1 / 32

Lineaire functies

Lineaire functies. Lineaire functie y is een lineaire functie van x betekent y = ax + b met de grafiek is een lijn door het punt (0, b ) met richtingscoëfficiënt (helling) a richtingscoëfficiënt a betekent 1 naar rechts en a omhoog. 14.1. n = aT + b met

delores
Download Presentation

Lineaire functies

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Lineaire functies • Lineaire functie • y is een lineaire functie van x betekent y = ax + b • met • de grafiek is een lijn door het punt (0, b) met richtingscoëfficiënt (helling) a • richtingscoëfficiënt a betekent 1 naar rechts en a omhoog. 14.1

  2. n = aT + b met n = 1,6T + b T = 24 en n = 32 Dus n = 1,6T – 6,4. n = 1,6T – 6,4 geeft 1,6T = n + 6,4 T = 0,625n + 4 n = geeft T = 0,625 · 22 + 4 T = 17,75 Dus de temperatuur is bijna 18 ºC. opgave 4 a 1,6 · 24 + b = 32 38,4 + b = 32 b = –6,4 b c

  3. Vergelijkingen van de vorm ax + by = c • De algemene vorm van een lineaire vergelijking met de variabelen • x en y is ax + by = c. • De bijbehorende grafiek is een rechte lijn. • Een verticale lijn heeft geen richtingscoëfficiënt • bv. x = 5 • Van een horizontale lijn is de richtingscoëfficiënt 0 • bv. y = –2 14.1

  4. y 3 p l opgave 7 a n 2 m • • 1 n • • • x -1 4 -3 -2 0 1 2 3 5 6 -1 m -2 q • -3 rcl = 3 rcm = –1 rcn = 1 rcp = 0 rcq = bestaat niet b -4 l -5

  5. Het oplossen van een stelsel vergelijkingen • Kies één van de vergelijkingen om een variabele vrij te maken. • Substitueer wat je gekregen hebt in de andere vergelijking. • Bereken de andere variabele door de vergelijking bij 1. te gebruiken. 14.1

  6. x + 4y = 38, dus x = –4y + 38. x = –4y + 38 en 3x – 2y = –12 geeft 3(–4y + 38) – 2y = –12 –12y + 114 – 2y = –12 –14y = –126 y = 9 y = 9 en x = –4y + 38 geeft x = 2. Dus x = 2 en y = 9. opgave 14

  7. Stel ze beleggen x euro in fonds A en y euro in fonds B. Los op x + y = 150 000, dus x = –y + 150 000. x = –y + 150 000 en 0,06x + 0,08y = 11 000 geeft 0,06(–y + 150 000) + 0,08y = 11 000 –0,06y + 9000 + 0,08y = 11 000 0,02y = 2000 y = 100 000 y = 100 000 en x = –y + 150 000 geeft x = 50 000. In fonds A wordt 50 000 euro ondergebracht. opgave 16 x + y = 150 000 0,06x + 0,08y = 11 000

  8. l = 50 geeft BMR = 66 + 13,7g + 5h – 6,8 · 50 BMR = 66 + 13,7g + 5h – 340 BMR = 13,7g + 5h – 274 l = 28, g = 68 en BMR = 1700 geeft 66 + 13,7 · 68 + 5h – 6,8 · 28 = 1700 807,2 + 5h = 1700 5h = 892,8 Zijn lengte is 179 cm. BMR = 66 + 13,7g + 5h – 6,8l g = h – 100 l = 40 opgave 21 a b c BMR = 66 + 13,7(h – 100) + 5h – 6,8 · 40 BMR = 66 + 13,7h – 1370 + 5h – 272 BMR = 8,7h – 1576

  9. Kwadratische formules • De algemene vorm van een kwadratische formule is • y = ax2 + bx + c, waarbij a niet nul is. • Voor a > 0 is de grafiek een dalparabool, • voor a < 0 is de grafiek een bergparabool. 14.2

  10. –0,002q2 + 24q = 0 q(–0,002q + 24) = 0 q = 0 ⋁ –0,02q + 24 = 0 q = 0 ⋁ –0,002q = –24 q = 0 ⋁ geeft Uit de schets volgt dat R maximaal is voor q = 6000. De maximale opbrengst per maand is Rmax = –0,002 · 60002 + 24 · 6000 Rmax = 72 000 euro. opgave 25 a = 12 000 R b q O 6000

  11. –0,002q2 + 24q = 64 000 –0,002q2 + 24q – 64 000 = 0 q2 – 12 000q + 32 000 000 = 0 (q – 4000)(q – 8000) = 0 q = 4000 ⋁q = 8000 Aflezen: bij aantallen tussen 4000 en 8000 is de opbrengst meer dan 64 000 euro. opgave 25 c d

