560 likes | 737 Views
Specifieke kenmerken van de verjaring in het socialezekerheidsrecht. Alain Vermote ACV-Brussel-Halle-Vilvoorde. Specifieke kenmerken van de verjaring in het socialezekerheidsrecht. De socialezekerheid = Stelsel van de werknemers Stelsel van de zelfstandigen De maatschappelijke bijstand
E N D
Specifieke kenmerken van de verjaring in het socialezekerheidsrecht Alain VermoteACV-Brussel-Halle-Vilvoorde
Specifieke kenmerken van de verjaring in het socialezekerheidsrecht De socialezekerheid = • Stelsel van de werknemers • Stelsel van de zelfstandigen • De maatschappelijke bijstand Verjaring van de rechtsvordering om prestaties & van de terugvordering van onverschuldigde Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
Specifieke kenmerken van de verjaring in het socialezekerheidsrecht Specifieke kenmerken zijn terug te vinden in de • Rechtsbronnen • Vaststelling de verjaring • Procesvoering Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
Rechtsbronnen Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
Rechtsbronnen Specifieke kenmerken kunnen teruggevonden worden in : • De bepalingen • De aard van deze bepalingen Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Bepalingen • In het algemeen : 2 mogelijkheden • Bepalingen uit bijzondere wetten (in de meeste sectoren) • Geen bijzondere bepalingen (in kleine sectoren) • Beroepziekten (vordering tot betaling prestaties) • Gewaarborgde gezinsbijslagen • Sociale bijstand Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Bepalingen • Verschijnsel van uiteenlopende wetten die zich ontwikkelden op een zelfstandige wijze • Rechtsregels betreffende verjaring vinden hun bron in de verschillende wetten die van toepassing zijn in de diverse takken van de sociale zekerheid of, bij onvolkomenheid van deze wetten, in het Burgerlijk Wetboek met als gevolg: • Rechtsonzekerheid • Ongelijkheid tussen sociaal verzekerden • Hoewel sommige verschillen hun rechtvaardiging in de specificiteit van de sector vinden, wordt benadering overdreven ingewikkeld. • Plicht om stelselmatig, tak per tak, na te kijken hoe de verjaringstermijn moet vastgesteld worden. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Bepalingen • Initiatieven om proberen te standardiserenof minstens te coördineren, waarvan artikel 30, § 1Wet 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid : • “De terugvordering van de ten onrechte betaalde sociale prestaties verjaart na drie jaar, te rekenen vanaf de datum waarop de uitbetaling is geschied. De in het eerste lid voorgeschreven termijn wordt teruggebracht tot zes maanden indien de betaling enkel het gevolg is van een vergissing van de instelling of de dienst, waarvan de betrokkene zich normaal geen rekenschap kon geven. De in het eerste lid voorgeschreven termijn wordt verlengd tot vijf jaar indien ten onrechte werd betaald in geval van bedrog, arglist of bedrieglijke handelingen van de betrokkene.” Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Bepalingen • Kenmerken art. 30, § 1Wet 29 juni 1981 : • Drievoudige termijn • Termijn kan verschillen volgens de omstandigheden (bv. : vergissing / bedrog) • Korter dan de door het burgerlijk recht bepaalde termijn • Deze kenmerken zijn meestal terug te vinden in de verschillende sectoren van de sociale zekerheid • Nochtans bij gebrek aan het nodige KB is art. 30, § 1 nog niet in voege getreden! Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Bepalingen • Belangrijke rol v. h. Grondwettelijk Hof in het geleidelijk rationaliseren van de afwijkende wetten: • Mbt rechtspraak van de bodemrechter : • Hoewel de op prejudiciële vraag uitgesproken arresten van geen draagwijdte erga omnes mogen hebben en enkel het gerecht die de vraag heeft gesteld in de behandelde zaak binden, kunnen deze arresten in alle gelijkaardige zaken ingeroepen worden. • Mbt nieuwe wetten : • Nav aanleiding van sommige arresten, werd de wetgever op beslissende wijze aangemoedigd om de regels met betrekking tot de verjaring te veranderen met het oog op meer samenhang onder de verschillende sectoren van de sociale zekerheid. