470 likes | 777 Views
Hoofdstuk 2. Opdrachten. Maak eerst H. 6 t/m H18 15 minuten. 2.1. Betalen. Giraal geld: geld op je bankrekening Chartaal geld: munten en bankbiljetten Een steeds groter deel van ons geld bestaat uit giraal geld!!!!!!!!!! Creditsaldo: je staat positief op de bankrekening
E N D
Opdrachten • Maak eerst H. 6 t/m H18 • 15 minuten
2.1. Betalen • Giraal geld: geld op je bankrekening • Chartaal geld: munten en bankbiljetten • Een steeds groter deel van ons geld bestaat uit giraal geld!!!!!!!!!! • Creditsaldo: je staat positief op de bankrekening • Debetsaldo: je staat negatief op je bankrekening
2.1. Betalen • Directe ruil: goederen tegen goederen ruilen • Indirecte ruil: goederen en diensten tegen geld ruilen. • Geldfuncties: • Ruilfunctie: je ruilt goederen voor geld • Rekenmiddel: je drukt de waarde van iets uit in geld; je geeft aan hoeveel iets waard is • Spaarmiddel; je spaart een deel van je geld
2.1. wisselkoers • Wisselkoers: de prijs van vreemde valuta • Hoeveel betaal ik of krijg ik voor vreemde valuta
wisselkoers • Filmpje: lemontube.nl • JanZonjee/Ravelijn • Schooltv: dollars voor euro’s
2.1. wisselkoers (1) • Ik heb euro’s en ik wil vreemde valuta • Ik koop dan vreemde valuta • Formule: bedrag in euro’s x de koers van kopen. • B.v. ik heb € 100 en wil daarvoor dollars
2.1. wisselkoers (2) • Ik heb vreemde valuta en ik wil euro’s • Ik verkoop dan vreemde valuta • Formule: bedrag in vreemde valuta : de koers van verkopen. • B.v. ik heb 100 dollars die ik wil omruilen in euro’s
2.1. wisselkoers (3) • Ik wil een bepaald bedrag aan vreemde valuta kopen en wil weten hoeveel euro’s dat mij kost • Ik koop dan vreemde valuta • Formule: bedrag in vreemde valuta : de koers van kopen. • B.v. ik wil voor 100 pond aan Britse ponden kopen en wil weten hoeveel euro ik dan kwijt ben.
Werken met echte wisselkoersen van vandaag • Ik koop voor € 100 aan Amerikaanse dollars koop? Hoeveel dollars krijg ik? • Ik heb € 25 en wil daarvoor Britse ponden kopen. Hoeveel ponden krijg ik? • Ik wil 100 Amerikaanse dollar kopen. Hoeveel moet ik betalen? • Ik ga naar Denemarken en ik koop voor € 200 aan Deense Kronen. Hoeveel Kronen krijg ik • Ik kom terug uit Denemarken en heb 20 kronen over. Die wissel ik in. Hoeveel euro’s krijg ik dan? • Ik heb 100 dollar en wissel die in voor euro’s. Hoeveel euro’s krijg ik?
Werken met echte wisselkoersen van vandaag • € 100 x 1.31 = 131 (kopen) • € 25 x 0,83 = 20,75 pond (kopen) • 100/1.31 = € 76,34 (kopen) • € 200 x 7,42 = 1484 kronen (kopen) • 20/7.49 = € 2,67 (verkopen) • 100/1.32 = € 75,75 (verkopen)
Banken • Banken bemiddelen tussen vraag naar en aanbod van geld: zij ontvangen geld van spaarders en lenen dat weer uit. • Zij verdienen daar geld mee omdat de rente op sparen lager is dan op uitlenen. • Banken letten op twee dingen bij het uitlenen van geld: • Kan de klant de rente betalen • Kan de klant de lening terug betalen
Banken • Banken verdienen ook met het omwisselen van valuta’s omdat zij daar provisie voor in rekening brengen. Provisie is vergoeding voor transactiekosten.
