320 likes | 726 Views
Sessie Frans. HZS 06.11.2013 L. Van Son. 1. Mannelijk of Vrouwelijk ?. Volgende woorden zijn altijd vrouwelijk , al gaat het om een man: Une brute, une personne , une vedette , une victime , une dupe, une recrue , une sentinelle
E N D
SessieFrans HZS 06.11.2013 L. Van Son
1. Mannelijk of Vrouwelijk? • Volgendewoordenzijnaltijdvrouwelijk, al gaat het omeen man: Une brute, unepersonne, unevedette, unevictime, une dupe, unerecrue, unesentinelle • Volgendewoordenzijnaltijdmannelijk, al gaat het omeenvrouw: Un agent, un chauffeur, un facteur, un ingénieur, un soldat, un témoin, un assassin, un bandit, un mannequin
1. Mannelijk of Vrouwelijk? • Sommigewoordenbehouden de mannelijkevorm maar passen het lidwoord/voornaamwoordaan: Le/la juge ; le/la médecin ; le/la ministre ; le/la propriétaire • Aan de uitgang (terminaison) van eenwoord kun je ookzien of het mannelijk of vrouwelijk is. Leer welkeuitgangenvrouwelijkzijn en welke de uitzonderingenzijnvoor m/v (p.10-13)
2. Mannelijk en Vrouwelijk • Pagina’s 15-18 Let in het bijzonderop de adjectieven met 2 mannelijkevormen (17): Un beau garçon, un belhomme Un nouveau bâtiment, un nouveladjoint Un vieux château, un vieilespoir Un fourire, un fol amour
3. Plaats van het adjectief • Pagina 25: hetzelfdeadjectiefkaneenanderebetekenishebbennaargelang de plaats (voor of na het substantief. Ex. Mon proprepantalon vs. un pantalonpropre
4. Persoonlijkevoornaamwoorden • Een voornaamwoord is een woord dat een naamwoord vervangt. Bv. Paul geeft het boek aan Marie Hij geeft het aan haar. Hoeveel kinderen hebt u? Ik heb er twee. Kom je van Leuven? Ja, ik kom er net van. Denk je aan de boodschappen? Ja, ik denk eraan! • Overzicht persoonlijke voornaamwoorden: p.36
C.O.D. of C.O.I. ? • Om het C.O.D. (lijdendvoorwerp) tevinden, stel je de vraag “wat/wie” bij het werkwoord: Hijdrinkteen pint. Watdrinkthij? Een pint=COD Hijscheertzich. Wat/wiescheerthij? Zich(zelf) =COD
C.O.D. of C.O.I. ? • Om het C.O.I. (meewerkendvoorwerp) tevinden, stel je de vraag “voorwie/aanwie” bij het werkwoord: Ikgeefeencadeauaanmijnzus Ikgeefwat? Eencadeau = COD Ikgeefeencadeauaanwie? Aanmijnzus = COI
C.O.D. of C.O.I. ? Ikvraag me afwathijdoet. Ikvraag me afwat? Wathijdoet = COD Ikvraagafwathijdoetaanwie? Me = COI Met het voorzetselà(aan) heb je een COI: Je parleàmon frère Je luiparle J’écrisàmes parents Je leurécris
C.O.D. of C.O.I. ? Venez, les enfants! Grand-pèrevousoffre des chocolats. vous = COI Il te vend samaison. te= COI; samaison = COD Tumesers un cognac? me = COI; un cognac = COD Vousm’écoutez? me = COD Tulevisitessouvent? le = COD Tului rends souventvisite? lui = COI
Y en EN • Yvervangtà, en + voorwerp: Je pars en Alsace/à Paris dansquinzejoursJ’y pars dansquinzejours. Je pense tout le temps au boulotJ’ypense tout le temps. !!! Je pense tout le temps à ma femme Je pense tout le temps àelle
Y en EN • EN vervangtde + voorwerp en hoeveelheden Je reviens de Liège J’enreviens Tului as parlé de notre affaire? Oui, je lui en aiparlé. Vousavezplusieursexemplaires? J’enaiplusieurs. Vousvoulezuneboîte? Donnezm’endeuxsvp.
VOLGORDE VOORNAAMWOORDEN • Pagina’s 41-45 Aandachtvoor het synthese schema p.42 • Ne + voornaamwoord(en)+vervoegdww.+ pas Je ne le luiraconterai pas. Tu ne me l’as pas demandé. Ne le faites pas. Vous ne vousêtes pas trompés. Ne vousretournez pas!
5. L’ACCORD DES VERBES PRONOMINAUX • Les verbespronominauxzijn de werkwoorden met “se” in de infinitief: se baigner, se raser, se rappeler • Voor de passé composéwordenzijaltijd metêtrevervoegd: Elle s’estréveilléeà 7h. Nous nous sommescouchésàminuit. Je me suisintéressé(e) àl’artcontemporain.