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Bepalingen • In tegenstelling tot wat in het arbeidsrecht kenmerkend is, is de vordering ex delicto in het socialezekerheidsrecht eerder zeldzaam, alhoewel niet volkomen afwezig • Bv • Cass. 12 februari 2007 (JTT 2007, 213) : in aanwezigheid van een voortgezet misdrijf, de vordering ex delicto leidde tot het verhaal van achterstallen van vakantiegeld die, anders, ex lege waren verjaard. • Arbrb. Antwerpen 2 mei 2006 (Soc.Kron. 2007, 367) : inzake arbeidsongevallen, heeft het Fonds voor Arbeidsongevallen ex delicto de zaak aanhangig gemaakt tegen een werkgever die geen verzekeringscontract met betrekking tot arbeidsongevallen had afgesloten. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
B. Aard van de bepalingen • In de meerderheid van de sectoren van de sociale zekerheid is de wetgeving louter dwingend • Omdat ze de privébelangen van de schuldenaar beschermt • Gevolgen : traditioneel worden art. 2223 & 2224 BW toegepast : • Art. 2223 : de rechter mag het middel van de verjaring niet ambtshalve toepassen. • Art. 2224 : de schuldenaar behoudt het recht om de verjaring in elke staat van het geding, zelfs in beroep, op te werpen, (het mag evenwel niet voor het eerst voor het Hof van Cassatie ingeroepen worden) • Illustratie : Arbh. Antwerpen 14 oktober 2008 (AR 2007-0622, www.juridat.be) : arbh. Vernietigde vonnis waar arbrb. had ambtshalve opgeworpen dat de terugvordering van de mutualiteit verjaard was Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
B. Aard van de bepalingen • Maar quid na rechtspraak van het Hof van Cassatie (Cass. 14 april 2005, JLMB 2005, 856) in verband met de feitelijke opvatting van de oorzaak ? • Thans bekleedt de rechter een veel meer actieve rol: hij dient voortaan “ambtshalve de rechtsmiddelen op te werpen waarvan de toepassing geboden is door de feiten, die door de partijen in het bijzonder worden aangevoerd tot staving van hun eisen”. • De arbeidsgerechten hebben reeds gebruik gemaakt van deze nieuwe beginselen in zaken die met de verjaringsmaterie niets te maken hadden. • Bv :Arbrb. Brussel 26 april 2006 en 6 oktober 2006 (Soc.Kron. 2007, 117) : inzake tegemoetkomingen voor gehandicapte personen, heeft de arbrb. het vraagstuk opgeworpen of de vordering tot betaling aan de sociaal verzekerde in een eis tot schadevergoeding geherkwalificeerd al dan niet moest worden. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
B. Aard van de bepalingen • Mogelijkerwijze, obv wat voorafgaat, wanneer na onderzoek van de feiten het duidelijk uitkomt dat de verweerder aanvoert dat de vordering niet tijdig was ingediend, zou de bodemrechter, onzes inziens, wel tot de heropening der debatten kunnen beslissen met als doel aan de weet te komen of de verweerder al of niet de verjaring wenst op te werpen. • Bv : Arbh. Luik 2 maart 2005 (AR 30056-01, www.juridat.be); hoewel dit arrest echter voorafgaand is aan Cass14 april 2005. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
B. Aard van de bepalingen • In een beperkt aantal gevallen verwerft de verjaring een karakter van openbare orde • namelijk omdat ze de “essentiële belangen van de Staat of van de collectiviteit” raakt • Gevolgen : • de schuldenaar mag niet afzien van het genieten van een verstreken verjaring ; • de rechter MOET, als de schuldenaar dit zelf niet doet, het middel van de verjaring ambtshalve opwerpen. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
