1.02k likes | 1.29k Views
Klinisch beeld van ADHD. DSM-IV (1). Aandachtstoornissen slaagt er vaak niet in om aandacht te schenken aan details of maakt slordige fouten in schoolwerk, werk of andere activiteiten heeft vaak moeite om de aandacht bij taken of spel te houden
E N D
DSM-IV (1) • Aandachtstoornissen • slaagt er vaak niet in om aandacht te schenken aan details of maakt slordige fouten in schoolwerk, werk of andere activiteiten heeft vaak moeite om de aandacht bij taken of spel te houden lijkt vaak niet te luisteren wanneer hij/zij direct aangesproken wordt volgt vaak aanwijzingen niet en slaagt er vaak niet in schoolwerk / karweitjes af te maken. heeft vaak moeite met het organiseren van taken en activiteiten • vermijdt vaak, heeft vaak een afkeer van, of is onwillig zich bezig te houden met taken die een langdurige mentale inspanning vereisen (zoals schoolwerk of huiswerk) raakt vaak dingen kwijt die nodig zijn voor taken of bezigheden wordt vaak gemakkelijk afgeleid door uitwendige prikkels is vaak vergeetachtig in dagelijkse bezigheden.
DSM-IV (2) • Hyperactiviteit / impulsiviteit • beweegt vaak onrustig met handen of voeten of wriemelt op zijn zitplaats • verlaat vaak zijn zitplaats in de klas of in andere situaties waar verwacht wordt dat je blijft zitten • rent vaak rond of klimt overal op in situaties waarin dit ongepast is • kan vaak moeilijk rustig spelen of zich bezighouden met ontspannende activiteiten • is vaak "in de weer" of "draaft maar door" • praat vaak aan één stuk door • gooit het antwoord er vaak uit voordat de vragen zijn afgemaakt • kan vaak moeilijk zijn beurt afwachten • verstoort vaak bezigheden van anderen of dringt zich op
DSM-IV (3) • voor 7 jaar • ten minste 2 situaties (bijv. op school en thuis) • verstoring op sociaal of schools vlak • NIET: PDD, schizofrenie, psychotisch / mentale st. • drie subtypes: 1)ADHD gecombineerde type 2)ADHD onoplettendheidstype 3) ADHD hyperactief/impulsieve type
ICD-10 • ICD-10: Hyperkinetic disorders • Overeenkomsten DSM-IV • - aanvangsleeftijd • - duur • - exclusie criteria • - pervasiviteit
ICD-10 (2) • Verschillen DSM-IV • Drie dimensies: Aandachtsst, hyperact., impulsiviteit • Geen opdeling in subtypes • Strengere pervasiviteitscriteria • Strengere exclusiecriteria
Prevalentie en geslachtsratio • Brede definiëring: ADHD • Prevalentie: 4 - 19 % • Sex ratio: van 10:1 - 2,5:1 • Enge definiëring: Hyperkinetic Disorder • Prevalentie: iets meer dan 1% van de jongens in de lagere school • Regionale verschillen: vb Hong-Kong - London • Sex ratio: 4:1 Meisjes onder gediagnosticeerd?
Prognose • Antisociale gedragingen • Matige opleidings- en beroepsstatus • Cognitieve verwardheid • Impulsiviteit • Dysfore stemmingen • Problemen met intieme relaties • Problemen in organisatie
Comorbiditeit en differentiaaldiagnose (1) • Agressiestoornissen30 à 50% • ADHD Fysiek onrustig • Niet opvolgen van regels t.g.v. aandachtsprobl. • Geen openlijke vijandigheid t.a.v. autoriteiten • Geen karakteristieken van ODD of CD • ODD /CD Openlijke vijandigheid tijdens interview • Destructief gedrag • Overtreden van regels t.g.v. destructieve aard • Geen problemen met concentratie • Familiedysfunctioneren chaotisch, inconsistent, … • Aanwezigheid gedragsstoornis ouders • ADHD risicofactor voor ODD/CD?
