120 likes | 251 Views
Een graf voor Misenus. Aeneas met de goddelijken wegzeilend naar het westen Anchises en de godenbeelden Misenus. Afvaart van Aeneas.
E N D
Een graf voor Misenus Aeneas met de goddelijken wegzeilend naar het westen Anchises en de godenbeelden Misenus Afvaart van Aeneas
156 Aeneas maesto defixus lumina vultu ingreditur linquens antrum, caecosque volutat158 eventus animo secum. Met een bedroefd gezicht, zijn ogen naar beneden gerichtging Aeneas voort, terwijl hij de grot verliet, en hij overlegde bij zichzelf de mysterieuze gebeurtenissen in zijn geest. 156 maesto vultu – hyperbaton Let ook op metrum: _ _ _ _ _ _ _ _ _ v v _ _ Aeneas maesto defixus lumina vultu De vele lange lettergrepen onderstrepen de droefheid van de inhoud. 157 ingreditur, volutat – verklaar de tijd. praes historicum 157-7 caecos eventus – hyperbaton eventus = acc mv van de u-decl (manus-groep) !
158 Cui fidus Achates it comes et paribus curis vestigia figit.Met hem mee ging de trouwe Achates als metgezel en zette zijn voetstappen met gelijke zorgen. 158 cui – welke constructie? relatieve aansluiting dus: in vertaling aanwijzend of persoonlijk voornaamwoord gebruiken!! Naar welk woord verwijst cui? (156) Aeneas 158 fidus Achates – trouwe vriend van Aeneas; was er bv. ook bij toen Aeneas na de schipbreuk in Carthago Dido voor het eerst ontmoette.
160 Multa inter sese vario sermone serebant, quem socium exanimum vates, quod corpus humandum162 diceret. Ze bespraken veel dingen met elkaar in een wisselend gesprek, welke overleden makker, welk lichaam dat begraven moest worden de profetes bedoelde . 160 serebant – verklaar de tijd impf. ; geeft lange duur aan: ze waren de hele weg aan het praten 161 quem, quod: repetitio (polyptoton), asyndeton humandum: welke vorm ger. van verpl. (esse aanvullen voor AcI) 162 diceret – waarom coni? afh vraag
162 Atque illi Misenum in litore sicco, ut venere, vident indigna morte peremptum,En op de droge kust zien zij Misenus, zodra ze aangekomen zijn, omgekomen door een dood die hij niet waard was, 162 illi – nom mv = Aeneas en Achates 163 venere = venerunt (3e mv perf) indigna morte – waarom deze dood indigna is, wordt uitgelegd in de volgende regels.
164 Misenum Aeoliden, quo non praestantior alter aere ciere viros Martemque accendere cantu.Misenus, de zoon van Aeolus, uitmuntender dan wie geen ander (was) in het met trompet aansporen van de mannen en de strijd aanwakkeren met zijn getrompetter. 164 Aeoliden – hoe heet zo’n woord ook alweer? patronymicum quo – abl comparationis praestantior – welke vorm? comparativus 165 aere – geen infin, maar abl van aes (brons → trompet; metonymia) ciere – wel infin. Martem – metonymia: god i.p.v. datgene waar hij voor staat. Hier: Mars i.p.v. strijd
166 Hectoris hic magni fuerat comes, Hectora circum et lituo pugnas insignis obibat et hasta.Hij was een metgezel geweest van de grote Hector, rond Hector ging hij de strijd in, opvallend door zijn trompet en zijn lans. 166 Hectoris, Hectora – repetitio (polyptoton) benadrukt de band met Hector. hic = Misenus 167 insignis congr met het onderwerp et lituo et hasta –2x abl: uitleg bij insignis; polysyndeton obibat – verklaar de tijd imperf: geeft de herhaling aan: hij ging steeds weer de strijd in met Hector.
168 Postquam illum vita victor spoliavit Achilles, Dardanio Aeneae sese fortissimus heros170 addiderat socium, non inferiora secutus.Nadat Achilles hem als winnaar van het leven had beroofd, had de zeer dappere held zich bij de Trojaan Aeneas gevoegd als metgezel, omdat hij geen mindere volgde. 168 victor – predicatief: ALS …. Wie wordt bedoeld met illum (168) / heros (169)? illum = Hector heros = Misenus 170 socium: predicatief non inferiora secutus: vertellerscommentaar, dus een opmerking van Vergilius. Zo laat hij zien, dat Aeneas niet onderdoet voor de grote Hector. 170 inferiora – onz mv: mindere dingen/bevelen In sommige handschriften staat inferiorem: een mindere man / leider.
171 Sed tum, forte cava dum personat aequora concha, demens, et cantu vocat in certamina divos,Maar toen/dan, juist terwijl hij met zijn holle hoorn de zee laat weerklinken, de gek, en met zijn getrompetter de goden oproept tot strijd, 171 sed : antithese. Hiervoor alle goede dingen van Misenus; vanaf hier wat er mis ging. cava concha – abl, hyperbaton; de concha hoort bij de zeegod Triton 172 demens – welke stijlfiguur en welk effect heeft dat? enjambement; demens krijgt extra nadruk De goden (Triton) uitdagen is een vorm van hybris, overmoed. Hij is gek, dat hij dat doet.
173 aemulus exceptum Triton, si credere dignum est, inter saxa virum spumosa immerserat unda.175 Ergo omnes magno circum clamore fremebant, praecipue pius Aeneas. had de jaloerse Triton, als het het waard is om te geloven, de overvallen man tussen de rotsen ondergedompeld in de schuimende golf (-ven). Dus huilden allen rondom met luid geschreeuw, vooral de plichtsgetrouwe Aeneas. De beroemde Triton-fontein van Bernini in Rome 173 exceptum –PPP bij virum; bedoeld is Misenum. si … est: vertellerscommentaar 174 immerserat – pqpf; geeft aan dat het voorbij is – zo snel ging het! 176 pius – dit bnw staat vaak bij Aenaes: epitheton ornans; Vergilius benadrukt steeds, dat bij Aeneas de plichten vaak ten koste gaan van zijn persoonlijk geluk: maar hij blijft zijn plicht t.o.v. de goden doen = pietas
176 Tum iussa Sibyllae, haud mora, festinant flentes aramque sepulcri178 congerere arboribus caeloque educere certant. Itur in antiquam silvam, stabula alta ferarum;De bevelen van de Sibylle voeren ze dan haastig uit, zonder oponthoud, huilend, en een brandstapel proberen ze op te stapelen met bomen en op te richten tot aan de hemel. Ze gaan het oude bos in, de diepe/hoge stal van wilde dieren; 178 congerere arboribus caeloque educere = chiasme 179 i-tur – eigenlijk passivum van ire (onpersoonlijke uitdrukking): er wordt gegaan Welke stijlfiguren zie je in deze regel? chiasme: antiquam silvam, stabula alta alliteratie: silvam, stabula
180 procumbunt piceae, sonat icta securibus ilex fraxineaeque trabes cuneis et fissile robur182 scinditur, advolvunt ingentes montibus ornos.pijnbomen vallen voorover, getroffen door bijlen weerklinkt de steeneik en essen boomstammen en splijtbaar eikenhout wordt door wiggen gespleten, ze rollen enorme essen naderbij vanuit/-af de bergen. 180 procumbunt piceae, sonat securibus : alliteratie