150 likes | 353 Views
Dictee 5.13. Succes. Een groot dier dat in het water leeft en planten eet. Het nijlpaard. Een roofkat met stippels op zijn vel die vlees eet. De luipaard. Een dier met een gewei dat planten eet. Het hert. De dieren willen drinken. De dorst.
E N D
Dictee 5.13 Succes
Een groot dier dat in het water leeft en planten eet. • Het nijlpaard
Een roofkat met stippels op zijn vel die vlees eet. • De luipaard
Een dier met een gewei dat planten eet. • Het hert
De dieren willen drinken. • De dorst
De dieren komen bij elkaar om erover te praten wat ze gaan doen. • De vergadering
De kant van de rivier. • De oever
Een hard geluid maken. Bijvoorbeeld door op en neer te springen. • Dreunen
Een hard geluid maken. • De dreun
Niet goed kunnen wachten; gauw boos worden. • Ongeduldig
Heel lang blijven lachen. • Hij lachte zich slap
Had je ze allemaal goed? • Ik hoop dat je ze allemaal goed had. • Als dat niet zo was kan je het nog een keer oefenen. Oefenen Stoppen