300 likes | 521 Views
Hoofdstuk 17 De Geldmarkt. Hoofdstuk 17 De geldmarkt Inhoud:. Waarom gebruiken we geld? (17.1) Wat gebruiken we als geld? (17.2) Ontstaan geld en de geldbasismultiplicator (17.3/4) A anbod van geld en Vraag naar geld (17.5/6) E venwicht geldmarkt (17.7). 17.1 Functies geld.
E N D
Hoofdstuk 17De Geldmarkt Hoofdstuk 17
Hoofdstuk 17 De geldmarktInhoud: Waarom gebruiken we geld? (17.1) Wat gebruiken we als geld? (17.2) Ontstaan geld en de geldbasismultiplicator (17.3/4) Aanbod van geld en Vraag naar geld (17.5/6) Evenwicht geldmarkt (17.7) Hoofdstuk 17
17.1 Functies geld • A. Waardemeter Rekeneenheid Gemeenschappelijke noemer (Cfr meetlat) --> Maakt RUILEN mogelijk OPM “geld” is een abstract begrip Hoofdstuk 17
17.1 Functies geld • B. Ruilmiddel • Geld maakt indirecte ruil mogelijk (aantal markten = aantal goederen) • Directe ruil is onefficiënt (oneindig aantal markten) Hoofdstuk 17
17.1 Functies geld • C. Beleggingsmiddel • Liquide • Geen opbrengst Hoofdstuk 17
17.1 Functies geld • BESLUIT: Zonder geld geen moderne economie! • Mogelijke problemen: Te veel geld (geld drukken) Te weinig geld (oppotten) Belang “Monetair beleid” Hoofdstuk 17
17.2 De soorten geld • Chartaal geld • Giraal geld • Geldhoeveelheid in enge zin (M1) = chartaal + giraal • Geldhoeveelheid in ruime zin (M3) = M1 + Quasi-geld • Internationaal Geld Hoofdstuk 17
17.2 Soorten geld / Tabel 17.1 Hoofdstuk 17
17.3 Geschiedenis van geld – proces geldcreatie • A Goederengeld Later “geldschepping”/ geldcreatie: B Chartaal (Papier)geld C Giraal Geld Hoofdstuk 17
17.3 Geschiedenis van geld – proces geldschepping • B Het proces van chartale geldschepping De goudsmid wordt bankier : Goud of munten “bewijsbriefjes” (deel goud in reserve / de rest ) uitlenen … Hoofdstuk 17
17.3 Geschiedenis van geld – proces geldschepping Kenmerken chartale geldschepping • geen intrinsieke waarde • beperkte dekking (‘fiduciair geld’) • kosten dalen • vertrouwen daarom “Centrale Bank” Hoofdstuk 17
17.3 Geschiedenis van geld – proces geldschepping • C. Proces girale geldschepping door banken Eerst: chartaal geld wordt giraal bepaalde reservecoëfficient r uitlenen van de rest … geldmultiplicator : 1/r : 1000 chartaal wordt 10.000 giraal als r = 10% (formule 17.1) Hoofdstuk 17
17.4 De Geldbasismultiplicator • MB: basisgeld of geldbasis MB = CP + R • M: totale geldhoeveelheid M = CP + D • M/MB: geldbasismultiplicator Hoofdstuk 17
Formule geldbasismultiplicator Hoofdstuk 17
Interpretatie Formule geldbasismultiplicator • CP/D lager multiplicator hoger (OPM in paragraaf 3 was CP/D=0 omdat CP=0 waardoor M/MB=1/r) • r lager multiplicator hoger • Gegeven de multiplicator: M is hoger als MB hoger is (belang monetair beleid / geldaanbod, zie par 17.5) Hoofdstuk 17
17.5 Geldaanbod • Rol publiek : CP/D • Rol banken : r • Invloed intrestvoet i • Soms verplichte minimum r Hoofdstuk 17
17.5 Geldaanbod • Rol Centrale Bank (ECB) : • Direct via MB (meer CP uitgeven) • Indirect via voorschotten en r Hoofdstuk 17
Het aanbod van basisgeld door de Centrale Bank T.17.2 Hoofdstuk 17
17.5 Geldaanbod: Rol ECB • Indirect • Voorschotten aan banken en (lagere) intrest daarop • Verplichting mbt r • Direct: Open-marktverrichtingen • Aankoop vreemde deviezen • Aankoop schuldpapier Hoofdstuk 17
17.6 De geldvraag De geldvraag van een individu: het geld (munten, biljetten, zichtdeposito’s) dat hij op een bepaald moment ter zijner beschikking wil hebben • Transactiegeldvraag (rol BBP = PQ) • Beleggings -of Speculative geldvraag (rol intrestverlies als opportuniteitskost) Hoofdstuk 17
Ruilverhouding Fisher en de geldvraag • PQ = MV • transactiegeldvraag (is hoger als PQ, dus nominaal BBP, hoger is): Hoofdstuk 17
Ruilverhouding Fisher en de geldvraag • speculatieve geldvraag (lager als i op alternatieve beleggingen hoger is, dan is V hoger en lager) Hoofdstuk 17
Geldvraag samengevat • Geldvraag hoger als BBP hoger is en als intrestvergoeding op alternatief (obligaties) lager is (zie 17.12) Hoofdstuk 17
17.7 Evenwicht geldmarktDe geldvraagfunctie Fig 17.1 Hoofdstuk 17
17.7 Evenwicht geldmarktHet geldaanbod: Veronderstelling • We beschouwen het geldaanbod als volledig gecontroleerd door de Centrale Bank. • Dus : De Centrale Bank laat zich niet leiden door de intrestvoet / Centrale Bank wil juist die intrestvoet bepalen • Het geldaanbod is dus intrest - onelastisch. Hoofdstuk 17
Het geldaanbod i Ma Hoofdstuk 17
17.7 Evenwicht geldmarktHet geldmarktevenwicht F 17.2 Hoofdstuk 17
Samenvatting en besluit. • Op de geldmarkt komt de intrestvoet tot stand. • Het aanbod van geld hangt niet af van de productiekosten van geld. • Gegeven de geldvraag bepaalt het geldaanbod de intrest. • Het geldaanbod volgt uit het monetair (geldaanbod)beleid. Hoofdstuk 17
OEFENINGEN HK 17 • 1 / 2 / 3 Hoofdstuk 17