440 likes | 570 Views
Meer over kwantoren. GQ theorie. N en VP denoteren eigenschappen (verzamelingen individuen). NP denoteert verzameling van eigenschappen (verzameling van verzamelingen). VP NP Det legt relatie tussen twee verzamelingen A en B gegeven door N en VP: Q(A,B). Relaties I.
E N D
GQ theorie • N en VP denoteren eigenschappen (verzamelingen individuen). NP denoteert verzameling van eigenschappen (verzameling van verzamelingen). VP NP • Det legt relatie tussen twee verzamelingen A en B gegeven door N en VP: Q(A,B).
Relaties I • Alle studenten zijn intelligent • Alle(Studenten, Intelligent) = 1 iff Studenten Intelligent • Geen student is rijk • Geen(Studenten, Rijk) = 1 iff Student Rijk =
Relaties II • De meeste studenten zijn gelukkig • De meeste(Student, Gelukkig) = 1 iff |Student Gelukkig| > |Student – Gelukkig|.
Eigenschappen • Algemene eigenschappen van kwantoren: beperking op de klasse van relaties tussen verzamelingen die worden uitgedrukt door natuurlijke taal determinatoren. • Eigenschappen die subklassen van determinatoren karakteriseren.
Conservativiteit I • Conservativiteit: Q(A,B) Q(A,AB) • Alle kinderen zijn lief • Alle kinderen zijn lieve kinderen • Geen kind is slecht • Geen kinderen zijn slechte kinderen
Conservativiteit II • De meeste klanten zijn tevreden • De meeste klanten zijn tevreden klanten. Maar: • Alleen studenten zijn tevreden <-/-> • Alleen studenten zijn tevreden studenten.
Conservativiteit III • Q(A,B) Q(A,AB) Cons: A-B AB B-A |B-A| is irrelevant
Implicaties • Conservativiteit: links-rechts asymmetrie. • Natuurlijke taal heeft wel kwantor ‘enkele’, maar niet ‘nenkele’. • Enkele A zijn B: AB • Nenkele A zijn B: B-A • Cons. beperkt mogelijke interpretaties.
Maar alleen dan? • Alleen: geen standaard determinator, daarom uitzondering. • Hij voetbalt alleen. • Hij speelt alleen op donderdag. • Alleen onze allerbeste studenten gaan door naar het excellente programma. • Gevoelig voor focus. • ‘rechts’ leunend i.p.v. ‘links’
Kwantiteit • Kwantiteit: gesloten onder permutatie Q(A,B) = Q(A,B) • Dus: aantal telt, identiteit niet. • Evident voor: alle, geen, twee, de meeste, hoogstens tien, etc. • Maar: Jan’s fiets is gestolen.
Extensie • Extensie: QE(A,B) en E E’, dan QE’(A,B). • B.v. geen kwantor ‘blik’ • Blik (A,B) = 1 desda |-A| = 3 • BlikE (A,B) = 1 desda |E-A| = 3 • ‘Blik’ is conservatief, en kwantitatief, maar niet extensioneel.
Alles samen • Cons+Kwant+Ext:alleen |A|, |AB| telt. E’ E A-B AB B-A
Subklassen • Sterk/zwak onderscheid • Monotonie
Sterk/zwak • Distributie in existentiële zinnen: • Er speelt een kind/iemand/*het kind/*Julia op straat. • Er speelt geen kind/niemand op straat. • Er spelen kinderen/twee kinderen/veel /weinig/geen kinderen/… op straat. • *Er spelen alle/de meeste/beide/geen van beide… kinderen op straat.
Symmetrie I • Zwakke determinatoren zijn symmetrisch: Q(A,B) Q(B,A). • Twee zakenlui zijn deelnemers • Twee deelnemers zijn zakenlui. • |AB| bepaalt waarheidscondities.
Symmetrie II • Symmetrisch: twee, enkele, veel, weinig, hoogstens twee, geen,.. • |AB| > 2, > n, < n, =, , … • Niet-symmetrisch: alle, de meeste, beide, geen van beide, 80% van, … • Whc: altijd |A| of |A-B| nodig.