B. Aard van de bepalingen • Hoewel het openbareordekarakter van de verjaring niet uitdrukkelijk door de wetgever omschreven wordt, mag het aangenomen worden dat de vordering van de sociaal verzekerde tot betaling van sociale prestaties van openbare orde is in volgende sectoren: • ziekte- en invaliditeitsverzekering; • gezinsbijslagen voor werknemers en voor zelfstandigen; • jaarlijkse vakantie; • arbeidsongevallen; • verzekering van zelfstandigen ingeval van faillissement. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
2. Vaststelling Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
2. Vaststelling De vaststelling van de verjaring wordt bepaald aan de hand van vier sleutelelementen : • Duur • Aanvangspunt • Stuiting • Schorsing Al deze elementen zijn kenmerkend. Die worden omschreven in de bijzondere wet van de betrokken sector of in het BW. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Duur • Verjaringstermijnen mogen niet verward worden met vervaltermijnen • = Doorgaans korte termijnen (meestal drie maanden, behoudens uitzonderingen) om een administratieve beslissing (van terugbetaling of van weigering van sociale prestaties) te betwisten • Zijn op straffe van verval van het recht om nog later te betwisten, ongeacht de verjaringstermijn van de vordering (cfr art. 23 Wet Handvest Sociaal Verzekerde). Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Duur • Als de beslissing van de instelling de terugbetaling van onverschuldigde sociale prestaties betreft, voorziet de Wet Handvest Sociaal Verzekerde dat de beslissing een reeks van verplichte vermeldingen waaronder deze van “de in aanmerking genomen verjaringstermijn” (cfrart. 15 4° Wet Handvest Sociaal Verzekerde). • Indien de beslissing de genoemde vermeldingen niet bevat, gaat de termijn om een voorziening in te stellen niet in. • Specificiteit in de sector van de kinderbijslagen voor werknemers : de wetgeving voorziet in geen vervaltermijn om de administratieve beslissing van terugvordering aan te vechten. • Arbh. Luik 9 maart 2009, (AR 34069/06, www.juridat.be) : arbh. beslist dat de sociaal verzekerde over de in artikel 2262bis BW voorziene tienjarige termijn beschikt. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Duur • In de meeste sectoren van de sociale zekerheid, worden de verjaringstermijnen door een specifieke wet voorzien . In een minderheid van gevallen, bij gebrek aan eigen bepalingen, verwijst men in de praktijk naar het BW. • Bv : de vordering tot betaling van prestaties in materie van gewaarborgde gezinsprestaties of van prestaties van sociale bijstand. • Controverse : • Toepassing van art. 2277 BW die in een verjaring van vijf jaar voorziet voor al hetgeen betaalbaar is bij het jaar of bij kortere termijnen ? • Ofwel van art. 2262bis, § 1, 1ste lid BWdie voor de persoonlijke vorderingen in een termijn van tien jaar voorziet? Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Duur • De controverse bestond ook inzake beroepsziekten • Grondwettelijk Hof heeft daar onlangs beslist dat artikel 2277 BW “klaarblijkelijk niet van toepassing is” en verwezen naar artikel 35 gec.wet van 3 juni 1970 mbt beroepziekten (GwH 12 mei 2011, nr. 73/2011, www.arbitrage.be ) dat echter geen verjaring bepaalt. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Duur • De verjaring van de vordering tot betaling van de sociaal verzekerde wordt volgens de sectoren bepaald, door een eenvoudige termijn die drie, vijf of tien jaar Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Duur • De verjaring van de terugvordering van de socialezekerheidsinstelling in veel sectoren samengesteld door een dubbele en zelfs een drievoudige termijn, waarvan een basistermijn, vergezeld van een verlengde termijn en, in sommige sectoren, eveneens door en verkorte termijn. • Zoals in art. 30, § 1 Algemene Beginselenwet Sociale Zekerheid (cfrsupra). • Drievoudige termijn in sectoren zoals de ziekte-invaliditeitsverzekering, de gezinsprestaties (behalve voor zelfstandigen), de jaarlijkse vakantie, de beroepsziekten en de tegemoetkomingen voor gehandicapte personen. • Dubbele termijn in alle andere sectoren van toepassing (behalve deze van het leefloon in verband met maatschappelijke integratie, van de sociale bijstand en van de terugvordering van de RVA die nog onderworpen worden aan het BW). Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Duur • Verlengde termijn wordt toegepast, • mits het bewijs dat het onverschuldigde bedrag afkomstig is, volgens de sectoren, van : • bedrieglijke handelingen” van de sociaal verzekerde; • “valse of welbewust onvolledige verklaringen”; • “wegens het niet afleggen” door de sociaal verzekerde “van een verklaring die is voorgeschreven door een wets- of verordenende bepaling of die volgt uit een vroeger aangegane verbintenis”. • notie van “bedrieglijke handelingen” wordt door de rechtspraak ruim geïnterpreteerd • = alle oneerlijke en met arglist gedane handelingen om voor eigen rekening een verzekeringsinstelling te bedriegen; • = zowel van “positieve” handelingen als schuldige onthoudingen. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Duur • Bewijslast : Het komt aan de instelling toe om de bewijslast op haar te nemen en aan te tonen dat de sociaal verzekerde bewust was dat zijn handeling of zijn onthouding gevolg zou hebben op het ontvangen van uitkeringen waarop hij geen recht had : • Cass. 4 december 2006 (JTT 2007, 222) : het bestaan van een niet-gesignaleerde en a fortioriniet-aangegeven beroepsbezigheid als dusdanig geen bedrieglijke handeling vormde • Arbh. Bergen 8 juni 2006 (AR 19199, www.juridat.be ) : een socialezekerheidsinstelling zich niet kon beperken tot het louter aanvoeren dat de sociaal verzekerde “perfect wist” Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Duur • Idemin geval van valse of welbewust onvolledige verklaringen of als de instelling inroept dat de sociaal verzekerde zich onthield om een verklaring die voorgeschreven is • GwH 13 november 2003 (nr. 149/2003, www.arbitrage.be ) : heeft geoordeeld dat het niet discriminerend was om diegene die, door bedrieglijke handelingen, welbewust de instelling heeft willen bedriegen en diegene die, per vergissing en zonder arglist, heeft nagelaten om aan hem iets aan te geven, aan eenzelfde vijfjarige termijn te onderwerpen. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Duur • Een verkorte termijn wordt, in sommige sectoren, toegepast , mits bewijs dat het onverschuldigde bedrag in werkelijkheid te wijten is aan een “vergissing” van de instelling, waarvan de sociaal verzekerde op een normale wijze niet wist of niet kon weten dat hij hierop geen recht had. • In de sectoren zonder verkorte termijnen, tendens in de rechtspraak om de socialezekerheidsinstellingen eenvoudig van de terugvordering af te wijzen als ze, nav hun vergissing, de onverschuldigde prestaties bij een te goeder trouw sociaal verzekerde probeerden terug te vorderen (obv art. 17, 2de lid Wet Handvest Sociaal Verzekerde, gelezen in samenhang met de rechtsregels in verband met de verjaring). Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Duur • de wetgever trachtte in sommige sectoren de gevolgen van deze rechtspraak in te perken • Bv : inzake jaarlijkse vakantie, in de parlementaire voorbereiding van de wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen(BS 30 december 2005) staat vermeld dat de verkorte termijn heeft tot doel deze rechtspraak in te perken • Maar, inzake kinderbijslagen waar een verkorte termijn van een jaar van toepassing was, heeft het Grondwettelijk Hof evenwel onlangs geoordeeld dat deze verkorte termijn strijdig was met artikelen 10 en 11 Gw., (zie GwH 20 januari 2010, nr. 1/2010, www.arbitrage.be) • uit de motieven valt het op te merken dat het Grondwettelijk Hof de draagwijdte van zijn arrest ten aanzien van de sector van de kinderbijslagen probeerde strikt te beperken. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
