90 likes | 218 Views
Taaloefeningen. Zinnen ontleden. zin 1. Jaap gaat naar school. Zinnen ontleden. zin 2. Hij pakt zijn agenda uit zijn tas. Zinnen ontleden. zin 3. Hij geeft die agenda aan zijn meester. werkwoordspelling. zin 4. Hij _______________ van alles aan Marieke. tegenwoordige tijd. beloven.
E N D
Zinnen ontleden zin 1 Jaap gaat naar school.
Zinnen ontleden zin 2 Hij pakt zijn agenda uit zijn tas.
Zinnen ontleden zin 3 Hij geeft die agenda aan zijn meester.
werkwoordspelling zin 4 Hij _______________ van alles aan Marieke. tegenwoordige tijd beloven belooft
werkwoordspelling zin 5 Hij _______________ van alles aan Marieke. verleden tijd beloofde
werkwoordspelling zin 6 Hij _______________ van alles aan Marieke ______________. voltooid deelwoord beloven beloofd heeft
werkwoordspelling zin 7 De _______________ koekjes nam hij niet mee. bijvoeglijk naamwoord beloven beloofde