vaak miskend • Transmissie ? Vaak samen aanwezig met Enterobius vermicularis • Pathogeniciteit lang betwijfeld; incubatieperiode? Proportie asymptomatische infecties?

  32. Dientamoeba fragilis • Symptomen: abdominale pijn (kan persisteren gedurende jaren), diarree, anorexie, moeheid, nausea, vermagering; regressie van S na therapie • Infecties bij kinderen frequent: -vaak milde infecties: seroposotiviteit 91% bij gezonde, Canadese kinderen (Chan et al, 1996) - vaker symptomatisch dan bij volwassene - eosinofilie • Therapie: Paromomycine, tetracycline, metronidazole

  33. Dientamoeba fragilis

  34. Dientamoeba fragilis • geen cyste vorm gekend, trofozoiet 1 of 2 kernen, 5-15 um, polymorf • fixatie en permanente kleuring (ijzer-hematoxiline; trichroom) • DD Endolimax nana, E. hartmanni

  35. Optimale voorwaarden opzoeken parasieten in faeces • Collectietijden en aantal stalen: 3 stalen over een perioden van 7 tot 10 dagen owv intermittente aanwezigheid en variabele #; Geen collectie van meerdere stalen op dezelfde dag • Tijdsframe: verse preparaten voor beweeglijke protozoa: kans het grootst in vloeibare stalen, bekijken binnen het half uur na produktie! Zoniet, fixeer- middel gebruiken. Koelkast: vertraagt deterioratie

  36. Optimale voorwaarden opzoeken parasieten in faeces • Interferende substanties mbt detectie: 7 dagen wachten na gebruik van AB, barium, antimalaria middelen, minerale olie… • Staalcollectie: goed sluitende container; minimaal enkele grammen faeces, om uitdroging te voorkomen • ‘3-day-rule’: Faeces cultuur en parasieten extreem lage opbrengst, zo diarree ontstaan is na 3 dagen hospitalisatie, ook bij pediatrische populaties. In deze setting C. difficile opsporen. Overleg labo-kliniek zeer belangrijk in opstellen van ‘rejectiecriteria’: veilige grens van 5 dagen / ‘modified 3-day-rule’

  37. Beschikbare methoden intestinale parasieten • Macroscopische inspectie: consistentie, bloed, slijm… • Microscopisch onderzoek: cysten en trofozoieten van amoeben, flagellaten en coccidia, wormeneieren en larven - de grootte (te meten met een micrometer) - het aspect van de kern - randen - RO verse faeces: opsporen trofozoieten (lage gevoeligheid; tijd !) - Concentratiemethoden: globale methoden: - flotatie (hoog SG: suiker, zinksulfaat) - sedimentatie (formaline-ether en derivaten laag SG) voordelen sedimentatie: minder technische fouten, eenvoudiger, grootste range detecteerbare organismen

  38. Soortelijk gewicht • S.G. of Zn-sulfate 33 %: 1.180 • S.G. of formol-solution 10 %: 1.019 • S.G. of ether: 0.714 • S.G.of parasites: Ancylostoma 1.055; Giardia 1.060; Entamoebahistolytica (coli) and Endolimaxnana 1.065 - 1.070; Ascaris 1.110; Trichuris 1.150, Chilomastixmesnili 1.180; Ascaris (unfertilized) 1.200 (Bailenger, 1965). M. Lontie

  39. Microscopisch onderzoek: • VS, Nederland : faeces in fixeermiddel (SAF, formaline, PVA…) permanente kleuring (trichroom, chromotrope kl…) Pro: - geschikt voor trofozoieten en cysten - herbekijken, expert advies mogelijk Contra: - expertise nodig • EIA, DFA: monoclonale antistoffen tegen welbepaald species (Giardia, Cryptosporidium, Entamoeba histolytica) • Pro: - verhoogde sensitiviteit, specificiteit en tijdswinst • EIA giardiasis bijna even gevoelig als microscopie op 2 opeenvolgende stalen (Mank, 1997) • Contra: -duur • PCR: identificatie van Entamoeba species, detectie en identificatie Microsporidia – Blessmann (2002) E. histolytica real time PCR: significant gevoeliger dan microscopie, 100% specifiek

  40. Triple Faeces Test (TFT) van Gool, 2003. • 544 patiënten, 85% exacte inlevering • 72% SAF preparaten: enkel met lugol • conventionele methode: 22.9 % + • TFT: 45.2 % + • Intermittente shedding • voordeel tgv - betere compliance • - fixatief • - permanente kleuring • acceptabele meerkost

  41. Triple Faeces Test (TFT) van Gool, 2003. Tabel van gool

  42. ‘Faeces parasieten’ in de praktijk: 2004 • Microbiologisch faeces onderzoek: cultuur, C. difficile (cultuur en toxine), opsporen van parasieten; ook virologie • ‘parasieten faeces’: - macroscopisch nazicht - microscopisch onderzoek na Ritchie-concentratie - auramine/safraninekleuring op vraag of bij MO verdacht voor Cryptosporidium • Kostprijs voor labo ‘faeces parasieten’ 7.44 euro ‘Cryptosporidiumkleuring’ 8.40 euro • In 2004 ‘parasieten faeces’ 1778 uitgevoerd; dalende trend tov vorige jaren (2327 in 2001 en 2002, 2111 in 2003)

  43. Aanvragers van ‘faeces parasieten’ in 2004 • vanaf 8 aanvragen / jaar weerhouden • Grote aanvragers: E409 (29%), E302 (9.5%) en E595 (8%).

  44. In 2004 werd 1778 keer ‘parasieten in faeces’ uitgevoerd. Aanvragen per maand variëren tussen 125 en 183. Hoogste opbrengst in maanden april-juli (6.5-8.2%).

  45. In 2004 werden 106 parasieten gedetecteerd, 86/1778 stalen waren positief (4.8%). Positieve stalen waren afkomstig van 67 patiënten. • 36 parasieten evt pathogeen (E. dispar/histolytica) Gedetecteerde parasieten in 2004

  46. Omgerekend naar patiënten: Giardia lamblia (18), Entamoeba histolytica/dispar (6), Taenia (2) en Cryptosporidium (1). • In 2004 werden 1778 ‘parasieten faeces’ uitgevoerd, voor 27 patiënten werd een pathogene parasiet gedetecteerd. Gedetecteerde parasieten (1 isolaat / pt) in 2004

  47. In het MCH in Leuven werd de analyse ‘parasieten faeces’ 4809 keer uitgevoerd in 2004, met een positief resultaat in 10.8% van de stalen. • Frequentst gedetecteerd: Blastocystis hominis (273), Giardia lamblia (119) en Cryptosporidium (40). • Blastocystis hominis goed voor 46 % van tot aantal parasieten Gedetecteerde parasieten (1 isolaat / pt) in 2004 - MCH

  48. Blastocystis hominis • Pathogeniciteit: controverse • Onduidelijkheid over classificatie, levenscyclus, transmissie • Komt wereldwijd voor • Diagnose: cyste - achtige structuur in faeces; nogal labiel • grootte sterk var (6 - 40 um) • vers preparaat • fixatie en permanente kleuring • Heel frequent (81/ 247 in Nederland, T Mank, 1997)

  49. Blastocystis hominis Gramkleuring Lugol Trichroom • Ronde tot ovale cyste-achtige structuur met centrale vacuole, ring van cytoplasma met nuclei • Grootte sterk variabel

  50. ‘Faeces parasieten’ in de praktijk: 2004

More Related