210 likes | 390 Views
Hst 4: De wereld indelen. Planning van vandaag. Uitleg paragraaf 4.1 Zelfstandig werken Hst 4 Nog vragen over hoofdstuk 1,2 of 3?? Nog opdrachten waar je problemen mee hebt gehad?? HOOFDSTUK 4 BELANGRIJKSTE VAN DIT BOEK!!! ERG THEORETISCH, DUS DOORBIJTEN!!! TEVENS IS HET CSE THEMA!!!.
E N D
Planning van vandaag • Uitleg paragraaf 4.1 • Zelfstandig werken Hst 4 • Nog vragen over hoofdstuk 1,2 of 3?? • Nog opdrachten waar je problemen mee hebt gehad?? • HOOFDSTUK 4 BELANGRIJKSTE VAN DIT BOEK!!! ERG THEORETISCH, DUS DOORBIJTEN!!! • TEVENS IS HET CSE THEMA!!!
Titelblad (blz 31) • Lees titelblad bladzijde 31 • Wat valt je op? Wat zijn belangrijke elementen in dit hoofdstuk? • Landen vergelijken • Overeenkomsten • Verschillen • Het gaat om patronen te herkennen • Patronen veranderen in de loop der tijd (door verschillende factoren). • Een patroon dat echt opvalt en een belangrijke rol speelt vandaag de dag is Globalisering: • Globalisering: Het voortschrijdende proces van internationale uitwisseling van geld, goederen en ideeën • Global shift: Verschuiving van het economisch zwaartepunt van AtlanticRimto Pacific Rim.
Etiket & meetlint • Deze paragraaf leer je welke indicatoren (aanwijzers) te gebruiken zijn voor het vergelijken van landen. • Economische indicatoren (vandaag) • Demografische indicatoren (volgende les) • Sociaal culturele indicatoren (volgende les) • Met indicatoren krijg je een (geografisch) beeld van hoe een land eruit ziet. Je kunt problemen beter waarnemen en zoeken naar een oplossing.
Geografisch beeld • Geografisch beeld is belangrijk. • Hierdoor kun je regio’s/landen goed vergelijken. • Om een goed beeld te schetsen moet je altijd kijken naar de volgende kenmerken: • Economische kenmerken • Politieke kenmerken • Fysische kenmerken • Sociaal-culturele kenmerken • (Demografische kenmerken) • Kenmerken noem je ook wel Dimensies! Elke dimensie staat voor een andere invalshoek. • Door een onderwerp vanuit verschillende invalshoeken te bestuderen, leg je problemen bloot (KERN VAN AK). • Vergelijken per land is 1 ding, maar wil je echt doordringen tot de essentie van het probleem moet je In-zoomen en Uit-zoomen. • Voorbeeld fig 4.1 (lezen) • Centrum – periferie • Tsjechië vroeger/nu? • Bohemen vroeger/nu? • Praag vroeger/nu?
Economische indicator • Wanneer is een land rijk/arm ? • Hoe bepaal je dit? • Hiervoor gebruik je criteria, waar moet je dan aan denken? • Een criteria is het BNP. • Wat is het BNP? • Bruto Nationaal Product • betreft alle inkomsten door iedereen met eenzelfde nationaliteit. • Is een absolute waarde [pot geld, zoveel inwoners] • BNP per hoofd OF BNP per inwoner • betreft alle inkomsten door iedereen met eenzelfde nationaliteit en geeft een gemiddelde weer. • Is een relatieve waarde [gemiddelde] • BNP/hoofd werkt voor vergelijkingen beter dan BNP. • Voorbeeld Qatar.