B. Aanvangspunt • De wetgever heeft, in een groot aantal van sectoren van de sociale zekerheid, in een bijzonder aanvangspunt voor de verjaring voorzien, rekening houdend met de specifieke noodwendigheden van de sectoren. • Bv, in werkloosheid, wordt het aanvangspunt van de verjaringstermijn vastgesteld op de eerste dag van het kalenderkwartaal dat volgt op dat waarop de werkloosheidsuitkeringen betrekking hebben. • Dit verklaart zich door de specifieke formaliteiten gehecht aan het bekomen van werkloosheidsuitkeringen met als gevolg dat er een tussentijd bestaat tussen het moment waarop het recht op uitkering begint en het moment van de daadwerkelijke betaling. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
B. Aanvangspunt • In andere gevallen gaat de verjaringstermijn eenvoudigweg in • op het ogenblik dat de schuld opeisbaar wordt, dit is vanaf het tijdstip dat het recht op de prestatie ontstaat (wat de vordering van de sociaal verzekerde betreft) • op de datum dat het onverschuldigde betaling tussenkwam (wat de terugvordering van de instelling betreft) Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
B. Aanvangspunt • Het ogenblik waarop de verjaring ingaat kan door de stuitings- en de schorsingsgronden beïnvloed worden. • Wanneer de rechtsvordering is ontstaan vóór de inwerkingtreding van nieuwe bepalingen met betrekking tot de verjaring, neemt de nieuwe verjaringsduur slechts aanvang vanaf de inwerkingtreding van nieuwe bepalingen, • voor zover die toepassing geen afbreuk doet aan reeds onherroepelijk vastgestelde rechten (Cass. 3 oktober 1995, RW 1995-96, 432). • zonder dat de totale duur van de verjaringstermijn meer dan de in de oude bepalingen voorziene duur mag bedragen (Cass. 28 september 2009, AR S.08.0144.F, www.cass.be ) Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
C. Stuiting • De door het BW bepaalde stuitingsgronden worden doorgaans toegepast in de verschillende takken van de sociale zekerheid. • Afstand van vekregen verjaring (2220 & 2221 BW) • Erkenning door schuldenaar (2248 BW) • Dagvaarding, bevel tot betaling, beslag (2242 & 2244 BW) Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
C. Stuiting • Het kan dat de wetgeving uitdrukkelijk naar de stuitingsgronden van het Burgerlijk Wetboek verwijst en zelfs voor de toepassing van deze laatste enkele bijzonderheden verstrekt. • Bv, bij vordering tot betaling van prestaties van pensioen voorziet de wet dat de kennisgeving van een eerste beslissing, van een nieuwe beslissing en de verbetering van een juridische of materiële vergissing even zoveel met de erkenning in de zin van artikel 2248 BW gelijkgestelde stuitingsgronden zijn. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
C. Stuiting • De specificiteit van de verjaring in de sociale zekerheid ligt in het tot stand komen, in het merendeel van de sectoren, van een bijzondere stuitingsgronden, namelijk de aangetekende brief • = het meest informeel en rechtszeker stuitingsmiddel • Biedt zekerheid op vlak van datum • Bewijslast rust op bestemmeling • Bv : Arbrb. Bergen 10 februari 2009 (AR 07/15117/A, www.juridat.be ) : de bestemmeling – weliswaar heel laattijdig - aanvoerde dat hij per aangetekende zending een brief had ontvangen maar zonder de aangekondigde bijlage; de arbrb. heeft moeten vaststellen dat, rekening houdend met de feiten eigen aan de zaak, de bestemmeling dit niet op een rechtsgeldige manier aantoonde. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
C. Stuiting • Verder dan de stuiting door middel van een aangetekende zending, wordt eveneens voorzien dat de stuiting van de verjaring van de vordering tot betaling dmv eenvoudig geschrift (gewone brief, fax of elektronische post, …) zich mag voordoen en dat de datum van de stuiting dan de datum van het ontvangstbewijs van de instelling inzake kinderbijslagen is. • Er bestaan gelijkaardige bepalingen inzake de terugvordering van onverschuldigd pensioen terugvordering van de sociale bijstand Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