Comorbiditeit en differentiaal diagnose (2) • Angst- en Stemmingsstoornissen 15 à 75% • Minder impulsiviteit • Minder storend gedragspatroon • ADHD symptomen als reactie op stemmingsproblemen • Aandachtsprobl. en hyperactiviteit meestal niet bij aanvang • + samenhangend met angstuitlokkende situaties • Meestal sociaal teruggetrokken • Meestal functionele somatische symptomen • Aandachtgestoord t.g.v. interne pre-occupatie en apatie • (<--> ADHD t.g.v. problemen in gedragsinhibitie) • Meer doorslaapproblemen
Comorbiditeit en differentiaal diagnose(3) • Ticstoornissen - TS: tot ongeveer 50% ADHD - ADHD: 10-30% TS - Ongeveer 35% van TS-familieleden heeft ADHD - TS+ADHD: meer agressie
Comorbiditeit en differentiaal diagnose (4) • Mentale retardatieen PDD • Cf exclusie criteria • Leerstoornissen 10 à 92% van de kinderen met ADHD • 20% leerstoornis in rekenen, spelling of lezen • Omschrijving van beide stoornissen • Geen agressie en storend gedrag • Meestal niet voor de leeftijd van 7 jaar • Taak /setting specifiek
Comorbiditeit en differentiaal diagnose (5) • Spraak- en taalstoornissen • - ADHD Vertraging ontwikkeling taalvaardigheden • van 6-18 m • - Receptief beter dan expressief taalgebruik • Toegenomen activiteit gevolg van onvermogen • zich communicatief uit te drukken
Comorbiditeit en differentiaal diagnose(6) • Neurologische stoornissen: hersenbeschadiging • (infecties CZS, encefalitis, hoofdtrauma) • Fysieke problemen: pre-, peri- en postnataal • - Meestal bij aanvang geen problemen • - Symptomen verlopen meer episodisch
Comorbiditeit en differentiaal diagnose(7) • Psycho-sociale en omgevingsfactoren • Verstandige kinderen • Gezinnen met inconsistente discipline, structuur…
Comorbiditeit en differentiaal diagnose (8) • Natuurlijk aangelegd meer hyperactief kind • Minder aandachtsmoeilijkheden, • Geen interferentie met aangepast functioneren • Minder woedeuitbarstingen • Gevoeliger voor regels • Minder kwetsuren (onvoorzichtig) • Minder argumenteren • Minder verstoord slaappatroon • Fysiologisch onrijp kind • Activiteiten t.g.v. trager ontwikkelingspatroon
Comorbiditeit en differentiaal diagnose (9) • BIJKOMENDE PROBLEMEN • Omgang met leeftijdgenoten • Academisch onderpresteren • Frustratietolerantie • Laag zelfbeeld • Problemen in motoriek • Stress binnen het gezin • …..
Genetische component • sterke genetische bijdrage (80 % erfelijkheid) • MAAR: dit impliceert niet noodzakelijk biologisch determinisme • poligenische bijdrage of genetische heterogeneïteit • interactie genetische en omgevingsfactoren
Omgevingsfactoren • foetale blootstelling aan alcohol, nicotine, benzodiazepines, …. • andere pre- en perinatale problemen (laag geboortegewicht) • sommige hersenziekten • psychosociale problemen (o.m. institutionalisering) • ideosyncratische reacties op voeding • blootstelling aan toxische hoeveelheden lood • kwaliteit van de relaties met ouders en school zijn behoudende of protectieve factoren
Psychologische verklaringsmodellen • Uitgangspunt • Slechte zelfregulatie, inhibitie • Inhiberen onmiddellijke behoeftebevrediging • Inhiberen aan de gang zijnde actie • Inhiberen van initiele respons • Minder afgeleid zijn door storende stimuli • Tijd nemen om accuraat te antwoorden • ….
