1 / 29

Hoofdstuk 17 De Geldmarkt

Hoofdstuk 17 De Geldmarkt. Hoofdstuk 17 De geldmarkt Inhoud:. Waarom gebruiken we geld? (17.1) Wat gebruiken we als geld? (17.2) Ontstaan geld en de geldbasismultiplicator (17.3/4) A anbod van geld en Vraag naar geld (17.5/6) E venwicht geldmarkt (17.7). 17.1 Functies geld.

Download Presentation

Hoofdstuk 17 De Geldmarkt

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Hoofdstuk 17De Geldmarkt Hoofdstuk 17

  2. Hoofdstuk 17 De geldmarktInhoud: Waarom gebruiken we geld? (17.1) Wat gebruiken we als geld? (17.2) Ontstaan geld en de geldbasismultiplicator (17.3/4) Aanbod van geld en Vraag naar geld (17.5/6) Evenwicht geldmarkt (17.7) Hoofdstuk 17

  3. 17.1 Functies geld • A. Waardemeter Rekeneenheid Gemeenschappelijke noemer (Cfr meetlat) --> Maakt RUILEN mogelijk OPM “geld” is een abstract begrip Hoofdstuk 17

  4. 17.1 Functies geld • B. Ruilmiddel • Geld maakt indirecte ruil mogelijk (aantal markten = aantal goederen) • Directe ruil is onefficiënt (oneindig aantal markten) Hoofdstuk 17

  5. 17.1 Functies geld • C. Beleggingsmiddel • Liquide • Geen opbrengst Hoofdstuk 17

  6. 17.1 Functies geld • BESLUIT:  Zonder geld geen moderne economie! • Mogelijke problemen: Te veel geld (geld drukken) Te weinig geld (oppotten)  Belang “Monetair beleid” Hoofdstuk 17

  7. 17.2 De soorten geld • Chartaal geld • Giraal geld • Geldhoeveelheid in enge zin (M1) = chartaal + giraal • Geldhoeveelheid in ruime zin (M3) = M1 + Quasi-geld • Internationaal Geld Hoofdstuk 17

  8. 17.2 Soorten geld / Tabel 17.1 Hoofdstuk 17

  9. 17.3 Geschiedenis van geld – proces geldcreatie • A Goederengeld Later “geldschepping”/ geldcreatie: B Chartaal (Papier)geld C Giraal Geld Hoofdstuk 17

  10. 17.3 Geschiedenis van geld – proces geldschepping • B Het proces van chartale geldschepping De goudsmid wordt bankier : Goud of munten  “bewijsbriefjes” (deel goud in reserve / de rest )  uitlenen  … Hoofdstuk 17

  11. 17.3 Geschiedenis van geld – proces geldschepping Kenmerken chartale geldschepping • geen intrinsieke waarde • beperkte dekking (‘fiduciair geld’) • kosten dalen • vertrouwen  daarom “Centrale Bank” Hoofdstuk 17

  12. 17.3 Geschiedenis van geld – proces geldschepping • C. Proces girale geldschepping door banken Eerst: chartaal geld wordt giraal  bepaalde reservecoëfficient r  uitlenen van de rest  … geldmultiplicator : 1/r : 1000 chartaal wordt 10.000 giraal als r = 10% (formule 17.1) Hoofdstuk 17

  13. 17.4 De Geldbasismultiplicator • MB: basisgeld of geldbasis MB = CP + R • M: totale geldhoeveelheid M = CP + D • M/MB: geldbasismultiplicator Hoofdstuk 17

  14. Formule geldbasismultiplicator Hoofdstuk 17

  15. Interpretatie Formule geldbasismultiplicator • CP/D lager  multiplicator hoger (OPM in paragraaf 3 was CP/D=0 omdat CP=0 waardoor M/MB=1/r) • r lager  multiplicator hoger • Gegeven de multiplicator: M is hoger als MB hoger is (belang monetair beleid / geldaanbod, zie par 17.5) Hoofdstuk 17

  16. 17.5 Geldaanbod • Rol publiek : CP/D • Rol banken : r • Invloed intrestvoet i • Soms verplichte minimum r Hoofdstuk 17

  17. 17.5 Geldaanbod • Rol Centrale Bank (ECB) : • Direct via MB (meer CP uitgeven) • Indirect via voorschotten en r Hoofdstuk 17

  18. Het aanbod van basisgeld door de Centrale Bank T.17.2 Hoofdstuk 17

  19. 17.5 Geldaanbod: Rol ECB • Indirect • Voorschotten aan banken en (lagere) intrest daarop • Verplichting mbt r • Direct: Open-marktverrichtingen • Aankoop vreemde deviezen • Aankoop schuldpapier Hoofdstuk 17

  20. 17.6 De geldvraag De geldvraag van een individu: het geld (munten, biljetten, zichtdeposito’s) dat hij op een bepaald moment ter zijner beschikking wil hebben • Transactiegeldvraag (rol BBP = PQ) • Beleggings -of Speculative geldvraag (rol intrestverlies als opportuniteitskost) Hoofdstuk 17

  21. Ruilverhouding Fisher en de geldvraag • PQ = MV •  transactiegeldvraag (is hoger als PQ, dus nominaal BBP, hoger is): Hoofdstuk 17

  22. Ruilverhouding Fisher en de geldvraag •  speculatieve geldvraag (lager als i op alternatieve beleggingen hoger is, dan is V hoger en lager) Hoofdstuk 17

  23. Geldvraag samengevat • Geldvraag hoger als BBP hoger is en als intrestvergoeding op alternatief (obligaties) lager is (zie 17.12) Hoofdstuk 17

  24. 17.7 Evenwicht geldmarktDe geldvraagfunctie Fig 17.1 Hoofdstuk 17

  25. 17.7 Evenwicht geldmarktHet geldaanbod: Veronderstelling • We beschouwen het geldaanbod als volledig gecontroleerd door de Centrale Bank. • Dus : De Centrale Bank laat zich niet leiden door de intrestvoet / Centrale Bank wil juist die intrestvoet bepalen • Het geldaanbod is dus intrest - onelastisch. Hoofdstuk 17

  26. Het geldaanbod i Ma Hoofdstuk 17

  27. 17.7 Evenwicht geldmarktHet geldmarktevenwicht F 17.2 Hoofdstuk 17

  28. Samenvatting en besluit. • Op de geldmarkt komt de intrestvoet tot stand. • Het aanbod van geld hangt niet af van de productiekosten van geld. • Gegeven de geldvraag bepaalt het geldaanbod de intrest. • Het geldaanbod volgt uit het monetair (geldaanbod)beleid. Hoofdstuk 17

  29. OEFENINGEN HK 17 • 1 / 2 / 3 Hoofdstuk 17

More Related