210 likes | 420 Views
Perceptie van gereduceerde woorden: Een uitdaging voor de tweetalige luisteraar?. Annelie Tuinman, Holger Mitterer & Anne Cutler Max Planck Instituut voor Psycholingu ï stiek, Nijmegen. Luisteren naar een tweede taal. Opvallend moeilijk door:
E N D
Perceptie van gereduceerde woorden: Een uitdaging voor de tweetalige luisteraar? Annelie Tuinman, Holger Mitterer & Anne Cutler Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek, Nijmegen
Luisteren naar een tweede taal • Opvallend moeilijk door: • onbekende fonemen, b.v. Engelse /r-l/ contrast voor Japanse luisteraars • Niet eerder onderzocht… • invloed van variabiliteit in continue spraak op luisteren naar T2, b.v. assimilatie, epenthese en consonantreductie, zoals het wegvallen van /t/ in ‘Postbank’
Maar wat als… • … een reductieproces in de T2 ook voorkomt in de moedertaal (T1)? • Dan is het (mogelijk) niet problematisch voor T2 luisteraars • Gekeken naar de waarneming door Duits-Nederlandse tweetaligen van /t/-reductie op het woordeinde (een reductiefenomeen dat ook in het Duits voorkomt)
De test case: /t/-reductie • Eerder onderzoek laat zien dat Nederlandse luisteraars verschillende factoren gebruiken om te compenseren voor /t/-reductie • subfonemische cues • segmentale context (/n/ vs. /s/) • en higher-level constraints, zoals lexicale identiteit Mitterer & Ernestus, in press, JPhon
De test case: /t/-reductie (2) • Onderzoeksvragen: • Compenseren T2 luisteraars ook voor /t/-reductie? • Gebruiken T2 luisteraars dezelfde cues & constraints bij het interpreteren van continue spraak als moedertaal luisteraars? • Of vertrouwen ze sterker op syntactische en lexicale constraints?
Twee perceptie-experimenten • In 2 experimenten gaven Duits-Nederlandse tweetaligen & moedertaalsprekers aan of targetwoorden eindigden op /t/ • Vijf realisaties van /t/ (van compleet geproduceerd tot volledig weggevallen) • 2 contexten • na /n/, /t/-reductie ongebruikelijk • na /s/, /t/-reductie komt vaak voor • Higher-level constraints • Experiment 1: syntactische constraints voor de aanwezigheid of afwezigheid van /t/ • Experiment 2: lexicaliteits constraints voor de aanwezigheid of afwezigheid van /t/
Experiment 1: syntactische constraints • Targetwoorden waren werkwoorden (b.v. ren, bloos) • Stam eindigde op /n/ of /s/ • /t/ is morfemisch: • ren = 1ste persoon enkv. tegenwoordige tijd ‘ik ren’ • rent = 3de persoon enkv. tt ‘zij rent’ • Grammatica van de zin (beginnend met ik of zij) voorspelde of het targetwoord al dan niet moest eindigen op een /t/ • Taak: eindigt de werkwoordsvorm op een /t/?
s & ‘zij’ s & ‘ik’ n & ‘zij’ n & ‘ik’ Duits Nederlands
Experiment 2: lexicaliteits constraints • Targetwoorden waren:
s & lexicale /t/ s & geen lexicale /t/ n & lexicale /t/ n & geen lexicale /t/ Nederlands Duits
Perceptie experimenten: conclusie • T2 luisteraars gebruiken segmentale context en subfonemische cues op een soortgelijke manier als T1 luisteraars • Bekendheid met een reductie-proces door de aanwezigheid in T1 maakt het minder problematisch dan het anders had kunnen zijn bij het luisteren naar een T2 • T2 luisteraars gaven echter vaker aan een /t/ te horen op het einde van werkwoorden dan voor de lexicale vormen (waar /t/ deel van het woord is en geen los morfeem)
Nieuwe vraag te beantwoorden… • Waarom gaven T2 luisteraars meer /t/-antwoorden (dan de T1 luisteraars), maar alleen bij de werkwoorden? • Hebben het Nederlands en Duits mogelijk verschillende /t/-reductiepatronen voor werkwoorden en lexicale vormen?
Twee productie experimenten • Moedertaalsprekers van Nederlands en Duits spraken zinnen uit in hun moedertaal • Experiment 3: /t/-reductie in werkwoorden • Experiment 4: /t/-reductie in lexicale vormen • In beide experimenten werd /t/ voorafgegaan door /n/ of /s/ • Nederlandse en Duitse zinnen werden zo gelijk mogelijk gehouden, met name wat betreft de klanken van het targetwoord
Experiment 3: werkwoorden • Zinsgeneratietaak • Stam van cruciale werkwoord eindigde op /n/ of /s/ • Stimulus: • Respons: “Maarten woont bij de bushalte” • (‘Martin wohnt bei der Bushaltestelle’)
Experiment 4: proper names • Blending taak • Stimulus: • Respons: “Bij de groenteboer in Klestveen koop ik appels” • (Beim Gemüsehändler in Klestfehn kaufe ich Äpfel’)
Experiment 3 en 4: Resultaten • Analyse van 640 responses (4 sprekers van elke taal x 80 items)
Discussie • Nederlandse sprekers reduceerden de morfemische /t/ aan einde van werkwoorden vaker dan Duitse sprekers (47% vs. 33%) • Duitse sprekers reduceerden lexicale /t/ vaker in eigennamen dan Nederlandse sprekers (29% vs. 10%)
Conclusie • Duits-Nederlandse tweetaligen lijken te hebben geleerd dat morphemische /t/ vaker wordt gereduceerd in Nederlands dan in Duits • Als gevolg overcompenseren Duitsers voor /t/-reductie in Nederlandse werkwoorden tijdens perceptie • Voor lexicale vormen, reduceerden Nederlanders /t/ niet vaker dan Duitsers, dus is het voor Duits-Nederlandse tweetaligen niet nodig om perceptie aan te passen
/t/ niet gereduceerd /t/ niet gereduceerd /t/ gereduceerd /t/ gereduceerd