Psychologische verklaringsmodellen • Vijf onderzoekslijnen • Conditioneringsdeficit • Inefficient inhibitie controleproces • Deficit in EF • Dysfunctie effort-activatiesysteem • Verschillende motivationele attitude
Een conditioneringsdeficit: Gray-Quay model (vb. Quay, 1997) • DRIE BELONINGSSYSTEMEN • Fight-flight systeem • Gedragsactiverend systeem (BAS) • Gedragsinhiberend systeem (BIS)
Een conditioneringsdeficit: Gray-Quay model (2) NEUROBIOLOGISCHE THEORIE ADHD ~ verminderde activiteit BIS Deficiente inhibitie van stimuli geassocieerd met straf EVIDENTIE :ADHD leert minder snel uit straf voor fout
Deficient inhibitie controle proces: Race model (Vb. Oosterlaan, Logan & Sergeant, 1998) • RACEMODEL • Gedragsinhibitie = race tussen twee systemen: • Response executie • Response inhibitie • STOPTAAK • Analyseert verschillende processen betrokken bij inhibitie • Reactietijdtaak: go-signaal soms gevolgd door stopsignaal
Deficient inhibitie controle proces: Race model (2) • ONDERZOEKSEVIDENTIE • Bevindingen niet consistent • ADHD trager en variabeler executie-proces en trager • inhibitie-proces • Deficit niet specifiek voor ADHD, ook voor CD
Disinhibitietheorie Barkley: Deficit in EF (1) (Vb. Barkley, 1997) AANVANG Inhibitiesysteem Motorisch systeem (onmiddellijke behoeftebevrediging) Uitstel Zelfregulatie (EF)
Disinhibitietheorie Barkley: Deficit in EF (2) DOEL EF Controle onmiddellijke omgeving (extern) Controle intern gerepresenteerde info (intern) Gevoel van tijd, timing
Disinhibitietheorie Barkley: Deficit in EF (3) • NONVERBAAL WERKGEHEUGEN • = representationeel geheugen • Vasthouden sensorische informatie • Herinneren hoe je iets moet doen • 2 subprocessen: • Retrospectieve fct: herinneren verleden • Prospectieve fct: verwachtingen toekomst
Disinhibitietheorie Barkley: Deficit in EF (4) • NONVERBAAL WERKGEHEUGEN • ADHD problemen met: • Imitatie nieuw, complex gedrag • Verwerven en toepassen info observationeel leren • Representatie gebeurtenissen in temporele orde • Ontw. psychologisch gevoel van tijd
Disinhibitietheorie Barkley: Deficit in EF (5) • VERBAAL WERKGEHEUGEN • = interne spraak • Extern naar intern • Zelfspraak staat in voor motorische controle • ADHDproblemen met : • vertraagde internalisatie van spraak
Disinhibitietheorie Barkley: Deficit in EF (6) • ZELFREGULATIE AFFECT, MOTIVATIE, AROUSAL • Interne motivatie • Overbruggen gedrag en toekomstige bekrachtiger • Arousal + contingenties = emoties • Emoties: extern --> intern
Disinhibitietheorie Barkley: Deficit in EF (7) • ZELFREGULATIE AFFECT, MOTIVATIE, AROUSAL • ADHD problemen met: • Afhankelijk externe bekrachtiger • Overbruggen uitstel niet mogelijk • Beperkte mogelijkheid om emotionele reacties uit te stellen • Beperkte mogelijkheid tot manipuleren uitlokkende var.