  12. Kwadratische vergelijkingen • Kwadratische vergelijkingen die te herleiden zijn tot de vorm AB = 0. • maak het rechterlid 0 • ontbind het linkerlid in factoren • pas toe AB = 0 geeft A = 0 ⋁ B = 0 • abc-formule • Vergelijkingen van de vorm A2 = B2 • Uit A2 = B2 volgt • A = B⋁ A = –B • Vergelijkingen van de vorm AB = AC • Uit AB = AC volgt • A = 0 ⋁ B = C 14.2

  13. T = 2,50; A = 40 000 en A = aT 2 + bT + 60 000 geeft 6,25a + 2,50b + 60 000 = 40 000 ofwel 6,25a + 2,50b = –20 000. T = 5,00; A = 25 000 en A = aT 2 + bT + 60 000 geeft 25a + 5b + 60 000 = 25 000 ofwel 25a + 5b = –35 000. 6,25a + 2,50b = –20 000, dus 2,50b = –6,25a – 20 000 ofwel b = –2,50a – 8000. b = –2,50a – 8000 en 25a + 5b = –35 000 geeft 25a + 5(–2,50a – 8000) = –35 000 25a – 12,5a – 40 000 = –35 000 12,5a = 5000 a = 400 a = 400 en b = –2,50a – 8000 geeft b = –9000. Dus a = 400 en b = –9000. opgave 37 a

  14. A = 400T 2 – 9000T + 60 000 R = T· A R = T(400T 2 – 9000T + 60 000) R = 400T 3 – 9000T 2 + 60 000T = 1200T 2 – 18 000T + 60 000 geeft 1200T 2 – 18 000T + 60 000 = 0 T 2 – 15T + 50 = 0 (T – 5)(T – 10) = 0 T = 5 ⋁T = 10 Uit de schets volgt dat R maximaal is voor T = 5. De dagopbrengst is dus maximaal bij een toltarief van € 5,00. opgave 37 b c

  15. Gebroken vergelijkingen oplossen en breuken herleiden • Gebroken vergelijkingen • Rekenen met breuken geeft A = BC geeft A = 0 geeft AD = BC 14.3

  16. opgave 43 a

  17. opgave 44 a

  18. opgave 48 a

  19. opgave 50 a Dus en

  20. opgave 54 a Dus en b = 16. b

  21. Lineaire en exponentiële groei • Lineaire groei • N = at + b • Om a te berekenen gebruik je het verschil van de twee gegeven N-waarden. • Exponentiële groei • N = b· gt • Om g te berekenen gebruik je het quotiënt van de twee gegeven N-waarden. • Is de groeifactor per tijdseenheid g, dan is de groeifactor per n tijdseenheden gn. 14.4

  22. N1 = at + b met N1 = –90t + b t = 6 en N1 = 2180 Dus N1 = –90t + 2720. N2 = b· gt met g4 tijdseenheden = dus gtijdseenheid = N2 = b · 0,956t t = 6 en N2 = 2180 Dus N2 = 2858 · 0,956t. opgave 57 a –90· 6 + b = 2180 b = 2720 b· 0,9566 = 2180

  23. N2 = 2 · N1 2858 · 0,956t = 2(–90t + 2720) Voer in y1 = 2858 · 0,956x en y2 = 2(–90x + 2720). Intersect geeft x ≈ 25,1. Dus voor t = 25,1 opgave 57 b

  24. Rekenregels voor machten 14.4

  25. opgave 61 a

  26. opgave 62 a

  27. Variabelen vrijmaken bij machtsformules • Uit xn = a volgt • Variabelen vrijmaken bij logaritmische formules • Uit glog(x) = y volgt x = gy. • glog(gy) = y en • Variabelen vrijmaken bij exponentiële formules • Rekenregels bij logaritmen x≥ 0 en a ≥ 0 14.4

  28. geeft opgave 65 a

  29. opgave 66 a geeft

  30. g = 185 geeft S = 290 log(185 + 100) – 550 S≈ 161,9 De schouderhoogte is 162 cm. S = 210 geeft 290 log(g + 100) – 550 = 210 290 log(g + 100) = 760 De spanwijdte is 318 cm. opgave 70 a b

  31. S = 290 log(g + 100) – 550 geeft 290 log(g + 100) – 550 = S 290 log(g + 100) = S + 550 g = 78,8 · 1,008S – 100 opgave 70 c

  32. opgave 76 a

More Related