C. Stuiting • Andere bijzonderheid, wat de vorderingen tot betaling in sommige sectoren betreft, is dat een akte van stuiting, zelfs verzonden aan een andere instelling dan de bevoegde instelling, als rechtsgeldig mag beschouwd worden, • inzake kinderbijslagen voor werknemers en zelfstandigen, werkloosheidsuitkeringen, vakantiegeld voor arbeiders; • volgens de modaliteiten die eigen zijn aan deze materies; • de stuiting zal zich voordoen op de datum dat de niet-bevoegde instelling bevestigt de akte van stuiting te hebben ontvangen. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
D. Schorsing • In het kader van het socialezekerheidsrecht kunnen, desgevallend, de in het BW voorziene schorsingsgronden toegepast worden. De meeste gebruikte schorsingsgrond is, zowel wat de vordering van de sociaal verzekerde als wat de terugvordering van de instelling betreft, deze van artikel 2257 BW, • Die voorziet namelijk dat de verjaring niet loopt ten aanzien van een schuldvordering die op een bepaalde dag vervalt of die van een voorwaarde afhangt, zolang die dag niet verschenen is of die voorwaarde niet vervuld is. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
D. Schorsing • In sommige sectoren voert de wet zelf de in artikel 2257 BW voorziene schorsing in. • Bv : inzake werkloosheid, indien de uitbetaalde werkloosheidsuitkeringen onverschuldigd worden omwille van de toekenning van een voordeel dat niet samen kan genoten worden met de werkloosheidsuitkeringen, gaat de verjaringstermijn in op de eerste dag van het kalenderkwartaal dat volgt op dat waarin dat voordeel of die vermeerdering werd betaald en dus niet op de eerste dag van het kalenderkwartaal dat volgt op dat waarin de uitbetaling van de werkloosheidsuitkeringen gedaan werd. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
D. Schorsing • In sommige sectoren daarentegen sluit de wet uitdrukkelijk de door het Burgerlijk Wetboek voorziene schorsing uit. • Bv : in de sector arbeidsongevallen bepaald de wet dat de verjaring van de vordering tot betaling ook loopt tegen de minderjarigen en de onbekwaamverklaarden. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
D. Schorsing • Overigens, in het sector van de ziekte-invaliditeitsverzekering heeft de wet een bijzondere schorsingsgrond ingevoerd; zo mag de verjaring van de vordering tot betaling van de sociaal verzekerde geschorst worden bij overmacht en komt het de leidende ambtenaar van de controledienst van het RIZIV toe hierover te oordelen • De wet omschrijft niet wat men onder overmacht moet verstaan, maar bepaalt wel dat dit laatste onderworpen wordt aan het oordeel van de leidende ambtenaar van de controledienst van het RIZIV zonder afbreuk te doen aan een toezicht door de rechter. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
D. Schorsing • Volgens de rechtspraak maakte geen overmacht uit : • De door de instelling begane fout (Cass. 6 november 2006, RG S050136F, www.cass.be), • zonder dat zonder dat de specifieke verjaringstermijn een hinder vormt voor de burgerlijke aansprakelijkheid van de instelling (Arbh. Bergen 1 april 2009, AR 20491, www.juridat.be ). • Het verlies van een familielid (Arbh. Antwerpen 21 maart 1995, AR 94581, www.juridat.be ). • Met deze bepaling had de wetgever tot doel een einde te stellen aan een onrechtvaardige toestand, waarin de sociaal verzekerde niet alle voorwaarden vervulde op het tijdstip van de aanvraag omwille van een feit dat hem vreemd was en met als gevolg dat hij van het genieten van uitkeringen zou beroofd worden terwijl hij de voorwaarden na het einde van de verjaringstermijn wel zou vervullen. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