Symmetrie en ‘er’ I • Waarom alleen symmetrische kwantoren in existentiële zinnen zoals ‘er is/er zijn’? • Keenan (1987): ‘is/zijn’ levert predikaat van existentie. • Alleen symmetrische kwantor levert ekwivalentie op met predikaat van existentie.
Symmetrie en ‘er’ II • Er zijn twee studenten in de bibliotheek. • Twee studenten zijn in de bibliotheek • Voor symmetrische determinatoren geldt: • E Det(Stud InBib) Det(Stud, InBib) • Cf: Er zijn alle studenten in de bibliotheek. • / Alle studenten zijn in de bibliotheek. • Symmetrische Q niet essentieel tweeplaatsig: whc alleen afhankelijk van |A B|.
Monotonie • Inferentie eigenschappen. • MON: Q(A,B) en B B’, dan Q(A,B’). • MON: Q(A,B) en B’ B, dan Q(A,B’). • MON: Q(A,B) en A A’, dan Q(A’,B). • MON: Q(A,B) en A’ A, dan Q(A’,B).
Stijgend • MON: Q(A,B) en B B’, dan Q(A,B’). • Alle kinderen kwamen laat thuis • Alle kinderen kwamen thuis. • Geen kind kwam laat thuis -/-> • Geen kind kwam thuis. • Precies vijf kinderen kwamen laat thuis -/-> Precies vijf kinderen kwamen thuis.
Dalend • MON: Q(A,B) en B’ B, dan Q(A,B’). • Geen kind kwam thuis • Geen kind kwam laat thuis. • Alle kinderen kwamen thuis -/-> • Alle kinderen kwamen laat thuis. • Precies vijf kinderen kwamen thuis -/-> • Precies vijf kinderen kwamen laat thuis.
Conjunctie reductie I • Sofia zwemt en danst. • Sofia zwemt en Sofia danst. • Iedereen lachte en huilde • Iedereen lachte en iedereen huilde.
Conjunctie reductie II • Dus i.h.a.: NP (VP1 en VP2) NPVP1 en NP VP2? • Nee: alleen voor MON • Als NP (VP1 en VP2) en NP is MON , dan NP VP1 en NP VP2, want VP1 VP2 VP1 en VP1 VP2 VP2.
‘En’ en ‘of’ reductie • Geen kind danst en zwemt -/-> • Geen kind danst en geen kind zwemt. • K D Z = -/-> K D = • Geen kind danst of zwemt • Geen kind danst en geen kind zwemt. • K (D Z) = K D = en • K (D Z) = K Z = .
Omgekeerd bereik I • Bereik: ‘lineaire’ en ‘inverse’ scope. • Lineair bereik: links-rechts volgorde in zin gerespecteerd in interpretatie. • Omgekeerd bereik: syntactische links-rechts volgorde omgekeerd in interpretatie. • Alle deuren werden niet geopend. • > (lineair); > (inverse)
Omgekeerd bereik II • Buiten iedere ambassade wappert een vlag. • > (lineair); > (inverse) • Een vlag wappert buiten iedere ambassade. • > (lineair); > (inverse)
Monotonie en bereik • MON kwantoren staan geen inverse scope toe. • Weinig deuren werden niet geopend. • Weinig > , maar niet: > weinig. • Twee studenten hebben geen boek van Chomsky gelezen. • Twee > geen, maar niet: geen > twee.
Vlag/ambassade • Hoogstens twee vlaggen hangen buiten iedere ambassade. • Hoogstens twee > iedere, ?niet: iedere > hoogstens twee • Buiten iedere ambassade hangen hoogstens twee vlaggen. • Iedere > hoogstens twee, niet: hoogstens twee > iedere.
Polariteit • Negatief polaire uitdrukkingen: komen alleen voor in ‘negatieve’ omgeving. • Julia hoeft niet te komen. • *Julia hoeft te komen. • Niemand hoeft huiswerk te maken. • *Iedereen hoeft huiswerk te maken. • NPI moet gelicenseerd worden.
