1.86k likes | 3.4k Views
De inhoud van dit thema:. 1.2 Doelgroepen onderscheiden 1.3 Doelgroepen indelen 1.4 Doelgroepomschrijving 1.5 Doelgroepbeschrijving 1.6 Doelgroepen SAW 1.7 In de praktijk. 1-1. Onderscheid in doelgroep is zichtbaar in:. aard van de mogelijkheden en beperkingen
E N D
De inhoud van dit thema: 1.2 Doelgroepen onderscheiden 1.3 Doelgroepen indelen 1.4 Doelgroepomschrijving 1.5 Doelgroepbeschrijving 1.6 Doelgroepen SAW 1.7 In de praktijk 1-1
Onderscheid in doelgroep is zichtbaar in: • aard van de mogelijkheden en beperkingen • aard van de behoeften en hulpvragen • de na te streven doelen • de benaderingswijze door de hulpverlener 1-2
Doelgroepindeling zorg en welzijn: • indeling in relatie tot de ontwikkeling • indeling in relatie tot welzijn 1-3
Ontwikkelingsfase: bepaalde periode die in tijd is afgebakend en die samenhangt met bepaalde gedragspatronen 1-4
Welzijn: een toestand waarin iemand gelukkig is op voor hem of haar belangrijke gebieden, te onderscheiden in: • lichamelijk welzijn • geestelijk welzijn • materieel welzijn • sociaal welzijn • cultureel welzijn 1-5
Doelgroepbeschrijving naar: • ontwikkelingsfase • lichamelijk en geestelijk welzijn • materieel, sociaal en cultureel welzijn 1-6
Doelgroepen naar ontwikkelingsfase: • de baby (0 – 1,5 jaar) • de peuter (1,5 - 4 jaar) • het basisschoolkind: - de kleuter (4 - 6 jaar) - het jonge schoolkind (6 - 9 jaar) - het oudere schoolkind (9 -12 jaar) • de puber (12 - 16 jaar) • de adolescent (16 - 21 jaar) • de volwassene: - de jonge volwassenheid (21 - 40 jaar) - de middelbare leeftijd (40 - 55 jaar) - de vroege ouderdom (55 - 65 jaar) - de ouderdom (65 jaar en ouder) 1-7
Mensen met een beperking: • mensen met een lichamelijke beperking - mensen met een motorische beperking - mensen met een neurologische beperking - mensen met een orgaanbeperking - mensen met een zintuiglijke beperking • mensen met een verstandelijke beperking - mensen met een lichte verstandelijke beperking - mensen met een matige verstandelijke beperking - mensen met een ernstige verstandelijke beperking • mensen met een meervoudige beperking 1-8
Sociaal kwetsbare groepen: • mensen met psychische problemen • mensen met gedragsproblemen • psychogeriatrische problemen • verslaafden • langdurig werklozen • sommige groepen allochtonen • asielzoekers • dak- en thuislozen 1-9
De inhoud van dit thema: 2.2 Menselijk gedrag 2.3 Gedragsaspecten 2.4 Gedragsdeterminanten 2.5 Stromingen in de ontwikkelingspsychologie 2.6 Pedagogische stromingen 2.7 Pedagogen en ontwikkelingspsychologen 2.8 In de praktijk 2-1
Menselijk gedrag: • optelsom van gevoelens, gedachten, waarnemingen, meningen en bewegingen • uitdrukking van denken, vinden en voelen • alles wat mensen doen of juist niet doen 2-2
Aspecten van menselijk gedrag: • motorisch aspect (kunnen) • cognitief aspect (denken) • sociaal-affectief aspect (voelen) 2-3
Gevoelens, gedachten en handelingen: gedachten handelingen gevoelens en emoties 2-4
Gedragsdeterminanten: • psychosociale factoren - opvoeding, gezinsfactoren - vrienden, relaties - omgevingsfactoren - ervaringen en emoties • aanlegfactoren - erfelijkheid - persoonlijkheid, temperament • organische factoren - lichamelijke factoren - biochemische en hormonale factoren 2-5
