1 / 17

Filosofie & Religiositeit

Filosofie & Religiositeit. Reflecties op religie in een post-moderne wereld. Welkom!. oorsprong westerse filosofie: Griekenland 585 v. Chr. MILETE. Xenophanes (ca. 570 - ca. 475 v. Chr). kritiek op de mythologie : is antropomorf en cultuur-specifiek reductionisme :

raquel
Download Presentation

Filosofie & Religiositeit

An Image/Link below is provided (as is) to download presentation Download Policy: Content on the Website is provided to you AS IS for your information and personal use and may not be sold / licensed / shared on other websites without getting consent from its author. Content is provided to you AS IS for your information and personal use only. Download presentation by click this link. While downloading, if for some reason you are not able to download a presentation, the publisher may have deleted the file from their server. During download, if you can't get a presentation, the file might be deleted by the publisher.

E N D

Presentation Transcript


  1. Filosofie & Religiositeit Reflecties op religie in een post-moderne wereld Welkom!

  2. oorsprong westerse filosofie: Griekenland 585 v. Chr. MILETE

  3. Xenophanes (ca. 570 - ca. 475 v. Chr) kritiek op de mythologie: is antropomorf en cultuur-specifiek reductionisme: er is één oer-principe, immanent in de kosmos aanwezig, heeft altijd al bestaan voorwaardelijkheid van kennis: de waarheid kunnen wij niet kennen, dus moeten we ons beperken tot hypothesen

  4. pre-socraten ± 585 - 400 v. Chr. Natuur-filosofen (empiristen): waarneming & ervaring Onderzoeken & vergelijken natuurlijke fenomenen, en komen zo tot een theorie (kosmologie / fysica)

  5. pre-socraten ± 585 - 400 v. Chr. Eleaten (rationalisten): vertrouwen niet op waarneming, maar op de rede, logica en wiskunde Zijn op zoek naar het wezen / de essentie van dingen

  6. Klassieke periode van ± 400 - 323 v. Chr. Socrates (470-399 v.Chr.): dialectische ondervraging om via twijfel en filosofie tot hoger inzicht te komen Plato (427-347 v.Chr.): zintuiglijke wereld is schijn, alles gaat voorbij, niets blijft: alles wordt, niets is

  7. Plato (427-347 v. Chr.)analogie van de grot

  8. het prille christendom in Griekenland 323 v.Chr: Hellenistische periode: Griekenland steeds meer ingelijfd bij Romeinse Rijk 300 v.Chr: Oude Testament vertaald naar het Grieks 1e eeuw: Nieuwe Testament geschreven, evangelie verspreid m.n. Paulus (van Tarsus), en Johannes (van Ephese) apologeten (zoals Tertullianus) verdedigden & onderbouwden christelijke leer

  9. Romeinse Rijk : 14 - 117 n. Chr. 2e eeuw: waren er in het hele Romeinse rijk al christelijke gemeenten 100 - 325: vormen van de kerk & patristische filosofie (kerkvaders) 1e tot 4e eeuw: christen-vervolgingen (evangelie was verboden) rond 330: Constantijn de Grote schafte de christen-vervolgingen af 4e en 5e eeuw: steeds meer religies & heidense praktijken verboden 529: Justinianus sluit de Academie (van Plato), Griekse filosofie verboden 330 - 800: patristiek: uitwerken van de leer (huwelijk filosofie & theologie)

  10. Aurelius Augustinus(354 – 430) Stelt geloof boven kennis maar stelt ook vragen: • Hoe kan de ontstaansgeschiedenis van de wereld volgens het evangelie uit de Bijbel filosofisch worden begrepen en onderbouwd? • Hoe gaat de vrije wil samen met predestinatie & goddelijke voorzienigheid? Oplossing: • De tijd bestaat slechts in het menselijk bewustzijn. God staat buiten de tijd, alles (van begin tot einde) is NU voor hem: "Voor God is niets veraf of langdurig. Wil je, dat voor jou niets veraf of langdurig is, voeg je dan bij God, want daar zijn duizend jaar als de dag van heden"

  11. Scholastiek ± 800 - 1100 9e - 12e eeuw: voornamelijk neo-platonisme Universaliën-strijd: realisme vs. nominalisme • realisme: algemene begrippen bestaan zelfstandig, individueel geval is exemplaar • nominalisme: algemene begrippen zijn slechts een veralgemenisering, een ken-instrument van het verstand Paulus Venetus: "flatus voci“

  12. Scholastiek ± 1100 - 1500 1100 - 1270: kruistochten waren kruisbestuiving en bloeitijd van wetenschap, filosofie en kunst 13e eeuw: onder invloed van islamitische filosofie (Avicenna, Averroës) meer Aristoteles 14e - 15e eeuw: enorme populariteit van Aristoteles, en toename van nominalisme 15e eeuw: boekdrukkunst: zelfstudie vanaf 1517: reformatie: breuk met de katholieke kerk = breuk met centraal gezag van Rome 16e - 17e eeuw: scholastiek & theocentrisme maken plaats voor renaissance & humanisme

  13. Verlichting 17e & 18e eeuw Wetenschappelijke Revolutie: • werkelijkheid (natuur) bestuderen d.m.v. observatie • dualisme: subject (actief) / object (passief) • rationalisme: wiskunde & theorievorming • empirisme : experiment & waarneming

  14. Romantiek & Idealisme (eind 18e – begin 19e eeuw) 1789: Franse Revolutie 1800 - 1815: Napoleontische veldtochten Hegel: Phänomenologie des Geistes (1807) subject / object in historische dynamisch proces geest ontplooit zich in dialectisch proces: these - anti-these - synthese - oorsprong = onbewuste individuele geest - doel = bewuste collectieve vrije absolute geest - Absolute Geest = God Schopenhauer: Welt als Wille und Vorstellung (1819) geen dood object tegenover bewust subject zowel mens & natuur = blinde wil tot bestaan de wil = niet in dialectiek naar Absolute Geest, maar oorzaak van lijden (vgl: boeddhisme)

  15. Atheïsme 2e helft 19e eeuw Marx (Communistisch Manifest, 1848): de heersende ideologie is altijd de ideologie van de heersende klasse religie is opium van het volk Darwin (On the Origin of Species, 1859): mens = product van blind evolutie-proces best aan omgeving aangepaste overleeft Nietzsche (gepubliceerd: 1862 - 1889): dood van God / religie = slavenmoraal levensfilosofie / wil tot macht / übermensch Freud (eind 19e – begin 20e eeuw) God is projectie van vaderlijke autoriteit religie = coping-mechanisme met sterfelijkheid

  16. Conclusie “huwelijk tussen geloof en filosofie” Geschiedenis van de filosofie is een worsteling met de taal Pre-socraten: op zoek naar één onderliggend principe, één oer-stof of oer-wet vanaf Socrates/Plato:”linguistic turn”: primaat van de begrippen / ideeën (Vormen-wereld) middeleeuwen: zijnsleer, Godsbewijzen en Universalia-strijd (realisme vs. nominalisme) wetenschappelijke revolutie dreef een wig tussen filosofie en theologie sinds 2e helft 19e eeuw toenemende secularisatie, in 20e eeuw nog meer Linguistic Turn: “taal zegt meer over onszelf dan over de werkelijkheid” filosofen & theologen na Nietzsche / Freud hebben zich toegelegd op taal & psychologie i.p.v: "wat / waar is God?“, werd de vraag nu: "wat betekent God?“ (Les 7 & 8)

  17. Filosofie & Religiositeit Reflecties op religie in een post-moderne wereld Tot volgende week!

More Related