1 / 2

Hogeschool-Universiteit Brussel: Centrum voor Modellering en Simulatie

40. 30. 20. 10. -5. 0. 5. 10. 15. 20. 25. 30. Hogeschool-Universiteit Brussel: Centrum voor Modellering en Simulatie. Onderzoekslijn: Cultuureconomie. Jan Colpaert, Alain Praet, Andy Vekeman. Economisch onderzoek naar cultuur?

milt
Download Presentation

Hogeschool-Universiteit Brussel: Centrum voor Modellering en Simulatie

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. 40 30 20 10 -5 0 5 10 15 20 25 30 Hogeschool-Universiteit Brussel: Centrum voor Modellering en Simulatie Onderzoekslijn: Cultuureconomie Jan Colpaert,Alain Praet, Andy Vekeman Economisch onderzoek naar cultuur? De Engelse taal maakt een onderscheid tussen economy en economics. Beide vertaald in het Nederlands als economie. Toch zijn het twee verschillende begrippen. Economy verwijst naar materiële, financiële kenmerken van een organisatie (bijvoorbeeld winst of verlies van een bedrijf) of naar economische prestaties van een land (bijvoorbeeld tewerkstelling of inkomens). Economics staat voor een wetenschappelijke methode, de economische methode, waarbij baten en beperkingen van bepaalde activiteiten worden onderzocht. Deze onderzoekslijn hanteert economie in haar betekenis van wetenschappelijke methode: economics en heeft als onderwerp de culturele sector en het cultuurbeleid. De gemeenten krijgen hierbij extra aandacht. Zij staan immers in voor meer dan de helft van de reguliere overheidsuitgaven aan sport en cultuur (tabel 1). De verzamelde gegevens zullen ons in staat stellen een duidelijk beeld te schetsen van de cultuuruitgaven: Wat is het aandeel van de overheidsuitgaven in het Bruto Binnenlands Product (BBP) van Vlaanderen? Hoe zijn de investeringen en uitgaven verspreid over de verschillende sectoren van het cultuur- en economische beleid? De verzamelde gegevens dienen als basis om andere interessante vragen te beantwoorden. Onderzoekspiste 1: Grootte en groei van de cultuursector. De grootte en de groei van de cultuursector worden (ondermeer aan de hand van tewerkstelling en inkomens) in kaart gebracht. Hierbij wordt er een onderscheid gemaakt tussen (1) de klassieke (gesubsidieerde) cultuursectoren zoals podiumkunsten, beeldende kunsten of erfgoed en (2) de culturele of creatieve industrieën. Internationale empirische studies hebben aangetoond dat de culturele of creatieve industrieën de voorbije jaren met ongeveer vijf procent gegroeid zijn, veel sneller dan de economie in haar geheel. De klassieke (gesubsidieerde) cultuursectoren lijken niet zo snel te groeien. Welke kenmerken van zowel klassieke cultuursectoren als van de creatieve industrieën spelen hierin een