Stromingen in de ontwikkelingspsychologie: • behaviorisme • cognitivisme • constructivisme 2-6
Principes behaviorisme: • gedrag is aan te leren • gedrag aanleren op basis van rolmodellen en nadoen • conditioneren door middel van straffen en belonen 2-7
Principes cognitivisme: • menselijk brein werkt als computer • informatiestroom gaat langs verschillende geheugens • brein heeft nieuwe kennis en ervaringen nodig • oefenen en herhalen van leerstof is belangrijk 2-8
Constructivisme voegt aan het cognitivisme toe: • zone van naaste ontwikkeling • wisselwerking met de omgeving • kind denkt zelfstandig na over de opgeslagen kennis 2-9
Stromingen in de pedagogiek: • autoritaire stroming • laissez-faire stroming • democratische stroming 2-10
Pedagogen en ontwikkelingspsychologen: • Jean Piaget (1896-1980) • Célestin Freinet (1896-1966) • Rudolf Steiner (1861-1925) • Maria Montessori (1870-1952) • Thomas Gordon (1918-2002) • Loris Malaguzzi (1920-1994) 2-11
Theoretische uitgangspunten Piaget: • cognitieve ontwikkelingsfasen: - sensomotorische fase (0-2 jaar) - pre-operationele fase (2-7 jaar) - concreet-operationele fase (7-12 jaar) - formeel-operationele fase (12- ongeveer 15 jaar) • elk kind doorloopt de fases in het eigen tempo 2-12
Uitgangspunten van Freinet: • uitgaan van de interesse en ervaringen van kinderen • al doende leren • zelfstandig handelen en experimenteren • communiceren met elkaar is belangrijk • kinderen leren van en met elkaar • naast cognitieve is sociale belangrijk 2-13
Ontwikkelingstheorie van Steiner: • tot 7 jaar: kind is een en al zintuig en imiteert • van 7 tot 14 jaar: kind leert vanuit gevoel en door imitatie • vanaf 14 jaar: kind leert logisch denken • opvoeder is bemiddelaar tussen kosmos en kind 2-14
Uitgangspunten Maria Montessori: • kinderen hebben natuurlijke drang om te onderzoeken • kinderen hebben natuurlijke drang om te ordenen en rangschikken • elk kind doorloopt dezelfde fasen • er zijn gevoelige perioden voor leren bepaalde leerstof 2-15
Methoden van Gordon: • actief luisteren • ik-boodschappen • oudercursussen ‘effectief ouderschap’ en ‘effectief omgaan met kinderen’ 2-16
Visie Loris Malaguzzi: • kinderen functioneren het best in kleine ruimten met een specifieke functie • kinderen ontmoeten elkaar in de piazza • kinderen verblijven in horizontale groepen • opvoeder stimuleert eigen identiteit, zelfstandigheid en creativiteit 2-17
De inhoud van dit thema: 3.2 Lichamelijke ontwikkeling 3.3 Cognitieve ontwikkeling 3.4 Sociaal-affectieve ontwikkeling 3.5 In de praktijk 3-1
Lichamelijke ontwikkeling baby: • lichamelijke groei: - lichaamsverhoudingen worden normaler • motorische ontwikkeling: - van reflexmatig naar zelfstandig lopen en pakken • zintuiglijke ontwikkeling: - alle zintuigen ontwikkelen zich 3-2
Cognitieve ontwikkeling baby: • door rijping én door leren • ervaren, herhalen, imiteren • leren via de tast (vooral de mond) • taal: van geluidjes naar tweewoordzinnen 3-3
Sociaal-affectieve ontwikkeling baby: • van allemansvriend naar eenkennigheid • hechting aan stabiele, betrouwbare verzorger • ontwikkeling eigen persoonlijkheid • contact met baby’s en lichaamstaal • zintuiglijk genot 3-4
De inhoud van dit thema: 4.2 Lichamelijke ontwikkeling 4.3 Cognitieve ontwikkeling 4.4 Sociaal-affectieve ontwikkeling 4.5 In de praktijk 4-1
