90 likes | 226 Views
Taaloefeningen. Zinnen ontleden. zin 1. De eerste binnenkomer van de wedstrijd liep naar zijn vier beste vrienden. Werkwoord = ww Zelfstandig naamwoord = zn Bijvoeglijk naamwoord = bn Lidwoord = lw Voorzetsel = vz Bijwoord = bw Persoonlijk voornaamwoord = pvnw
E N D
Zinnen ontleden zin 1 De eerste binnenkomer van de wedstrijd liep naar zijn vier beste vrienden. Werkwoord = ww Zelfstandig naamwoord = zn Bijvoeglijk naamwoord = bn Lidwoord = lw Voorzetsel = vz Bijwoord = bw Persoonlijk voornaamwoord = pvnw Bezittelijk voornaamwoord = bvnw Aanwijzend voornaamwoord = avnw Voegwoord = vw Telwoord= tw
Zinnen ontleden zin 2 Hij zat op jouw school totdat de bel ging. Werkwoord = ww Zelfstandig naamwoord = zn Bijvoeglijk naamwoord = bn Lidwoord = lw Voorzetsel = vz Bijwoord = bw Persoonlijk voornaamwoord = pvnw Bezittelijk voornaamwoord = bvnw Aanwijzend voornaamwoord = avnw Voegwoord = vw Telwoord= tw
Zinnen ontleden zin 3 Hij gaf me een groot afscheidscadeau omdat ik van die school ging. Werkwoord = ww Zelfstandig naamwoord = zn Bijvoeglijk naamwoord = bn Lidwoord = lw Voorzetsel = vz Bijwoord = bw Persoonlijk voornaamwoord = pvnw Bezittelijk voornaamwoord = bvnw Aanwijzend voornaamwoord = avnw Voegwoord = vw Telwoord= tw
werkwoordspelling zin 4 Linda ____________________ die vraag. tegenwoordige tijd beantwoorden beantwoordt
werkwoordspelling zin 5 Henk ______________________ op een mooie manier. verleden tijd antwoorden antwoordde
werkwoordspelling zin 6 Hij __________________________________________. voltooid deelwoord breken heeft de beker gebroken.
werkwoordspelling zin 7 De _________________ vaas kon niet meer gemaakt worden. bijvoeglijk naamwoord breken gebroken