440 likes | 583 Views
Zeer zwakke scholen in het voortgezet onderwijs. Wim van de Grift Drachten Juni 2013. Het. Wanneer is een school zeer zwak?. In de wet op het voortgezet onderwijs staat:
E N D
Zeer zwakke scholen in het voortgezet onderwijs Wim van de Grift Drachten Juni 2013
Het Wanneer is een school zeer zwak? • In de wet op het voortgezet onderwijs staat: • Het bevoegd gezag voldoet niet aan de wettelijke opdrachten voor het onderwijs wanneer de leerresultaten onvoldoende zijn • De leerresultaten zijn onvoldoende wanneer: • de gemiddelde examenresultaten en • het doorstroomrendement • gedurende 3 jaar onder het niveau van vergelijkbare scholen liggen
Wat is het probleem? Op dit moment (juni 2013) staan op de website van de Inspectie van het Onderwijs: 23 afdelingen van in totaal 17 schoolbesturen voor voortgezet onderwijs die zeer zwak zijn 7 van deze 23 afdelingen staan in de drie noordelijke provincies
Wat komt er aan de orde? • vier verklaringen voor het zeer zwak • worden van scholen • compensatiehypothese • additiviteitshypothese • contingentietheorie • theorie over gelegenheid tot leren • en • drie plannen om dit aan te pakken • beleid maken op de leerlingeninstroom • beleid maken op opbrengsten, gebruik van de tijd en professionalisering van leraren • de professionalisering van leraren
Theorieën over het zeer zwak worden van scholen • Compensatiehypothese (Chrispeels, 1992; Janssens, 2001; Teddlie, Stringfield, & Reynolds; 2000) • Additiviteitshypothese (Baumert, Stanat, & Waterman, 2005; Janssens, 2001; Opdenakker & Van Damme, 2005; Reynolds & Teddlie, 2000; Willms, 1986) • Contingentietheorie (Creemers, Scheerens, & Reynolds, 2000; Scheerens & Bosker, 1997) • Theorie over gelegenheid tot leren (Van de Grift & Houtveen, 2006; 2007ab; Houtveen, Van de Grift, Kuijpers, Boot, Groot & Kooijman, 2007)
1. Compensatiehypothese Scholen in gebieden met veel laagopgeleide ouders moeten ervoor compenseren dat veel leerlingen achter liggen in hun ontwikkeling Eerst moeten basale zaken (zorg voor een veilige, ordelijke en stimulerende omgeving, zorgen dat leerlingen op school komen) geregeld zijn voordat aan onderwijs gedacht kan worden Gevolgen: • leraren op scholen in sociaal economisch zwakke gebieden moeten harder werken voor hetzelfde resultaat dan de leraren op andere scholen • neveneffect: grotere mobiliteit van leerlingen en personeel
2. Additiviteitshypothese Scholen in sociaal economisch zwakke gebieden lopen door segregatie en concentratie van zwak presterende leerlingen grotere risico’s op lagere opbrengsten, zelfs als deze opbrengsten statistisch gecorrigeerd worden voor sociale en economische achtergronden van de ouders Gevolg: • op deze scholen wordt ervaren dat de gebruikelijke correctie voor de sociale en economische achtergronden niet voldoende compenseert voor de taakverzwaring die leraren ondervinden
3. Contingentietheorie Door ineffectief schoolbeleid is er een slechte fit tussen interne en externe factoren Bijvoorbeeld: • het handhaven van een school(soort) bij een teruglopende leerlingeninstroom • het op grote schaal werken vanuit een niet getoetst pedagogisch ideaal met personeel dat daar nog niet klaar voor is • problemen in het leiderschap, of tweespalt in het lerarenteam over de te varen koers
4. Theorie over gelegenheid tot leren Leerlingen op onderpresterende scholen krijgen onvoldoende gelegenheid om zich op het examen voor te bereiden door: • een gebrekkig leerstofaanbod • te weinig leer- en instructietijd • zwak pedagogisch didactisch handelen • een onvoldoende stimulerend onderwijsleerklimaat • onvoldoende kennis over vorderingen van leerlingen • onvoldoende adequate procedures om zwakke leerlingen te helpen
Onderzoek naar evidentie voor deze hypothesen en theorieën Data: • 37 afdelingen van in totaal 23 scholen voor voortgezet onderwijs die in juli 2010 zeer zwak waren worden vergeleken met twee landelijke steekproeven uit: • 2008 (n=186) en • 2009 (n=165)