rol? Welke conclusies mag men hieruit afleiden? Sommige gemeenten geven meer uit aan cultuur dan anderen. Waarom? Elke gemeente in Vlaanderen spendeert een deel van haar middelen aan cultuur: uitgaven voor de bibliotheek, het cultuurcentrum, subsidies voor het verenigingsleven, … De gemeenten ontvangen hiervoor subsidies van de Vlaamse Gemeenschap. Maar het zijn de gemeenten zelf die het grootste deel van de kosten betalen. Onderzoekspiste 2: Hoeveel spendeert de overheid aan cultuur? Hoeveel spenderen de gemeenten en de provincies aan cultuur? Hoeveel de Vlaamse Gemeenschap? Onduidelijkheid over welke activiteiten tot het beleidsdomein cultuur behoren, culturele activiteiten ondergebracht in een aparte vzw, cultuuruitgaven door andere departementen of diensten, … zorgen ervoor dat op dit ogenblik de totale werkelijke cultuuruitgave door de overheid moeilijk in te schatten is. Bij de dataverzameling wordt een onderscheid gemaakt tussen (1) de uitgaven gemaakt in het kader van het cultuurbeleid (de ondersteuning van de klassieke gesubsidieerde cultuursectoren) en uitgaven gemaakt in het kader van een economisch beleid (ter ontwikkeling van de culturele en creatieve industrieën), (2) de verschillende subsectoren hiervan, (3) directe overheidsuitgaven zoals subsidies, indirecte zoals tax shelter en eigen initiatieven. De gemeentelijke netto-uitgaven voor cultuur variëren. Zo spendeert een doorsnee gemeente on-geveer 10€ netto per inwoner aan de openbare bibliotheek (zie figuur 1). Andere gemeenten spen-deren echter veel meer of veel minder. Hoe kunnen we deze verschillen verklaren? Of, welke determinanten bepalen de hoogte van de gemeentelijke uitgaven voor cultuur? Figuur 1: Gemeentelijke bibliotheekuitgaven excl. gebouwen boven minimaal vereist niveau per inwoner Aantal gemeenten Uitgaven per inwoner in euro • Referenties: • Bouckaert, G. 2001. Subsidiëren van Nederlands-Vlaamse samenwerking. Hindernissen en oplossingen. Leuven – KUL. • Frey, B.S. 2003. Arts and economics. Analysis and cultural policy. Second edition.Springer – Verlag. Berlin. • Towse, R. 2003. Cultural Industries. In: Towse, R. A handbook of cultural economics. Edward Elgar. Cheltenham. • Van der Hoeven, Q. 2005. De grens als spiegel. Een vergelijking van het cultuurbestel in Nederland en Vlaanderen. Sociaal en Cultureel Planbureau. • Werck, K., Heyndels, B. en Geys B. 2007. The impact of ‘central places’ on spatial spending patterns: evidence from Flemish local government cultural expenditures. Journal of cultural economics. 32, 35-58. logo’s Contact: Andy Vekeman02-609.82.68 Andy.Vekeman@hubrussel.be Hogeschool-Universiteit BrusselStormstraat 2 1000 Brussel

