210 likes | 460 Views
Probleemgedrag na CVA. Lastige vragen Analyses Therapeutische mogelijkheden Marja Vink Amsterdam, 12 nov 2007. Zorgvuldige analyse. Interventieplan. Aanpak van het probleem. Gedragsverandering, bv via gedragstherapeutische aanpak (zie o.a. Hamer, 2007) Verandering context van het gedrag
E N D
Probleemgedrag na CVA Lastige vragen Analyses Therapeutische mogelijkheden Marja Vink Amsterdam, 12 nov 2007
Zorgvuldige analyse Interventieplan
Aanpak van het probleem • Gedragsverandering, bv via gedragstherapeutische aanpak (zie o.a. Hamer, 2007) • Verandering context van het gedrag • Verandering waarneming van het gedrag • Verandering verwachtingen van het gedrag
Lastige vragen Ze denkt dat ze zo weer naar huis kan. Beseft ze haar beperkingen werkelijk niet of wil ze het niet weten? Hoe zorgen we dat ze toch nog bereid is te blijven voor revalidatie? Hij ziet zijn eigen vergissingen niet en denkt steeds dat het aan anderen ligt als er iets mis gaat. In hoeverre kunnen we hem aanspreken op zijn gedrag? En hoe voorkomen we dat zijn vrouw steeds meer tegen haar bezoek op gaat zien?
Ziektebesef Na een CVA kan het inzicht dat de patiënt heeft in de gevolgen van het letsel beperkt of zelfs afwezig zijn (anosognosie)
Ziektebesef Het niet beseffen of onderschatten van eigen beperkingen is een van de meest voorkomende, uitdagende en frustrerende problemen in de neurorevalidatie (Judd, 1999)
Veel gerapporteerde gedragsveranderingen na CVA(Visser, 2002) • Minder initiatief • Sneller geëmotioneerd • Sneller geïrriteerd • Ongeduldiger • Zichzelf overschatten
Opvallend: Bij rechterhemisfeerpatiënten geven partners meer en grotere gedragsveranderingen aan dan de patiënten zelf. De verschillen zijn het grootst bij: ‘sneller geïrriteerd zijn’ en ‘zichzelf overschatten’. (CognitiVA-onderzoek Groningen)
Risico’s verminderd ziektebesef: • Veiligheid (bv. verkeer, vuur, vallen, zelfzorg) • Relationele problemen (bv. verwijdering, conflicten, met naasten of zorgverleners) • Financiële problemen • Stagnerende revalidatie (gebrek aan motivatie en inzet)
CVA en executieve functies CVA-patiënten presteren slechter op tests die een beroep doen op planningsvermogen, zelfbeoordeling en zelfinhibitie. Dit geldt vooral voor mensen met frontaal, rechterhemisferisch of subcorticaal gelokaliseerde schade.
CVA en executieve functies De executieve functies omvatten de capaciteiten voor het stellen van doelen, het plannen, initiëren, reguleren en evalueren van doelgericht gedrag . De executieve functies worden vooral aangesproken in nieuwe, niet-routinematige of complexe, weinig gestructureerde situaties.
CVA en executieve functies Hoe ernstiger de executieve stoornissen, hoe minder van de patiënt zelf verwacht mag worden en hoe meer structuur en begeleiding van buitenaf nodig is
Onderzoek van executieve functies is niet eenvoudig • Problemen die voortkomen uit executieve stoornissen worden door patiënt niet altijd opgemerkt • Testonderzoek is veelal te gestructureerd
Inventarisatie van gedragsveranderingen • Goed doorvragen bij de patiënt is vaak niet voldoende • Belang hetero-anamnese en observaties behandelteam • Informatie wordt beter naarmate het gedrag waarnaar gevraagd wordt beter observeerbaar en concreter is (Sprangers & Aaronson, 1992)
Inventarisatie gedragsveranderingen • Vragenlijsten bv. DEX CLCE-24 • Observatielijsten bv WCN observatielijst GIP
Ziektebesef is niet alles of niets • Kan volledig of gedeeltelijk zijn • Kan verschillend gestoord zijn voor verschillende domeinen (fysiek, cognitief, emotioneel) • Kan variëren naar hoe er naar wordt gevraagd en hoe veilig de patiënt zich voelt (Clare, 2004)
Ziektebesef is niet alles of niets Drie niveaus (Crosson ea, 1989): • ‘Verstandelijk’ besef Kan herhalen wat anderen hebben verteld, kan missers herkennen na erop gewezen te zijn • ‘Onmiddellijk’besef Kan missers herkennen als ze zich voordoen, kan missers toeschrijven aan CVA 3. ‘Voorspellend’ besef Kan fouten zien aankomen en maatregelen nemen om ze te voorkomen, kan missers corrigeren als ze optreden
Verminderd ziektebesef/onderschatting beperkingen kan samenhangen met: • Direct gevolg hersenschade (neuropsychologische stoornissen) • Gebrek aan relevante ervaring sinds CVA waardoor geen ontdekking heeft plaatsgevonden • Gestoorde generalisatievaardigheden waardoor probleem in een situatie niet wordt doorgetrokken naar andere • Psychologische ontkenning
Therapeutische mogelijkheden • Voorlichting en begeleiding aan patiënt en naasten • Feedbackmethoden: spiegel, video, direct confronteren • Ervaringen laten opdoen (‘begeleid falen’) • Specifieke vaardigheden leren • Therapeutische gesprekken • Benaderingsplan • Omgeving aanpassen
Attentie bij gebrekkig ziektebesef • Extra belangrijk te investeren in de therapeutische relatie om kans op medewerking te vergroten • Aansluiting zoeken bij het perspectief van de patiënt