1 / 10

Werkwoorden

Werkwoorden. De tegenwoordige tijd. Schrijf de ja-neenvraag op. Omcirkel het onderwerp, onderlijn de persoonsvorm. Lucas gaat naar zijn kamer. Hij neemt zijn gitaar. Mama en papa luisteren naar zijn liedjes. Gaat Lucas naar zijn kamer?. Neemt hij zijn gitaar?.

devin
Download Presentation

Werkwoorden

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Werkwoorden De tegenwoordige tijd

  2. Schrijf de ja-neenvraag op. Omcirkel het onderwerp, onderlijn de persoonsvorm. • Lucas gaat naar zijn kamer. • Hij neemt zijn gitaar. • Mama en papa luisteren naar zijn liedjes. Gaat Lucas naar zijn kamer? Neemt hij zijn gitaar? Luisteren mama en papa naar zijn liedjes?

  3. Duid in elke zin de persoonsvorm aan.Noteer dan de werkwoorden in de passende kolom. • Het is zeven dagen en zeven nachten feest in Decibel. • Iedereen wordt ontzettend dronken. • De mensen dansen op de vrolijke muziek. • Ook de burgemeester vindt het een schitterend feest. • Een oude man heeft op zijn zolder een vuurpijl bewaard. • Die steekt hij stiekem af. • Heel Decibel juicht om de schitterende sterrenregen. • Stachzwaait van plezier met zijn armen.

  4. Duid het onderwerp en de pv in de zinnen aan. Vul dan de tabel aan. • Onze hond ligt in zijn mand. • Plots springt hij overeind. • Hij gaat bij de deur staan. • Wij vinden het heerlijk om samen te wandelen. ligt liggen lig ligt liggen springt springen spring springt springen gaat gaan ga gaat gaan vinden vinden vind vindt vinden Fantastisch!

  5. Vul de juiste vorm van het werkwoord in de t.t. of het voltooid deelwoord in. Duid het onderwerp aan. surf • Ik elke dag op het internet. • De fietser de weg. • Ik elke dag voldoende fruit. • De mensen over van alles en nog wat. • Roeland zijn schrift niet. • We hebben al veel . • Ik die twee punten met een lijn. • Mijn broer te veel zout op zijn frietjes. • De verplegers de gewonde naar het ziekenhuis. •   Ons bootje op een verlaten eiland. zoekt eet praten vindt gelachen verbind doet brengen strandt

  6. Schrijf de werkwoorden in de juiste vorm. telefoneert • Mijn mama met haar vriendin. •   Ik een poster aan de deur van mijn kamer. • We hebben een ruimtewezen . •   Mijn vriend later misschien dierenarts. •   Ik een toren met mijn blokken? •   Mijn maag van de honger. •   De dieren worden daar goed . •   Wout een brief naar de koning. •   Er is weer een ongeval op de autosnelweg. •   Die mevrouw een touw rond de boom. hang geknutseld wordt bouw rammelt verzorgd schrijft gebeurd bindt

  7. Duid in de woordenreeks het werkwoord aan. • raadsels • herten • draaien • deuren • koningen • botsen • harten • kaarsen • grachten • duinen • broeken • smelten • parken • schapen • handen • weggeven • hemden • ontbijten • worsten • bossen • bijen • dorpen • bloemen • wandelen • jongeren • klanten • verspillen • dranken

  8. Noteer de twee werkwoorden uit elke zin. maken moeten • Jullie moeten vandaag nog huiswerk maken.   • Wij hebben nog niet gegeten deze morgen. • De chauffeur heeft teveel gedronken. • Mijn mama kan elk moment binnenkomen. • Onze buurman Rick gaat elke morgen een uurtje joggen. hebben gegeten heeft gedronken kan binnenkomen gaat joggen

  9. Is het woord in vetjes een persoonsvorm?         

  10. Prima gedaan! Tot de volgende sessie!

More Related