  2. Hogeschool-Universiteit Brussel: Centrum voor modellering en simulatie Onderzoekslijn: Cultuureconomie Jan Colpaert,Alain Praet, Andy Vekeman Onderzoekspiste 3: Cultuur naar waarde geschat Overheidssteun aan cultuur staan sinds kort opnieuw onder druk. De Nederlandse economist Arjen Van Witteloostuijn pleit ervoor om het aandeel cultuursubsidies te beperken tot 40% van het budget van een culturele organisatie (De Standaard, 14-10-2009). De overheid heeft het goed voor met de cultuursector, maar beseft tegelijk ook dat, vooral in tijden van besparingen, elke euro meer aan cultuur een euro minder betekent voor andere projecten. Enkele belangrijke vragen bleven in dit debat tot nu onbeantwoord: Welke groepen ondervinden baten van het gevoerde cultuurbeleid? Ondervinden mensen baten van cultuur, ook al zijn ze geen participant? Hoe uiten deze baten zich en hoe intens zijn ze? (2) De bestaanswaarde: veel mensen ondervinden baten louter door het besef dat een bepaald cultureel goed bestaat. (3) De legaatwaarde: mensen willen een bepaald cultureel goed bewaren voor toekomstige generaties. Sommige auteurs voegen nog enkele waarden toe, zoals de prestigewaarde (de bijdrage aan nationale of regionale identiteit) of de innovatiewaarde (cultuur leidt tot creativiteit en innovatie). Onderzoekspiste 4: Effecten van overheidssteun aan de cultuursector. De voorbije tien jaar is de directe steun van de Vlaamse Gemeenschap aan de cultuursector verdubbeld. In welke mate heeft dit het gedrag van de verschillende stakeholders beïnvloed? De effecten op cultuurorganisaties, kunstenaars, lokale overheden, participanten en niet-participanten worden nader onderzocht. Hieronder vindt u enkele voorbeelden. Hoe meten we die baten? De vraagcurve geeft de intensiteit van de baten weer. De specifieke eigenschappen van cultuur (zie hieronder: ‘Ondervinden niet-gebruikers ook baten van cultuur?’) maken echter dat de vraag naar cultuur bestaat uit twee componenten: de private vraag en de publieke vraag. Om de totale vraag te schatten wordt een beroep gedaan op specifieke technieken uit de kosten-batenanalyse. Figuur 2: Totale vraag naar musea Zorgen subsidies voor een beter bestuur bij cultuurorganisaties? Cultuurorganisaties die overheidssteun krijgen, professionaliseren. Ze maken een strategische planning, hanteren managementtechnieken, of rationaliseren hun procedures, … Vaak is dit een voorwaarde om subsidies te krijgen. De overheid stimuleert de cultuursector hierdoor om te professionaliseren. Afhankelijkheid van overheidssubsidies heeft gevolgen voor de ‘governance’ of het bestuur van cultuurorganisaties. Zo veroorzaakt deze afhankelijkheid een verschuiving van macht van de raad van bestuur naar het management of de directeur. Hierdoor wordt het voor de raad van bestuur moeilijker om de missie, richting en beleid van de organisatie te bewaken en ontstaan agency-problemen. Ondervinden niet-gebruikers ook baten van cultuur? De economische literatuur suggereert dat ook niet-gebruikers een vraag hebben naar cultuur. Cultuur wordt beschouwd als een gemengd goed, bestaande uit zowel een private goederen component als een publieke goederen component. De kenmerken van publieke goederen (niet-rivaal en niet-uitsluitbaar) zorgen ervoor dat er voor deze goederen vaak geen markt bestaat (ondernemingen hebben geen interesse om deze goederen aan te bieden), ook al is er vraag naar. Voor cultuur bestaat deze ‘niet-marktvraag’ of publieke goederen component uit: (1) De optiewaarde: mensen waarderen de mogelijkheid voor een toekomstig gebruik van culturele goederen. Wat is de invloed van subsidies op de prijs en outputbeslissingen van culturele organisaties? Elke culturele organisatie heeft een bepaalde doelstelling. Ze wil bijvoorbeeld de artistieke kwaliteit zo hoog mogelijk brengen, of het bereikte publiek zo groot mogelijk maken. Afhankelijk van deze doelstellingen zal de organisatie het extra geld aanwenden om: (1) de ticket prijzen te verlagen, om zo meer publiek aan te trekken, (2) het personeel meer betalen om zo de kwaliteit te verhogen, (3) de output te vergroten (bijvoorbeeld een langer seizoen) of de aard van de output wijzigen (bijvoorbeeld producties met meer acteurs). • Referenties: • Bille, T. and Schulze, G.G. 2006. Culture in urban and regional development. In: Ginsburgh V. and Throsby D. Handbook of the economics of art and culture. Elsevier. Amsterdam. • Boardman, E., Greenberg, D., Vining, A. and Weimer., D. 2001. Cost-Benefit Analysis: Concepts and Practice. Prentice Hall, New Jersey. • Frey, B.S. 2003. Arts and economics. Analysis and cultural policy. Second edition.Springer – Verlag. Berlin. • Guo, C. 2007. When government becomes the principal philanthropist: the effects of public funding on patterns of nonprofit governance. Public Administration Review. • Sandmo, A. 2008. Public goods. In: Durlauf S.N. and Blume L.E. The New Palgrave Dictionary of Economics. Second Edition. Palgrave Macmillan. • Snowball, J.D. 2008. Measuring the value of culture. Methods and examples in cultural economics. Springer- Verlag. Berlin. • Sterngold, A.H. 2004. Do economic impact studies misrepresent the benefits of arts and cultural organizations? The Journal of Arts Management, Law, and Society. 34, 166-184. Contact: Andy Vekeman02-609.82.68 Andy.Vekeman@hubrussel.be Hogeschool-Universiteit BrusselStormstraat 2 1000 Brussel

More Related