210 likes | 360 Views
Themadag ‘Gebiedsgericht (net)werken’ 20 oktober 2011. Het concept. Er zijn verschillende modellen van netwerken: Organisch gegroeide netwerken; Professionele en functionele netwerken; Thematisch netwerken; Spontane netwerken. Ze zijn operationeel in een afgebakend gebied.
E N D
Het concept • Er zijn verschillende modellen van netwerken: • Organisch gegroeide netwerken; • Professionele en functionele netwerken; • Thematisch netwerken; • Spontane netwerken. • Ze zijn operationeel in een afgebakend gebied. • Wat levert deze themadag aan leerpunten op?
Het programma • Inleiding door Monica de Coninck • Plenair gedeelte door Guy Redig en Kristof Peeters • Praktijktafels – deelnemers konden uit 10 verschillende praktijktafels kiezen • Na de lunch: inleiding op het plenair debat en debat • Afsluiting van de dag met een netwerkmoment en receptie
Model1: een organisch gegroeid netwerk • Gegroeid vanuit occasionele samenwerkingsverbanden Voorbeeld • Praktijktafel : welzijnsoverleg in de 2060 wijk – een bloeiend netwerk Kritische succesfactoren • Moet iedereen steeds mee aan tafel zitten? • Kennen we iedereen uit de wijk? • Komen we nog voldoende tot resultaten?
Model 2 : professioneel en functioneel netwerk • Dit netwerk bestaat uit professionals; • die elk een specifieke rol en taak opnemen; • met het oog op het realiseren van een verbeterplan. Deze netwerken werken wel gebiedsgericht, maar de actoren komen niet noodzakelijk uit de betrokken wijk .
Model 2 : professioneel en functioneel netwerk - voorbeelden
Model 2: professioneel en functioneel netwerk : kritische succesfactoren • Kan deze vorm van netwerk nog bestaan nadat de opgelegde taak gerealiseerd is? • Wordt er voldoende samengewerkt met de lokale actoren? (draagkracht) • Wordt er voldoende gecommuniceerd met de buurt? (draagvlak)
Model 3: thematische netwerken • Deze netwerken zijn opgericht door organisaties – al dan niet in samenwerking met lokale besturen, om voor bepaalde gesignaleerde problemen een oplossing te zoeken.
Model 3: thematische netwerken voorbeelden • Welzijnsoverleg Berendrecht Zandvliet Lillo • Aansluiting van kleinere netwerken aan grotere structuren • Hoe vinden de kleine subnetwerken de weg naar bvb het welzijnsoverleg en hoe verloopt dit? • Netwerk Brede School Het Algemeen onderwijsbeleid Antwerpen ondersteunt brede scholen. Dit zijn scholen die samenwerken met jeugd- en sportverenigingen in de buurt, een rusthuis, kinderopvang, cultuurcentra, ...
Model 3: thematische netwerken kritische succesfactoren • Hoe dit netwerk levend houden? • De weg vinden naar grotere structuren van netwerken.
Model 4: spontane netwerken • Deze netwerken zijn gegroeid vanuit mensen die geen professionals zijn en weinig of geen binding hebben met andere organisaties.
Model 4: spontane netwerken voorbeelden • Zelforganisaties die thematisch – maar niet gebiedsgebonden werken, alsook wijkgebonden initiatieven van mensen die de solidariteit en sociale cohesie -in hun wijk willen bevorderen. • Praktijktafel: ruilnetwerken
Model 4: spontane netwerken kritische succesfactoren • Vaak gebrek aan vaste structuren. • Vinden moeilijk de weg naar lokale besturen.
De trefdag in cijfers • 152 mensen hebben zich ingeschreven. • 35 mensen zijn niet komen opdagen zonder te verwittigen. • 27 mensen zijn zonder inschrijving gekomen. • 63 mensen hebben een evaluatieformulier ingevuld.
De trefdag in 10 vragen • Organisatie en structuur: het merendeel beoordeelde dit als‘goed’ tot ‘zeer’. • De lezingen in de voormiddag: voor Guy Redig was de score bijna unaniem ‘zeer goed’, Kristof Peeters kreeg ook overwegend ‘zeer goed’. • De praktijktafels waar het minste theorie aan bod kwam, vielen het best in de smaak.
De trefdag in 10 vragen (2) • De lezing door Oases werd slechts enkele keren ‘goed’ aangeduid. • Het paneldebat scoorde niet goed: er was te weinig verschil in de meningen van de panelleden. • Het netwerkmoment kreeg zeer goede opmerkingen: op een aantal evaluaties gaf men aan dat men waardevolle contacten had gelegd en dat dit beste moment van de dag was.
Algemene besluiten – debat? Leerpunten voor mensen die deel uit maken van een netwerk • Ontstaat een netwerk uit een noodzaak of een duidelijk geformuleerde opdracht? Wat blijft hier dan van over als de nood weg is of de opdracht afgewerkt? • Is een netwerk enkel een plaats om meningen uit te wisselen? Of moet een netwerk, los van ontmoeting, een werkplek zijn? • Informele netwerken verschillen structureel van formele netwerken, maar vormen een goede basis om verdere samenwerking uit te bouwen. (Kansen zien)
Algemene besluiten - debat (2) Leerpunten voor een organisatie • Een van de vragen uit de groepen: hoe gaat een organisatie om met netwerken als taak van een medewerker? Wat is de cultuur binnen de organisatie? • ‘Geen product dus geen werk’ klopt niet. • Opletten dat structurele en spontane netwerken elkaar niet tegenwerken. • Het is ook inherent aan welzijnswerk: resultaten zijn niet steeds objectief meetbaar of kwantificeerbaar.
Algemene besluiten - debat (3) Leerpunten voor een organisatie • Continuïteit en netwerken in kaart brengen, is belangrijk . • Engagement van de organisatie is belangrijk. • Moet opgenomen worden in de taakomschrijving. • Netwerken mogen niet afhankelijk zijn van de persoon die er in zit. • In structurele netwerken: hoe komen netwerken tot stand en wie is de makelaar?
Algemene besluiten - debat (4) Leerpunten voor een organisatie • Er moet een duidelijk mandaat zijn vanuit de organisatie, om in dit netwerk te participeren. Dit is een voorwaarde om binnen een netwerk tot ‘producten’ te komen en snelheid te kunnen maken. • Netwerken bieden kansen. Ze zijn er niet enkel om eigen doelstellingen te verwezenlijken: zoek naar de win-win, dan werken netwerken echt. • Netwerken kunnen een signaalfunctie hebben, feedback over je werking bieden.
Algemene besluiten - trefdag Werkpunten • Binnen organisaties moeten er afspraken zijn over hoe er omgegaan wordt met netwerken als taak (medewerkers) en als instrument (doelstellingen). • Op Antwerps vlak is er nood aan het in kaart brengen van netwerken. • Overheid moet netwerken stimuleren, faciliteren, ondersteunen en niet ‘opstarten, sturen, opdoeken’.