Opdrachten • 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 15
Opdrachten • € 50 x 0,79 = 39,50 pond (kopen) • € 350 x 1,74 = 609 pond • 15/0,93 = 16 euro • 90/2,24 = € 40,18 euro – € 3,50 = € 36, 68
Opdracht • Opgave 1: klein bedrag, pinnen mag
2.2 Overzicht • Inkomensvormen • Inkomen uit arbeid • Inkomen uit bezit (rente op spaargeld0 • Overdrachtsinkomen (zakgeld, kleedgeld, kinderbijslag)
2.2 • Budgetteren: een overzicht maken van inkomsten en uitgaven • Begroting: en overzicht van inkomsten en uitgaven
2.2. • Een begroting bevat: • Vaste lasten: verplichte uitgaven die regelmatig terugkeren zoals huur • Dagelijkse uitgaven zoals boodschappen • Incidentele uitgaven: grote uitgaven die af en toe voorkomen zoals de aanschaf van een nieuwe wasmachine. Voor de grote incidentele uitgaven moet je sparen.
2.2 • Opdracht 20 (pagina 46) • Opdracht nibud.nl • Ga naar nibud.nl/scholieren en ga naar begrotingsformulier. Vul dit in en print het uit. • Vergelijk jouw uitgaven en inkomsten met die van jongeren van jouw leeftijd. Wat valt op? Schrijf dat op.
Vandaag • Huiswerk bespreken • Uitleg sparen • Computeropdracht • Huiswerk volgende les: som 29, 31 en 32 van paragraaf 2.3
2.3 Sparen • Spaardoelen: • Rente • Voor een bepaald doel • Voorzorg (als er iets kapot gaat)
2.3 sparen • Heeft sparen wel zin? • Je ontvangt weinig rente: hoeveel???? • De inflatie is hoog: 3% • Je moet belasting over je spaargeld betalen
Voorbeeld • Ik heb € 1.000 op een spaarrekening en ontvang 2% rente. Ik krijg dan € 20 rente. • Ik betaal belasting over mijn spaargeld. Dat is € 12 • Per saldo ontvang ik dus maar € 8 • Bij een inflatie van 3%, is de € 1.000 nog maar € 970 waard. Dat is dus € 30 minder • Uiteindelijk ga je er dus € 22 op achteruit door te sparen.
2.3 Sparen • Rente (intrest) = de vergoeding voor het beschikbaar stellen van geld. • Dus als ik spaar, dan geef ik de bank beschikking over mijn geld. • De bank kan dan iets doen met mijn geld. Als vergoeding wil ik dan rente • Bij een spaardeposito zet ik mijn spaargeld voor een langere tijd vast. Ik krijg dan een hogere rente dan bij een gewone spaarrekening.
2.3 sparen • Om de rente te berekenen die ik krijg, moet ik drie dingen weten: • Hoe hoog is het gespaarde bedrag • Wat is het rentepercentage • Over welke periode krijg je rente
2.3 sparen • Voorbeeld. Je hebt € 1.000 op een bankrekening staan met een rente van 1,6%. Hoeveel rente ontvang je na vier maanden. • Je hebt € 25.000 op een rekening met een rente van 1,3%. Hoeveel rente ontvang je over een jaar?
2.3 Sparen • 1% van 1.000 = € 10 • 1,6% is dan 1,6 x € 10 = € 16 voor een heel jaar • Voor vier maanden is het dan 4/12 x € 16 = € 5,33
2.3 Beleggen • In plaats van sparen kun je ook beleggen. • Bij beleggen zet je geen geld vast op een spaarrekening, maar koop je b.v. aandelen (of goud of een huis) • Als de aandelen meer waard worden, verdien je dus geld. Maar als de aandelen minder waard worden, verlies je geld • Beleggen heeft dus meer risico dan sparen.
2.3 • Ga naar het computerlokaal • Zoek op bij drie banken de rente • van twee soorten gewone spaarrekeningen • van een spaardeposito met een looptijd van tien jaar • van een deposito van vijf jaar • Beantwoord de vragen en schrijf die op een papier.