Evidentie voor de compensatiehypothese • Naar prestaties van Friese en andere leerlingen in het noorden zijn diverse studies gedaan: • Wijnstra, J.M. (1976). Het onderwijs aan van huis uit friestalige kinderen. Den Haag, SVO. • Gorter, D., Jelsma, G.H., Van der plank, P.H. & Vos, K. (1984). Taal yn Fryslân.Ljouwert, FryskeAkademy • Van Langen, A. & Vierke, H. (1992). Het onderwijs in de noordelijke plattelandsgebieden Nijmegen, ITS • Van de Grift, W. (2001). IST en RST in Fryslân. (Niet gepubliceerd) • De Jong, S. & Riemersma, A.M.J. (1994). Taalpeiling ynFryslan.Ljouwert, FryskeAkademy • Van Langen, A & Hulsen, M. (2001). Prestaties van leerlingen en het gebruik van Fries als voertaal op basisscholen in Friesland. Nijmegen, ITS • Van der Vegt, A.L. & Van Velzen, J (2002). Dilemma’s in het groen. Utrecht: Sardes • Van Ruijven, E.C.M. (2004). Onderwijseffectiviteit in yn Fryslân.Ljouwert, FryskeAkademy • De Boer, H. (2009). Schoolsucces van Friese leerlingen in het voortgezet onderwijs. Groningen, GION • Drentse Onderwijsmonitor 2011
Verdere evidentie voor de compensatie- en de additiviteitshypothese is nodig Er is helaas nauwelijks onderzoek uitgevoerd naar de mobiliteit van leerlingen en personeel: • Zitten de leerlingen wel voldoende lang op de betreffende school om de school verantwoordelijk te kunnen stellen voor hun resultaten? • Is door het lerarentekort een ‘lerarentrek’ op gang gekomen die ten koste gaat van de kwaliteit van het pedagogisch didactisch handelen?
Evidentie voor de contingentietheorie Op enkele zeer zwakke afdelingen: • wordt ‘krampachtig’ een theoretische leerweg of een havo/vwo-afdeling in stand gehouden voor veel leerlingen met een lager schooladvies • wordt op grote schaal een ingrijpende vernieuwing van het onderwijs ingezet zonder dat het personeel er klaar voor is en zonder veel bewijs dat het ook werken zal • zijn in korte tijd veel wisselingen in de directie geweest en/of is tweespalt in het lerarenteam over de te varen koers
Evidentie voor de contingentietheorie: de schoolleiding heeft onvoldoende zicht op opbrengsten, toetsing en schoolprocessen en treft onvoldoende verbetermaatregelen
Evidentie voor de theorie over gelegenheid tot leren • Schoolverzuim en onnodig verlies van onderwijstijd • Onvoldoende zicht op leervorderingen en onvoldoende zorg en begeleiding voor leerlingen die dat nodig hebben • Onvoldoende garantie dat de lessen van alle leraren aan basale eisen voldoen • Minder leraren beschikken over complexere pedagogisch didactische vaardigheden
Onvoldoende zicht op leervorderingen en onvoldoende zorg en begeleiding voor leerlingen die dat nodig hebben
Onvoldoende garantie dat de lessen van alle leraren aan basale eisen voldoen
Minder leraren beschikken over complexere pedagogisch didactische vaardigheden
Externe en interne locus of control • Externe locus of control voor bestuur, schoolleiding en leraren: • De compensatiehypothese • De additiviteitshypothese • Interne locus of control voor bestuur en schoolleiding: • De contingentietheorie • Interne locus of control voor schoolleiding en leraren: • De theorie over gelegenheid tot leren
Plan 1: Schoolleidingen kunnen scherper allocatie en determinatiebeleid voeren bij de plaatsing van leerlingen Gebaseerd op de contingentietheorie Slimmer reageren op veranderingen in het aantal en het niveau van de leerlingeninstroom
Bij een afname van het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs komen er meer scholen met kleine vwo, havo en tl-afdelingen Gevolg 1: Scholen zullen hun best gaan doen om kleine vwo, havo en tl-afdelingen in stand te houden Gevolg 2: vwo, havo en tl-afdelingen zullen minder selectief zijn bij de instroom
Vijftien jaar geleden ging minder dan eenderde (32%) van de leerlingen naar HAVO of VWO, nu is dat al bijna de helft (44%) • Gevolg: • Scholen zijn een ‘kansenbeleid’ gaan voeren • Heterogenere groepen in de hogere onderwijssoorten (meer havisten in vwo, meer mavisten in havo, meer kb-leerlingen in mavo) • Concentratie van zwakke leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg van het vmbo (minder kb-leerlingen in de basisberoepsgerichte leerweg)
Wat gebeurt er met de schoolcijfers bij een selectie-, dan wel kansenbeleid? Bij een selectie- (dan wel kansen-)beleid gaat het gemiddelde in elk van de subgroepen stijgen (dan wel dalen) terwijl het grand mean gelijk blijft Dit staat bekend als Simpsons paradox
Valkuil: De wet van Campbell • In 1976, formuleerde Campbell een ‘ijzeren’ sociaalwetenschappelijke wet over het gedrag van mensen die beoordeeldworden: • 'The more a quantitative social indicator is used for decision-making, the more this indicator will be a subject of misrepresentation and corruption and the more the social process is misrepresented, the more that indicator must be monitored.' (Campbell, 1976, 35).
