E N D
U hebt rekenhonger en besluit in een restaurant te eten. De ober begint u vragen te stellen over uw rekenhonger: “Hoe lang heeft u het al? Hoe erg is uw rekenhonger? Had u het vroeger ook al? Welke rol speelde rekenhonger in uw gezin?” Wanneer u wilt bestellen, laat de ober u eerst toetsen maken om te kijken wat u werkelijk wilt. Vervolgens krijgt u een rekenmenu voorgeschoteld waar u niet om gevraagd heeft, maar waarvan de ober zegt dat het goed voor u is en dat veel rekenhongerige mensen heeft geholpen. Verlaat u tevreden dit restaurant?
Oorzaken rekenproblemen • Onderwijsgebonden oorzaken • Methodegebonden oorzaken • Situatiegebonden oorzaken • Kindgebonden oorzaken
Soorten dyscalculie • visueel-ruimtelijke type • procedurele type • verbaal geheugen type • getalinzicht type Soms ook combinatie van de 4 types
Sticordi-maatregelen • STImuleren • COmpenseren • Remediëren • Dispenseren
FASEN RECONSTRUCTIEDIDACTIEK Verdieping uitbreiding Memoriseren Reconstructie Begripsvorming
FASE 1 : BEGRIPSVORMING • Probleemsituaties als uitgangspunt voor begripsvorming: wanneer kom je … tegen? Wat voor een handelingen voer je dan uit?
FASE 1 : BEGRIPSVORMING • Modellen als hulpmiddel, bij vermenigvuldigen bijvoorbeeld: • Groepjes • Rooster / rechthoek • Getallenlijn
FASE 2 : RECONSTRUCTIEFASE • Zelf de antwoorden van bijvoorbeeld keersommen kunnen reconstrueren met behulp van: • Strategieën • Steunpunten / ankers
FASE 3: MEMORISEERFASE • Didactische richtlijnen • Regelmatig mondeling oefenen • Voortgang in volgende jaren • Variatie in oefenvormen • Tijd nemen • Verder ondersteunen van strategieën • Systematisch uitbreiden van steunpunten • Aandacht voor tafelrijen bij vermenigvuldigen
FASE 4: VERDIEPING EN UITBREIDING • Inzichten verdiepen: blijven oefenen met strategieën en complexere strategieën aanbieden • Toepassing in nieuwe contexten • Vermenigvuldigen met grotere factoren dan 10
Rekenkundig begaafd… • Ze zijn goed in het leggen van verbanden • Ze zijn goed in het analyseren van problemen • Ze maken grote denksprongen • Ze hebben interesse in rekenen / wiskunde • Ze hebben oog voor structuren en patronen • Ze zijn geneigd tot visualisatie van wiskundige problemen • Ze bezitten convergent én divergent denkvermogen • Ze bedenken creatieve oplossingen
Leerbehoeften (hoog)begaafde leerlingen • Open opdrachten • Complexe opdrachten • Betekenisvolle opdrachten • Beroep doen op creativiteit • Uitlokken tot onderzoekende houding • Uitnodigen tot reflectie • Uitdagen tot denken op een hoger abstractieniveau • Beroep doen op metacognitieve vaardigheden • Beroep doen op zelfstandig leren leren leren • Behoefte aan topdown leren
1. OEFENMATERIAAL • Kritisch omgaan met routeboekje • Maatwerk per leerling : hiaten • Voeg voldoende oefenmateriaal toe: memoriseren! • Automatiseren ≠ memoriseren • Oefenen met helder einddoel • Oefen CITO-taal
2. Leerlingen bij betrekken • Poster als basis voor portfolio • Vergroot motivatie en eigenaarschap(relatie – autonomie – competentie) • Onderwerpen / onderzoeksvragen laten inbrengen • Creatieve ideeën: Kieskast
3. Ruimte voor keuzes • Welk domein eerst? • Welke opdrachten? • Wanneer toetsen? • Welke leerstijl? • Welke vorm van het portfolio?
4. Passende instructie • Denkactiviteit als kern van de instructie (zelf ontdekkend leren) in combinatie met volledige instructiemodel • Aandacht voor horizontaal én verticaal mathematiseren • Aansluiten op belevingswereld van de leerling : rekenrijke opdrachten • Aandacht voor verschillen in o.a. leerstijlen