5. L’ACCORD DES VERBES PRONOMINAUX • De participe passé wordtaangepastals het voornaamwoord (me, te, se, nous, vous, se) een COD is. Wanneer je eenandere COD (wat?) vindtna het werkwoord, moet je nietaanpassen. Elle s’estlavéeElle s’estlavé les cheveux les cheveux = COD Ils se sontsaluésIls se sontdonné la main. la main = COD
5. L’ACCORD DES VERBES PRONOMINAUX • Dit is dezelfde regel alsbij de passé composéwanneer je “avoir” gebruikt: alleenals de COD vóór het werkwoordstaat, wordt de participe passé aangepast. p. 206 C’est la lettrequej’aienvoyéela lettre=COD Ils se sontenvoyé la lettrela lettre=COD: se=COI Ils se la sontenvoyéela=COD; se=COI
6. LES TEMPS • Overzicht p. 78-79 • Indicatifprésent/O.T.T. je prends Passé composé/V.T.T. J’aipris je suisvenu • Imparfait/O.V.T. Je prenais Plus-que-parfait/V.V.T. J’avaispris j’étaisvenu
6. LES TEMPS • Futur simple/O.Toek.T. Je prendrai Futurantérieur/V.Toek.T. J’auraipris je seraivenu • Passé simple: de meestverledentijd, wordtenkelschriftelijkformeel en literairgebruikt. je pris j’euspris
6. Passé composé of imparfait? • Passé composé Voltooideactie of feit: J’aiachetéunevoiture. Aangegeventijdsduur: Il a regardé la télétoute la soirée. Precies moment: En 1830, l’indépendance a étéproclamée. Opeenvolgendeacties: Il estentré, il a missescléssur la commode et s’estassis.
6. Passé composé of imparfait? • L’imparfait Eengewoonte: Martin se réveillaittous les matins à 6 heures. Eenverledensituatie of beschrijving: A cette époque, ilétait déjà vieux et malade. La fête battait son pleinquandl’orage a éclaté. Tout le monde s’estprécipitéàl’intérieur pour se protéger de la pluiemaisc’était trop tard, nous étionstoustrempésjusqu’auxos. Nous avionsfroidmais un bon petit vin nous a viteréchauffés.
6. LES TEMPS • Le conditionnel = voorwaardelijkewijszou le futurzal Conditionnelprésent: je prendrais Conditionnel passé: j’auraispris Het gebruik van de cond. is hetzelfdeals in het nederlands en wordtookgebruiktomeenvraagbeleefder/zachtertestellen: Zou u achteruitwillengaan? Pourriez-vousreculer?
Constructie met si/als • Wanneersi“als” betekent, wordt het nooitgevolgd door eenfutur of eenconditionnel! Alsik geld heb, koopikeen auto. Si j’ai de l’argent, j’achète/j’achèteraiunevoiture. Alsik geld zouhebben, kochtikeen auto. Si j’avais de l’argent, j’achèteraisunevoiture. Alsik geld zougehadhebben, had ikeen auto gekocht. Si j’avaiseu de l’argent, j’auraisachetéunevoiture.
Constructie met si/als BijzinHoofdzin Si + ind.prés. Ind.prés./Futur simple Si + imparfaitCond.prés. Si + plus-que-parfait Cond.passé
L’IMPÉRATIF • 3 vormen: Pars! Vertrek! Partons! Laatonsvertrekken!* Partez! Vertrek! (aan u of julliegericht) * En dusniet: laissons-nous partir!
7. LE SUBJONCTIF • p. 153-159 • De subjonctifwordt in enkelegevallenzelfstandiggebruikt (153, A) maar meestalverschijnthij in de bijzinnaque. • Wordtgebruiktom het volgendeuittedrukken: Wil/wens en noodzakelijkheid Twijfel en mogelijkheid Gevoelens
7. LE SUBJONCTIF • Wordtgebruiktnabepaaldebijwoorden in bijzinnen die eendoel, voorwaarde, tegenstelling, … uitdrukken. • VerschilIndicatif/Subjonctif: Bij de indicatifgaat het om de realiteit, Bijsubjonctifgaat het over wenselijkheid, mogelijkheid, onzekerheid en gevoelens. Denkaan de link subjonctif-subjectief!
7. LE SUBJONCTIF • Speciaalgebruik: in de relatieve/betrekkelijkebijzin, bv. een man die werkt, eenboekdatspannend is. De subjonctifwordtgebruiktomaanteduidendat men eenbepaaldekwaliteit of eigenschapvooropstelt. Ikzoekiemand die de software kent. Je cherchequelqu’un qui connaisse le logiciel. Hijwileensecretaresse die meertalig is. Il veutunesecrétaire qui soitplurilingue.
Let op het verschilindicatif/subjonctif: Il a achetéunevoiture qui a 7 places Il aimeraitacheterunevoiture qui ait 7 places. Nous avons vu unemaison qui estassezgrande pour nous tous. Nous avonsbesoind’unemaison qui soitassezgrande pour nous tous.