Disinhibitietheorie Barkley: Deficit in EF (8) • RECONSTITUTIE • Analyse en synthese intern gerepresenteerde info • Analyse: info opdelen in units • Synthese: hercombinatie tot nieuwe gedragssekw. • Poort tot creativiteit en doelgerichtheid • Extern naar intern • ADHD probleem met analyse/synthese gedragsunits
Cognitief energetisch model: Dysfunctie effort-activatiesysteem (1)(Vb. Van der Meere, 1996) • ONGENOEGEN AANDACHTSONDERZOEK • MODEL VAN SANDERS • TAXONOMIE VAN TAKEN • Input : complexiteit van de stimuli • Output: response compatibiliteit • Arousal/activatie: Habituatie / tempo • Effort: motivatie
Cognitief energetisch model: Dysfunctie effort-activatiesysteem (2)
Cognitief energetisch model: Dysfunctie effort-activatiesysteem (3) ONDERZOEKSRESULTATEN Inputprocessen: ok Outputprocessen: vertraagd Toestandsregulatieprobleem Activatie presentatiesnelheid
Verschillende motivationele attitude: Delay aversion hypothese (1)(Vb. Sonuga-Barke, e.a., 1992) • VERSCHILLENDE MOTIVATIONELE SET • Gedragsobservatiestudies • Douglas (1985) • Opwinding door of frustratie bij uitgestelde beloningen • Haenlein en Caul (1987) • Toegenomen beloningsdrempel: beloning minder waardevol
Verschillende motivationele attitude: Delay aversion hypothese (2) • Predicties o.b.v. modellen • Gray-Quay model: Verminderde werking BIS • Race model: Verminderde responsiviteit t.a.v. neg. conseq. • Barkley’s model: Gedrag gestuurd door onmiddellijke stim. • Informatieverwerkingsmodel: Effort gevoelig voor motiv. fact. • Deficit?
Verschillende motivationele attitude: Delay aversion hypothese (3) • DELAY AVERSION HYPOTHESE • Uitstel bepaald door het kind • Wachten geassocieerd met toename beloning (DGP) • Beloning afhankelijk van invulling interval (MFFT) • Uitstel bepaald door de onderzoeker • Gesignaleerd • Niet gesignaleerd • ADHD kinderen kiezen voor onmiddellijkheid
Verschillende motivationele attitude: Delay aversion hypothese (4) • Probleem • Niet alle realiteitsaspecten • Niet wachten= positieve en negatieve gevolgen • Beloning verliezen • Verminderen van uitstel • Alternatieve beloning • DGP & MFFT: temporele parameters
Verschillende motivationele attitude: Delay aversion hypothese (5) • Impulsief of delay aversief? • Onderzoeker bepaalt wachttijd ADHD kinderen kunnen wel wachten
Verschillende motivationele attitude: Delay aversion hypothese (6) Delay aversief of op zoek naar grotere beloning? Vast aantal pogingen of vast tijdsinterval ADHD = delay aversion
Verschillende motivationele attitude: Delay aversion hypothese (7) Hypothese Impulsiviteit Aandachtsproblemen Hyperactiviteit = Functioneel identiek Eigenlijke duur reduceren of waargenomen duur veranderen
Verschillende motivationele attitude: Delay aversion hypothese (8) • Ondersteuning • Aandachtsstoornissen • Perceptie tijdsduur aandachtsstijl • Minder fouten bij delay • Hyperactiviteit • Hyperactiviteit neemt toe bij uitstel • Cf. Optimale stimulatie theorie (Zentall, 1975)
Diagnose ADHD: moeilijk (1) 1) Geen enkelvoudige, objectieve "ADHD"-test 2) ADHD symptomatologie bij veel kinderen Sympt. onvoldoende Onaangepast en interferentie 3) Sympt. vaak situatiespec., niet consistent over settings Cf. Onderzoek: lage overeenkomst informanten 4)Contextfactoren beïnvloeden diagnose 5) Zelfde klinisch beeld bijpsychiatrische en ontwikkelingsst., medische problemen en omgevingscondities
Diagnose ADHD: moeilijk (2) Conclusie: multimodale assessment Meerdere informanten Ouders Kind/adolescent Leerkracht Hulpverlener Meerdere methoden Interview Rating scales Testonderzoek Observatie
Gebruik van classificatiesystemen: DSM (1) Nut van DSM-IV voor diagnosestelling • Uitgangspunt: betrouwbaarheid te verbeteren • Geen assessmentprocedures • Wel structureel kader in evaluatieproces
Gebruik van classificatiesystemen: DSM (2) Beperkingen nut DSM-IV in diagnosestelling • Alle items krijgen eenzelfde gewicht toegekend, maar niet alle items even nuttig zijn • Geen normen i.f.v. leeftijd en geslacht • Aanvangscriteria verstoring zijn arbitrair gekozen