2.3 • Schrijf per bank de rentes van de gewone spaarrekeningen en de spaardeposito’s op die je hebt gevonden • Welke bank biedt de hoogste rentes? • Waarom is de rente van een spaardeposito hoger dan van een gewone spaarrekening? • Waarom de rente van een deposito van 10 jaar hoger dan die van een deposito van vijf jaar?
Vandaag • Huiswerk bespreken • Uitleg lenen • Som maken in tweetallen • Computeropdracht sparen • Huiswerk volgende week
Huiswerk Opdracht 29a - E-rekening levert op: 1,55% van € 4.500 = € 69.75 (Op de rekenmachine: 0,0155 x € 4.500 of reken eerst 1% uit van € 4.500 en vermenigvuldig dat met 1,55) - Rente plus rekening levert op 2,5% van € 4.500 = € 112,50. - Het verschil is € 42,75 (€ 112,50 - € 69,75)
Huiswerk: 31 Opdracht 31 • 2,3% van € 1.000 = € 23 per jaar. Per kwartaal is dat € 23/4 = € 5,75 • € 600 staat het hele kwartaal op de rekening. Je ontvangt daarover 2,3% rente, dat is € 3,45. € 400 staat 2 maanden op de rekening. Je ontvangt daarover 1,8% rente over twee maanden. Dat is € 1,20
Huiswerk 32 Opdracht 32 • 2% - 1,1% = 0,9% • 2008 • 2006
Leenmotieven • Waarom lenen we: • Tijdelijk geldtekort • Je wilt iets nu hebben en er niet voor hoeven sparen
2.4 • Als je geld leent, moet je • Het geleende bedrag weer terug betalen (aflossen) • Rente betalen • Banken zijn in twee dingen geïnteresseerd: kan de klant aflossen en kan hij de rente betalen • Daarom kijken banken naar je salaris en vragen soms om een onderpand
rente • De rente noemen we ook wel: kredietkosten. • Stel ik leent € 10.000 en ik moet 60 maanden elke maand € 200 betalen aan rente en aflossing, dan zijn mijn kredietkosten € 2.000 • (60 x 200 = € 12.000) - € 10.000 = € 2.000
2.4 • Het bedrag dat je kunt lenen hangt af van je salaris. Je salaris bepaalt dus het maximumbedrag dat je kunt lenen. Dat maximumbedrag noemen we de leenruimte
Soorten leningen • Consumptief krediet: lening voor kopen van een consumptiegoed (b.v. auto of computer) • Hypotheek: lening voor aankoop van huis
Consumptief krediet • Soorten consumptief krediet: • Consumptief krediet bij een bank • Persoonlijke lening: vast bedrag dat je in vaste termijnen terugbetaalt. Je betaalt elke maand een vast bedrag aan rente en aflossing terug. • Doorlopend krediet: je mag tot een kredietlimiet lenen (rood staan). Als je aflost, mag je vervolgens ook weer lenen tot maximaal de kredietlimiet • Consumptief krediet bij leverancier • Koop op afbetaling: je betaalt in termijnen terug en je wordt meteen eigenaar • Huurkoop: je wordt pas eigenaar als je alle termijnen hebt betaalt
Opdracht • Ik heb € 10.000 op een spaarrekening op 1 januari 2013. De rente is 1,8%. • Hoeveel rente ontvang ik op 31 december 2013? • Ik haal op 1 juni € 5.000 van de spaarrekening af om een auto te kopen. Hoeveel rente loop ik daardoor mis? • Ik koop een nieuwe auto en die betaal ik met een lening van € 10.000 en door € 5.000 van mijn spaarrekening af te halen. De lening betaal ik terug in 24 termijnen van € 480. Hoe hoog zijn de kredietkosten?
Opdracht • Hoe noem ik de hierboven beschreven vorm van consumptief krediet? • Noem nog twee andere vormen van consumptief krediet
Opdracht • € 180 • Ik loop de rente van 1,8% mis van € 5.000 over 7 maanden: 7/12 x € 90 (1,8% van € 5.000 = € 90) = € 52,50 • € 1.520 • Persoonlijke lening • Doorlopend krediet, huurkoop, koop op afbetaling.