Lichamelijke ontwikkeling peuter: • lichamelijke groei: - groeitempo neemt af (en daarmee eetlust ook) - voornamelijk breedtegroei • motorische ontwikkeling: - vooral ontwikkeling grove motoriek - beheersing sluitspieren (zindelijk) 4-2
Cognitieve ontwikkeling peuter: • denken in pre-operationele fase • magisch denken • taalontwikkeling in differentiatiefase • sterke exploratiedrang 4-3
Sociaal-affectieve ontwikkeling peuter: • ontstaan ik-besef (egocentrisch) • driftig en koppig • begin van gewetensontwikkeling • speelt graag naast anderen (nog niet echt samen) • ontstaan van vriendschappen • veel angst en fantasie • lust is gekoppeld aan zindelijk worden 4-4
De inhoud van dit thema: 5.2 De kleuter 5.3 Het jonge schoolkind 5.4 Het oudere schoolkind 5.5 In de praktijk 5-1
Lichamelijke ontwikkeling kleuter: • vooral lengtegroei en spiergroei • ontwikkeling fijne motoriek • ontstaan handvoorkeur 5-2
Cognitieve ontwikkeling kleuter: • denken in pre-operationele fase • zinnen maken • nog veel fantasie 5-3
Sociaal-affectieve ontwikkeling kleuter: • samen spelen en samen delen • sterke identificatie • verwerking angst en emoties in fantasiespel • begin van intern geweten • ontwikkeling eigen identiteit • aandacht voor geslachtsdelen 5-4
Lichamelijke ontwikkeling van het jonge schoolkind: • meer ‘volwassen’ lichaamsverhouding • goede oog-handcoördinatie • grote bewegingsdrang 5-5
Cognitieve ontwikkeling jonge schoolkind: • denken in concreet-operationele fase • begin abstract denken • fantasie maakt plaats voor realiteit • enorm leergierig • ingewikkelde zinnen 5-6
Sociaal-affectieve ontwikkeling jonge schoolkind: • gericht op vriendjes van eigen sekse • rolverdeling in groep • prestatiegericht • houdt emoties verborgen • ongehoorzaamheid 5-7
Lichamelijke ontwikkeling oudere schoolkind: • harmonieuze lichaamsverhouding • verschil jongens en meisjes • fijne en grove motoriek goed ontwikkeld 5-8
Cognitieve ontwikkeling oudere schoolkind: • denken in concreet-operationele fase • vermogen tot reflectie • leergierig en prestatiegericht 5-9
Sociaal-affectieve ontwikkeling oudere schoolkind: • peergroup erg belangrijk • identificatie met idolen • ontwikkeling normen en waarden • pesten komt veel voor • latentiefase op seksueel gebied 5-10
De inhoud van dit thema: 6.2 Jeugdjaren 6.3 Lichamelijke ontwikkeling 6.4 Cognitieve ontwikkeling 6.5 Sociaal-affectieve ontwikkeling 6.6 Normovertredend gedrag 6.7 In de praktijk 6-1
Lichamelijke ontwikkeling pubers: • meisjes vroegrijp, jongens laatrijp • ingrijpende lichamelijke veranderingen • groeispurt • vaak negatieve lichaamsbeleving 6-2
Cognitieve ontwikkeling pubers: • denken in formeel-operationele fase • langetermijngeheugen neemt toe • abstract en systematisch denken • eigen denkwereld centraal • zelfstandig denken 6-3
Sociaal-affectieve ontwikkeling pubers: • streven naar zelfstandigheid en verantwoordelijkheid • zoeken naar eigen identiteit • erbij willen horen • grote interesse in seks 6-4
Normovertredend gedrag: • vandalisme en crimineel gedrag • misbruik van alcohol en drugs • digitaal pesten 6-5
De inhoud van dit thema: 7.2 Lichamelijke ontwikkeling 7.3 Cognitieve ontwikkeling 7.4 Sociaal-affectieve ontwikkeling 7.5 In de praktijk 7-1