310 likes | 545 Views
Theorieconstructie binnen de Sociale Wetenschappen. Wat leer je vaandag? Wat is een theorie? Hoe kom ik zelf naar een goede theorie? Wat heeft dit te maken met de sociale gevolgen van het internet? Wat is de vraag van Zhao (2006) ? Wat is de theorie van Zhao (2006) ?
E N D
Theorieconstructie binnen de Sociale Wetenschappen Wat leer je vaandag? Wat is een theorie? Hoe kom ik zelf naar een goede theorie? Wat heeft dit te maken met de sociale gevolgen van het internet? Wat is de vraag van Zhao (2006)? Wat is de theorie van Zhao (2006)? Wat moet ik zelf ermee doen?
Wat is een theorie? beschrijvingsvragen: antwoorden leveren informatie op die verschijnsel beschrijven Hoeveel huishouden in Nederland gebruiken in mid 2003 energiesparende koelkasten? verklarende vragen: antwoorden informeren over oorzaken van (het ontstaan van) een verschijnsel Waarom gebruiken (sommige) huishouden energiesparende koelkasten (en andere niet)?
Wat is een theorie? het antwoord op een verklaringvraag bestaat uit een "theorie" een theorie is een gedachteconstructie waarmee sociale verschijnsel kunnen worden verklaard een verklaring is de afleiding van bijzondere uitspraken die een verschijnsel beschrijven (=het explanandum) uit een aantal andere uitspraken (=het explanans) het explanans omvat twee sorten uitspraken: a) algemene uitspraken (wetmatigheden) b) uitspraken over de bijzondere condities waaronder het verschijnsel zich voordoet
Wat is een theorie? voorbeeld: Waarom zijn de zelfdodingscijfers van protestanten in Nederland hoger dan die van katholieken? (verklaringsvraag, explanandum) antwoord (=wetmatigheid+bijkomende uitspraken): W: Hoe hechter de leden van een godsdienstige groepering in die groepering zijn geïntegreerd, des te kleiner is hun zelfdodingskans. (wetmatigheid) C: Katholieken zijn sterker in een godsdienstige groepering geïntegreerd dan protestanten E: Onder katholieken komt zelfdoding minder vaak voor dan bij protestanten. explanans: wetmatigheid (W) + uitspraken over bijzondere condities (C)
algemene structuur van een verklaring: W1, W2, W3,..,Wn (Explanans) C1,C2,C3,…,Cn E (Explanandum) de algemene uitspraken (de wetmatigheden) zijn de eigenlijke elementen van een theorie indien deze algemene uitspraken (W) door ervaringsgegeven worden bekrachtigd, dan noemt men zij wetten, indien niet dan blijven het hypothesen
structuur van een verklaring = structuur van een voorspelling bij een voorspelling begin je met de wetmatigheid W en dan voeg je bijkomende conditie(s) C toe uit w en c kan je logisch iets afleiden; dit is de voorspelling V voorbeeld: W: Hoe hechter de leden van een godsdienstige groepering in die groepering zijn geïntegreerd, des te kleiner is hun zelfdodingskans. (wetmatigheid) C: Katholieken zijn sterker in een godsdienstige groepering geïntegreerd dan protestanten V: Onder katholieken komt zelfdoding minder vaak voor dan bij protestanten. V=Explanandum!
groep A winkel kerk water groep B groep D groep C Wat is een goede theorie? 1. een goede theorie is eenvoudig ("simple") voorbeeld Explanandum: Groep A: leden lopen in de richting van de wijzers van de klok naar de winkel en andersom naar de kerk Groep B: lopen tegen de richting van de wijzers van de klok Groep C: lopen in de richting van de wijzers van de klok naar de kerk en andersom naar de winkel Groep D: lopen in de richting van de wijzers van de klok
Wat is een goede theorie? "simple" 2 mogelijke verklaringen/theorieën: verklaring/theorie A: Mensen hebben de neiging in een bepaalde richting (tegen of in de richting van de wijzers van de klok) te lopen. Binnen een groep wordt dezelfde neiging gedeeld. Groep A heeft de neiging in richting van de wijzers van de klok naar de winkel en andersom naar de kerk te gaan. Groep C heeft de tegengestelde neiging. Groep B heeft de neiging altijd tegen de richting van de wijzers van de klok te lopen. Groep D heeft de tegengestelde neiging. verklaring/theorie B:Mensen willen hun doelen met zo min mogelijk moeite bereiken. beide theorieën kunnen de feiten verklaren theorie B heeft veel minder assumpties nodig! theorie B is eenvoudiger dan theorie A
Wat is een goede theorie? "general" 2. een goede theorie is mogelijk algemeen (general) 4 verschillende theorieën: theorie A: "Little men often start an argument in the presence of big men." theorie B: "Little people often start an argument in the presence of big people." theorie C: "Little people often are verbally aggressive in the presence of big people." theorie D: "People who are physically disadvantaged often are verbally aggressive in the presence of physically advantaged people." theorie E: "Among people, inequalities in one domain lead to aggression in another" van A naar E toenemende mate van generalisatie!