Licenseerder is mon • *Minstens/Hoogstens vijf kinderen hoeven hun huiswerk over te doen. • Iedereen die ook maar iets heeft gezien moet zich melden. • Als je ook maar iets hebt gezien moet je het vertellen. • Wie heeft er ook maar enig vertrouwen in de regering?
Rare woordjes.. • Julia heeft nooit een rooie cent op zak. • Je kon geen hand voor ogen zien. • Ik snap er geen fluit/snars/biet… van. • Dat komt nooit meer terug. • De kritiek was niet mals. • Heb je hem ooit een vinger zien uitsteken om iemand te helpen?
Gradaties van negatie • Sommige NPIs stellen ‘strictere’ eisen aan licenseerder dan andere. • Hoogstens drie monniken kunnen vader abt uitstaan. • *Hoogstens drie nonnen kennen ook maar een paar woorden Fries • *Na hoogstens drie lezingen was de kritiek mals.
Engelse NPIs • Julia didn’t say anything. • Nobody said anything. • If you saw anything, you should report to the police. • He doesn’t have a red cent. • I don’t give a damn/fuck/… • Engelse NPIs in mon conteksten.
Franse NPIs • Je n’ai pas vu quoi que ce soit. Ik zag niet wat dan ook. • Personne n’a vu quoi que ce soit. Niemand heeft gezien wat dan ook. • Si tu vois qui que ce soit, dis-moi. Als je ziet wie dan ook, zeg het me. • Franse NPIs in mon conteksten.
Polariteit en concordantie • Personne n’a vu quoi que ce soit NPI • Niemand heeft gezien wat dan ook • Personne n’a rien vu. n-woord • Lett: Niemand heeft niets gezien • Niemand heeft iets gezien (concord) • Hypothese: n-woorden zijn ‘stricte’ en ‘zelflicenserende’ NPIs.
Kwantificatie over tijd • D-kwantificatie ( determiner) versus A-kwantificatie ( adverbia, auxiliary). • Kwantificatie over tijdstippen of intervallen • Jenny huilt nooit • Dit restaurant is altijd open
Kwantificatie over gebeurtenissen • Jenny is twee keer naar Parijs geweest • Jenny gaat vaak zwemmen • Jenny gaat meestal alleen naar de film • Jenny dient haar werkstukken nooit op tijd in. • Dit restaurant is altijd open op zondag.
Kwantificatie over individuen • Gedichten gaan vaak over liefde. • Demeeste gedichten gaan over liefde • Een ooievaar heeft altijd een partner voor het leven. • Alle ooievaars hebben een partner voor het leven.
Domein van kwantificatie • In GQ termen: Als adverbium is Q(A,B), hoe bepalen we A? • Rol van syntaxis (maar minder sterk dan bij D-kwantificatie) • Rol van focus • Rol van presupposities
Rol van syntaxis • Als Jenny naar de film is geweest gaat ze daarna altijd een borrel drinken in de Bastaard. • Q = altijd • A = als-zin • B = hoofdzin
Focus en presuppositie • Karel draagt altijd rode DASSEN. • Karel draagt altijd RODE dassen. • Marie wint altijd, Karel verliest meestal. • Een kat komt altijd op zijn pootjes terecht.
Proportieprobleem • (i) Als een student een kat heeft, zorgt hij er meestal goed voor. • (ii) De meeste studenten die een kat hebben zorgen er goed voor. • Situatie: Er zijn 10 studenten. 9 studenten hebben elk 1 kat, en zorgen er goed voor. 1 student heeft 25 katten, en zorgt er niet goed voor. • Is (i) waar in deze situatie? En (ii)? • Conclusie: (i) kwantificeert niet over paren.
Conclusies • Natuurlijke taal heeft meer expressieve kracht dan door 1e orde logica kan worden uitgedrukt. • GQ theorie toepasbaar op telbare en niet-telbare nomina, en op adverbiale kwantificatie. • GQ eigenschappen relevant voor bereik, existentiële zinnen, polariteit,..