Valkuil: De wet van Campbell • De wet van Campbell geldtbijuitstekvoor het beoordelen van opbrengsten van scholen • De leerresultaten zijn onvoldoende wanneer: • de gemiddelde examenresultaten en • het doorstroomrendement • gedurende 3 jaar onder het niveau van vergelijkbare scholen liggen
Valkuil: De wet van Campbell • Scholenkunnenhunleerresultatenverbeterenzonderde kwaliteit van hunonderwijsteverbeteren door: • Een scherper • allocatie-, en • determinatiebeleid • bij de plaatsing van leerlingen
Plan 2: Schoolleidingen van zeer zwakke scholen zouden intensiever beleid kunnen maken op opbrengsten, gebruik van de tijd en professionalisering van leraren • voldoende zicht krijgen op opbrengsten, toetsing en schoolprocessen en verbetermaatregelen treffen • schoolverzuim en onnodig verlies van onderwijstijd voorkomen • een goed leervorderingen systeem gebruiken • de zorg en begeleiding van leerlingen verbeteren • zorgen dat de lessen van alle leraren aan basale eisen voldoen (stimulerend en veilig klimaat, efficiënte organisatie, duidelijke instructie) • zorgen dat leraren verder professionaliseren op complexere vaardigheden (activeren van leerlingen en inspelen op verschillen)
Plan 3: professionalisering van leraren • Leraren werden geprofessionaliseerd voor • technisch lezen (BAO) • (Houtveen & Van de Grift, 2012) • technischlezen (SBAO) • (Houtveen, Van de Grift & Brokamp, submitted) • begrijpend lezen (BAO) • (Houtveen & Van de Grift, 2007) • rekenen/wiskunde (BAO) • (Houtveen, Van de Grift & Creemers, 2004)
Aanpak professionalisering van leraren • Gedurende 2 jaar, 2 keer per jaar • Observatie door vakdidacticusdaarna feedback en afspraken over verbeterpunten • Observatie door speciaalgetraindecollegadaarna feedback en afspraken over verbeterpunten • Overleg in het lerarenteamonderleiding van de vakdidacticus over de resultaten en de voortgang van zowelleerlingenalsalsleraren • Hulpbij het maken van eeninterventieplanvoorleerlingen die achteropgekomenwaren
Aanpak professionalisering van leraren De leraren in de experimentele groep groeiden in 2 à 3 jaar gemiddeld bijna een hele standaarddeviatie in hun vaardigheden Dat is ongeveer evenveel als de achterstand die de beginnende leraar heeft op de leraar met 15 jaar ervaring! Na correctie voor verschillen in voormeting, sekse, intelligentie, etniciteit en leeftijd, intelligentie boekten de leerlingen uit de experimentele groepen een kwart tot tweederde standaard deviatie meer leerwinst dan de leerlingen in de controlegroepen
Les uit de onderwijseconomie Leerlingen die leraren hebben die een standaarddeviatie beter zijn bereiken 10% tot 25% meer leerwinst (Aaronson, Barrow & Sander, 2007; Brandsma & Knuver, 1989; Bosker & Witziers, 1996; Hanushek & Rivkin, 2010; Houtveen & Van de Grift, 2007a; 2007b; Kane & Staiger, 2008; Rivkin, Hanushek &. Kain, 2005; Roeleveld, 2003; Rockoff, 2004; Wijnstra, Ouwens & Béguin, 2003) Leerlingen die leraren hebben die een standaarddeviatie beter zijn gaan later per jaar gemiddeld 20.000 dollar meer verdienen(Hanushek, 2011)
More information? Prof. dr Wim J.C.M. van de Grift Director Teacher Education Faculty of Behavioural and Social Sciences University of Groningen PO Box 800 9700AV Groningen The Netherlands Phone: +31 6 12 75 76 87 E-mail: W.J.C.M.van.de.Grift@RUG.NL