Economische (indicatoren) kenmerken en criteria • Productie (BNP per hoofd) • Verdienste (koopkracht) • Werk (percentage dat werkzaam is in de landbouw) • Deze economische kenmerken zijn statistieken! • Er zijn kleine leugens, grote leugens en er zijn statistieken! • Gegevens uit ontwikkelingslanden moet je met een korrel zout nemen, waarom? • Slechte meetmethodes • Laat een te rooskleurig beeld zien • Laat een slechter beeld zien
Meest gebruikte indicator: Nationaal inkomen per hoofd • Totaaltelling van alle inkomens die in een jaar in een land worden verdiend. • Nationaal inkomen kun je op 3 manieren berekenen: • Alle inkomens die in 1 jaar worden verdiend bij elkaar op te tellen • Als totaaltelling van alle toegevoegde waarde • Als totaaltelling van alle bestedingen in een land. • Hiermee samenhangend is het Bruto Nationaal Product (BNP): Totale productie van economische goederen, ook diensten, in de loop van 1 jaar, uitgedrukt in geld. • Duidelijk onderscheid tussen nationaal inkomen en BNP is er niet! MAAR BNP wordt in de praktijk veel meer gebruikt. • Verschil tussen BBP per hoofd / BNP per hoofd? • BBP/hoofd: Bruto binnenlands product • betreft alle inkomsten binnen de staatsgrenzen van een land gedeeld door het aantal inwoners (een gemiddelde dus) • BNP/hoofd: Bruto nationaal product • betreft alle inkomsten door iedereen met eenzelfde nationaliteit gedeeld door het aantal inwoners (een gemiddelde dus)
Kritiek op het BNP/hoofd • Vaststellen BNP in ontwikkelingslanden is moeilijk, omdat grote delen van de economie uit zelfvoorzienende bestaansmiddelen bestaat (niet meetbaar en registrerende overheid minder efficiënt). • Wisselkoersen van valuta (variëren van dag tot dag) • Vb: Zimbawaanse dollar dollar (vergelijken word lastig) • BNP/hoofd gaat om gemiddelde (Vb: Qatar of Koeweit (oliestaat)), geeft geen goed beeld van de werkelijke situatie
Kritiek op het BNP/hoofd • Vaststellen BNP in ontwikkelingslanden is moeilijk, omdat grote delen van de economie uit zelfvoorzienende bestaansmiddelen bestaat (niet meetbaar en registrerende overheid minder efficiënt). • Wisselkoersen van valuta (variëren van dag tot dag) • Vb: Zimbawaanse dollar dollar (vergelijken word lastig) • BNP/hoofd gaat om gemiddelde (Vb: Qatar of Koeweit (oliestaat)), geeft geen goed beeld van de werkelijke situatie • Verschil in koopkracht (Vb: betaal je hier op het terras voor een Coca Cola 2 euro, in Marokko is dit 0,30 euro). • Koopkracht denkbeeldig boodschappenmandje of MacDonalds (Hamburgerindex).
Opdrachten hst 4: P4.1: Opdr 1 t/m 8 + 10 + 13 + 17 t/m 22 (=HW) P4.2: Opdr 25 t/m 38 P4.3: Opdr 39 t/m 47 P4.4: Opdr 48 t/m 59
HumanDevelopment Index (HDI) • Door de vele kritieken op BNP/hoofd bedacht men een nieuw meetsysteem: • Human Development Index (HDI) • HDI gaat uit van 3 variablen: • Hoeveel verdient de bevolking gemiddeld? • Hoe oud worden de mensen gemiddeld? • Hoeveel mensen hebben leren lezen en schrijven? • HDI geeft veel duidelijker weer hoe ontwikkeld een land is! Met andere woorden of een land rijk of arm is.
HDI en ontwikkeling • Bedenk wat de hoogte van HDI te maken heeft met de economische sectoren?
Sectoren • Beroepsbevolking: Alle mensen tussen de 15 en 65 jaar. • 1e sector: percentage beroepsbevolking in de landbouw hoog = land vaak arm (en visa versa) • 2e sector: percentage beroepsbevolking hoog? Dan vaak (Dus niet altijd) opkomende landen (Semi periferie) • 3e sector: percentage beroepsbevolking hoog, rijk ontwikkeld land OF dienstensector als vluchtsector (arme landen) • Onderscheid tussen formele en informele sector
Etiket & meetlint • Deze paragraaf leer je welke indicatoren (aanwijzers) te gebruiken zijn voor het vergelijken van landen. • Economische indicatoren (vandaag) • Demografische indicatoren (volgende les) • Sociaal culturele indicatoren (volgende les) • Met indicatoren krijg je een (geografisch) beeld van hoe een land eruit ziet. Je kunt problemen beter waarnemen en zoeken naar een oplossing.
Demografische (indicator) kenmerken en criteria • Demografie: Wetenschap naar aantallen van de bevolking en de veranderingen daarin. • Bevolkingsspreiding en bevolkingsdichtheid geen goede indicatoren om te kijken of een land rijk/arm is. • Een element die wel iets zegt over ontwikkeling is: • Bevolkingsgroei (natuurlijke en sociale groei) • Je kunt veel afleiden uit bevolkingsgroei, met name geboorte- en sterftecijfers zeggen veel.
Leeftijdsopbouw Leeftijdsgrafieken Bevolkingspiramide -------- Uimodel Jonge snelgroeiende bevolking Bevolkingsomvang neemt afGroene druk groot Grijze druk groot Stagnerende bevolkingsgroei
Sociaal-culturele kenmerken en criteria • Groen druk: Veel investeren in opvoeding, onderwijs en werk • Grijze druk: Veel investeren in bejaardenzorg, gezondheidszorg en pensioenuitkeringen. • Demografische druk: Optelsom van groene en grijze druk • Taal en godsdienst • Godsdienst is van invloed hoe een land ingericht wordt. • Wanneer land rijk/arm? • Kijk naar Analfabetisme in het land.
Voor nu: • Nakijken Hst 3 • Zelfstandig werken Hst 4 (p4.1) Opdrachten hst 4: Nu week 39 HW Wk 40 P4.1: Opdr 1 t/m 8 + 10 + 13 + 17 t/m 22 HW Wk 41 P4.2: Opdr 25 t/m 38 + P4.3: Opdr 39 t/m 47 HW Wk 43 P4.4: Opdr 48 t/m 59