Hoe kom je naar een theorie? theorieconstructie: het ontstaan van vriendschappen 1. het probleem: Tussen studenten in een universiteitshuis ontstaan in de loop van de tijd vriendschapscontacten. Maar niet iedereen wordt de vriend van iedereen. Er is een bepaalde structuur van contacten. "2 vrienden wonen dichter bij elkaar dan 2 mensen die niet vrienden zijn." Wat is de verklaring (theorie) voor dit verschijnsel?
theorieconstructie: het ontstaan van vriendschappen 2. de verklaring/theorie mechanisme/proces (=wetmatigheid): verklaring A: "De huismeester vraagt in lente naar de kamerwensen van de studenten voor het volgende jaar. Groepen van vrienden dienen een verzoek in om kamers naast elkaar te krijgen. De huismeester gaat op deze verzoeken in." wet: Vrienden hebben de wens naast elkaar te wonen. (Andere niet.) theorie A kan het verschijnsel verklaren!
theorieconstructie: het ontstaan van vriendschappen 3. de nieuwe implicaties (=voorspellingen!) sommige studenten waren al voor dit jaar vrienden binnen een groep van nieuwe studenten zijn dus minder vriendschapsklieken! empirisch onderzoek kijkt naar studentenhuizen van oudere en nieuwe studenten resultaat: voorspelling 2 klopt niet! wij hebben dus een andere theorie nodig
theorieconstructie: het ontstaan van vriendschappen een andere theorie/verklaring: "Studenten binnen een huis hebben gemeenschappelijke ervaringen, waarden en problemen zodat zij in staat zijn om vrienden te kunnen worden. 2 studenten die naast elkaar wonen hebben vaker mogelijkheden om elkaar te ontmoeten en deze gemeenzaamheden te ontdekken en dus vrienden te worden." wet W: Hoe vaker ontmoetingen, des te waarschijnlijker een vriendschapsrelatie tussen 2 studenten. de theorie kan het verschijnsel verklaren nieuwe implicaties: meer interactiemogelijkheden in de loop van de tijd (conditie C) logische afleiding uit W + C: De aantal vriendschapscluster groeit in de loop van de tijd. dit moet je empirisch onderzoeken!
de generalisatie van een verklaring een algemenere verklaring is in staat de voorspellingen van een bestaande (minder algemene) te produceren en bijkomende voorspellingen te genereren voorstel: Theorie A is over studenten. Maar misschien klopt de theorie ook voor andere mensen. Theorie B: "De meeste mensen hebben gemeenschappelijke ervaringen, waarden en problemen zodat zij in staat zijn om vrienden te kunnen worden. 2 mensen die naast elkaar wonen hebben vaker mogelijkheden om elkaar te ontmoeten en deze gemeenzaamheden te ontdekken en dus vrienden te worden." nieuwe implicaties: Leden van etnische minoriteiten maken vaker nieuwe vriendschappen met leden van andere etnische groepen als zij naast elkaar wonen.
de generalisatie van een verklaring een nog sterkere generalisatie: Theorie C: "De meeste mensen hebben gemeenschappelijke ervaringen, waarden en problemen zodat zij in staat zijn om vrienden te kunnen worden. 2 mensen die vaker met elkaar communiceren hebben meer mogelijkheden deze gemeenzaamheden te ontdekken en dus vrienden te worden." wet W: Hoe meer communicatie des te waarschijnlijker een vriendschapsrelatie tussen 2 mensen. Welke implicaties met betrekking tot verandering in de samenleving (TV, Internet etc)?
Het ontwikkelen van theoretische verklaringen 1. Observeer bepaalde feiten! 2. Kijk naar deze feiten alsof zij het resultaat zijn van een bepaalde mechanisme/proces die je nog niet kent. Speculeer over de proces die tot deze feiten had kunnen leiden. 3. Leid uit de mechanisme/proces nieuwe voorspellingen (feiten) af. 4. Onderzoek of deze voorspellingen kloppen en ontwikkel een nieuw model indien nodig. Stap 2 eist een bepaalde wetmatigheid! Stap 3 maakt gebruik van de structuur van een voorspelling!