D. Schorsing • Het spreekt vanzelf dat de schorsingsgrond door de wet (Burgerlijk Wetboek of bijzondere wet) moet bepaald worden en dat de socialezekerheidsinstelling niet terecht mag aanvoeren dat de verjaring werd geschorst totdat ze “op een volledige manier geïnformeerd werd” van het bestaan van een cumul (Arbh. Brussel 13 oktober 1988, JTT 1989, 196; zie ook: Arbh. Brussel 22 april 2010, AR 49708, www.juridat.be) Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
3. Procesvoering Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
3. Procesvoering De specificiteit van de verjaring in het procesvoeren wordt bestudeerd aan de hand van de drie volgende elementen : • Personen • Oorzaak en voorwerp • Bewijs Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Personen • In geschillen van sociale zekerheid is het argument van de verjaring quasi uitsluitend een door de schuldenaar gehanteerd verweermiddel, los van het feit of de schuldenaar een sociaal verzekerde of een instelling van sociale zekerheid is. • Het valt dus zelden voor dat de verjaring door de schuldeiser gebruikt wordt ter ondersteuning van een eis met als doel het genieten van een gunstigere verjaringstermijn dan deze ex lege. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Personen • In beginsel zijn de verjaringsregels strikt relatief, wat betekent dat deze regels louter door de sociaal verzekerde ten opzichte van de socialezekerheidsinstelling of, omgekeerd, door de socialezekerheidsinstelling ten opzichte van de sociaal verzekerde ingeroepen mogen worden. • Men mag met andere woorden de verjaring ten opzichte of ten gunste van een derde, die niet de betrokken sociaal verzekerde of betrokken socialezekerheidsinstelling is, opwerpen. • Bv : Arbh. Luik 21 juni 2005 (AR 7656-04, www.juridat.be) : heeft geoordeeld dat de door de kas aan een echtpaar verzonden aangetekende brief met het oog op de stuiting van de verjaring geen uitwerking ten aanzien van de man kon hebben en dat de terugvordering in zijn hoofde verjaard was omdat de kas op de hoogte van de feitelijke scheiding werd gesteld voordat ze de betalingen voor de betwiste periode uitvoerde. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Personen • Bv : Arbh. Brussel 12 mei 2005 (AR 41225, www.juridat.be) : In een zaak waar De Post tot de betaling van een gestolen cheque overging, besliste het arbh. dat de vordering van de werknemer tegen de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie en De Post onmogelijk de verjaring kon stuiten van de vordering in tussenkomst en vrijwaring van de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie tegenover De Post. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Personen • Er wordt toch van dit beginsel van strikte relativiteit afgeweken in geval van subrogatie. Daar immers het OCMW pensioen of andere sociale prestaties voorschiet, mag het zich van rechtswege in de plaats stellen van de sociaal verzekerde en handelen tegen de betrokken socialezekerheidsinstelling, ten belope van de voorgeschoten bedragen (Art. 99, § 2 OCMW-Wet). • Het OCMW zal dus alle rechten en plichten van de sociaal verzekerde uitoefenen, met inbegrip van de rechten en plichten in verband met de verjaring. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR
A. Personen • Bv : als het OCMW de pensioenuitkering van Mevrouw Xvoorschiet, zal het OCMW van rechtswege in haar plaats gesteld worden en in al haar rechten treden om de aan haar voorgeschoten sommen bij de Rijksdienst voor Pensioenen te verhalen. De verjaringstermijn van deze vordering zal bijgevolg 10 jaar bedragen, zoals bepaald in de pensioenwetgeving en niet 5 jaar zoals voorzien in de organieke wet betreffende het OCMW omdat de vordering van het OCMW, ingeval van indeplaatsstelling, onderworpen wordt aan de termijnen en rechtsregels die van toepassing zijn op de vordering van de in de plaats gestelde sociaal verzekerde. Specifieke kenmerken van de verjaring in het SZR