Alternatieve goede modellen verschijnsel: Je zit in een college en een medestudent stelt een stomme vraag. Je weet dat hij een fanatieke voetbalspeler is. Hoe verklaar je dit? mislukte pogingen: "Alle voetbalspelers zijn stom." "Alle atleten zijn stom." Wat is er verkeerd mee?
Alternatieve goede modellen een goede verklaring die een proces/mechanisme veronderstelt: A: "Het kost veel tijd om een goede atleet te worden. Het kost veel tijd om een goede student te worden. Tijd is beperkt. Als je meer tijd aan sport besteed dan kan je maar minder tijd aan de studie besteden." deze theorie kan het verschijnsel verklaren. De theorie heeft ook een groot aantal nieuwe implicaties. andere goede verklaringen: B: "Mensen waarderen sociale waardering. Als zij op een gebied waardeert worden is dit voor hun voldoende." C: "Mensen zijn jaloers op het succes van anderen. Als we jaloers op iemand zijn dan verachten we hem en interpreteren zijn gedrag tijdens een college als stom."
Alternatieve goede modellen voordelen van alternatieve verklaringen: je moet precies nadenken over hoe je de modellen door empirisch onderzoek wilt verglijken en toetsen; dit helpt de modellen te preciseren theorieën zijn zelden helemaal goed of fout; het is dus informatiever om te kunnen verglijken welk model een –relatief gezien- betere verklaring oplevert dan alleen maar absoluut te beoordelen of een model goed of slecht is
Natuurlijke Experimenten als toets van theorieën verschijnsel: In de Verenigde Staten hebben vrouwen met een bepaalde religieuze achtergrond gemiddeld betere cijfers op universiteit dan andere vrouwen. Deze vrouwen gaan vaak naar religieuze privé scholen die relatief streng zijn en voor jongen en meisjes apart les geven. mogelijke verklaringen: A: "Vrouwen met de religieuze achtergrond zijn intelligenter dan andere vrouwen." B:"De religieuze scholen leiden hun scholieren beter op." C:"Als vrouwen hun intelligentie laten zien worden zij van mannen minder gewaardeerd. Dus krijgen zij weinig stimuli om intelligent gedrag te ontwikkelen. In scholen met een apart onderwijssysteem voor mannen en vrouwen krijgen zij meer stimuli en hebben dus meer kansen om hun potentiaal te ontwikkelen."
voor theorie A zou je een intelligentie toets moeten gebruiken • je toetst dan onmiddellijk de assumpties; dit is heel moeilijk • ==> nadeel: een hele vragenlijst alleen om een construct (intelligentie) te meten • een betere manier om te toetsen: "natuurlijke experimenten": • -door kennis van de causale mechanisme/proces kan je met behulp van bijkomende condities nieuwe voorspellingen afleiden die veel makkelijker te toetsen zijn Natuurlijke Experimenten als toets van theorieën Hoe toets je de drie theorieën?
Natuurlijke Experimenten als toets van theorieën het gaat volgens de theorie C over de mate van contacten tussen mannen en vrouwen tijdens het onderwijs maar deze variabele varieert onder "natuurlijke omstandigheden" implicaties van de theorie het verschil tussen vrouwen met en zonder de religieuze achtergrond wordt in de loop van de universiteitscarrière kleiner (waarom?) andere vrouwen die een apart onderwijs hadden hebben ook betere cijfers hoe sterker de carrièreoriëntatie van vrouwen des te beter zijn hun cijfers (waarom?) getrouwde vrouwen hebben betere cijfers dan niet getrouwde vrouwen (waarom?) deze "natuurlijke" implicaties zijn makkelijk te toetsen!
toets van theorieën de implicaties/voorspellingen inhouden vaak al een bepaalde statistische toets die je moet gebruiken voorbeelden: hoe sterker de carrièreoriëntatie van vrouwen des te beter zijn hun cijfers: ==> correlatie getrouwde vrouwen hebben betere cijfers dan niet getrouwde vrouwen: ==> verschil in gemiddelde waarden
3 regels voor het ontwikkelen van causale modellen 1. Een causaal model inhoudt een proces/mechanisme die een bepaald verschijnsel onder bepaalde omstandigheden veroorzaakt. 2. Leidt interessante implicaties uit het model af. Zoek naar "natuurlijke experimenten" die bepaalde voorspellingen impliceren. 3. Streef naar algemeenheid voor je model. Hoe meer voorspellingen in verschillende situaties het model bevat des te beter. Veralgemeen de werkwoorden en de naamwoorden in de theorie.
Social ties and types of Internet use Zhao (2006) de vraag Hoe ziet de samenhang tussen internet gebruik en sociale contacten uit? hoofdvraag: Zijn er verschillende types van internetgebruik die verschillende effecten zouden kunnen hebben?
Social ties and types of Internet use Zhao (2006) de antwoord 3 vormen van internetgebruik 1. non-social use of the internet 2. social-use of the internet for contact with acquainted 3. social-use of the internet for contact with unacquainted
Social ties and types of Internet use Zhao (2006) hypothese 1: ..., social users of the Internet have more social ties, and nonsocial users of the Internet have fewer social ties than non-users. hypothese 2: The relationship between types of Internet usage and size of network connections varies with time spent online. For social use of the Internet, heavy users tend to have more social ties than light users do; but for nonsocial use of the Internet, heavy users tend to have fewer social ties than light users do. hypothese 3: Social contacts are maintained differently by different user groups. Email users tend to maintain their contacts both online and offline, and chat users tend to maintain some of their social contacts exclusively online.
Social ties and types of Internet use Zhao (2006) Wat is het proces / mechanisme? Theorie C: "De meeste mensen hebben gemeenschappelijke ervaringen, waarden en problemen zodat zij in staat zijn om vrienden te kunnen worden. 2 mensen die vaker met elkaar communiceren hebben meer mogelijkheden deze gemeenzaamheden te ontdekken en dus vrienden te worden. Tijd die je aan niet-sociale activiteiten besteed, kan je niet aan sociale activiteiten besteden." wet W: Hoe meer communicatie des te waarschijnlijker een vriendschapsrelatie tussen 2 mensen. Bijkomende uitspraak: verschillende types internetgebruik leveren min of meer mogelijkheden voor communicatie (hypothesis 1 and 2)
mogelijke vragen voor ons eigen onderzoek (wel heel grof!) welke factoren beïnvloeden of internet voor entertainment, voor sociale doeleinden (sociale contacten, sociaal steun), voor e-commerce etc. gebruikt wordt? Leidt meer gebruik van online communities tot meer contacten? Leidt intensiever internetgebruik tot minder tijdsbesteding aan je vrienden die je uit je face-to-face leven kent? Wat doet internetgebruik (in verschillende vormen) aan je sociaal kapitaal – online en offline? zoek verder in de wetenschappelijke literatuur om te zien wat specifieke, relevante en onbeantwoorde vragen er zijn!
opdrachten voor volgende week - per individuu 1. Lezen (nauwkeurig!): Kraut, R., Kiesler, S., Boneva, B., Cummings, J., Helgeson, V., & Crawford, A. 2002, "Internet Paradox Revisited", Journal of Social Issues, vol. 1, pp. 49-74. Best, S.J., & Krueger, B.S. 2006. "Online interactions and social capital - Distinguishing between new and existing ties." Social Science Computer Review, vol. 24, 4, pp. 395-410. 2. Lezen (iets sneller): Stern, M. J. & Dillman, D. A. 2006, "Community participation, social ties, and use of the internet", City & Community, vol. 5, no. 4, pp. 409-424. Hlebec, V., Manfreda, K. L., & Vehovar, V. (2006). The social support networks of internet users. New Media & Society, 8, 9-32. Di Gennaro,C. & Dutton, W. 2007. Reconfiguring Friendships: Social relationships and the Internet. Information, Communication & Society, 10, 5, 591-618. Kraut, R., Mukhopadhyay, Tridas, Szczypula, Janusz, Kiesler, S., & Scherlis, W. 2000, "Information and Communication: Alternative Uses of the Internet in Households", Information Systems Research, vol. 10, pp. 287-303. Horrigan,John B.: Online Communities: Networks that nurture long-distance relationships and local ties. Pew Interenet and American Life Project. Online available at: http://www.pewinternet.org/pdfs/PIP_Communities_Report.pdf.
opdrachten voor volgende week - per groep 3. bepaal een specifieke probleemstelling: Verzamel additionele literatuur die gaat over je probleemstelling, 1 artikel per persoon: maak een samenvatting van 1 A4'tje van het artikel -wat is de probleemstelling -wat is het antwoord op de probleemstelling-welke theorie/argumentatie wordt gebruikt-welke gegevens zijn verzameld-hoe zijn de gegevens geanalyseerd -wat kwam daar uit-wat is de algemene conclusie-welke vervolgvragen liggen voor de hand die voor je eigen probleemstelling van nut zijn upload via Moodle tot vrijdag (18:00) per groep bereid per groep een presentatie (15 minuten) voor: eigen probleemstelling, plaats in de PTO cyclus (+ een theoretisch model dat het probleem verklaart)