350 likes | 496 Views
OVERHEID. Vrije markteconomen klassieken: Vrije markteconomen: De prijs zorgt ervoor dat alle markten ruimen: al het aanbod wordt verkocht. Zij kijken dus alleen naar het aanbod. De overheid moet een kleine rol spelen. Keynes :
E N D
Vrije markteconomen klassieken: Vrije markteconomen: De prijs zorgt ervoor dat alle markten ruimen: al het aanbod wordt verkocht. Zij kijken dus alleen naar het aanbod. De overheid moet een kleine rol spelen
Keynes: In de jaren ’30 bracht de markt geen uitkomst en we belandde in een lange crisis. De economie zakte steeds verder af. Keynes zag het als taak van de overheid om de economie te stabiliseren. Hij keek naar de vraagkant
Marx: Dacht dat bedrijven steeds groter zouden worden en dat kapitaal in steeds minder handen zou komen. Dit zou uiteindelijk leiden tot een ineenstorting van het systeem.
Nadelen grote collectieve sector • Verminderd keuzevrijheid • Hoge lasten: minder stimulans om meer te werken/produceren
Soorten goederen Collectieve goederen: Goederen waar je mensen niet van kan uitsluiten (dijken, defensie, rechtspraak) Quasi-Collectieve goederen: Individuele goederen die door de overheid worden gemaakt. Individuele goederen: Je kan aanwijzen wie er hoeveel gebruik van maakt en je kan mensen ervan uitsluiten
Belastingen box 1 • Stap 1: Bereken belastbaar inkomen: Bruto inkomen Aftrekposten – Bijtellingen + Belastbaar inkomen
Aftrekposten • Arbeidsgerelateerde kosten: de reiskosten woon-werkverkeer. • hypotheekrenteaftrek. • Buitengewone lasten: bijvoorbeeld hoge ziektekosten, studiekosten, kinderopvang. • Giften.
bijtellingen -Eigenwoning forfait -Lease-auto
Vervolgens ga je met schijven rekenen Bereken belastingen bij belastbaar inkomen van 30.000
Belastbaar bedrag € 30.000,- schijf 1 6.800,- x 35,7% = 2.427,60 over € 23.200,- schijf 2 15.000,- x 37,05% = 5.557,50 over € 8.200,- schijf 3 8.200,- x 50% = 4.100,-- + over 0 belasting: 12.085,10
Aan het eind mag je de heffingskorting ervan afhalen: • 12.085 – 2.500 =
BOX 3 • 30 procent van een fictief rendement van 4% oftewel 1,2 procent na aftrek van de vrijstelling
Nivellering: inkomensverschillen worden relatief kleiner • Denivellering: inkomensverschillen worden relatief groter. • Proportioneel: inkomensverschillen blijven relatief gelijk.
Nivellering/denivellering • Iedereen betaalt 1000 euro belasting • Iedereen betaalt 30% met een heffingskorting van 8.000 euro
Voor en nadelen uitkeringen • Voordelen • Armoedebestrijding • Stabilisatie • Nadelen • Hoge lasten/wig • Concurrentiepositie komt in gevaar • armoedeval
SALDI Begrotingssaldo=Inkomsten – uitgaven Financieringssaldo = begrotingssaldo + aflossing Financieringssaldo = inkomsten – uitgaven (excl. Afl.) Financieringssaldo = - verandering staatsschuld
Voor en nadelen schuld Voordeel: Als het goed wordt gebruikt kan het later tot een hoger inkomen leiden Kan stabiliserend werken Nadeel: Last voor toekomstige generaties Crowding out effect:hogere rente
Verschillende gedachten overheidstekort • Klassieken: overheid mag geen tekort hebben. Ze drukken particuliere investeringen weg • Keynes: overheid moet in tijden van crisis tekorten creëren om de vraag te vergroten Laatste jaren: Trendmatige begrotingsnorm: Verandering van inkomsten vang je op door bij te lenen of af te lossen. Uitgaven tegenvallers moet je bezuinigen
Zalm norm:Stel je schat de groei van het NI komende 4 jaar in op 3%. • Als de inkomsten tegenvallen of meevallen doe je niks. Tegenvallers of meevallers in de uitgavenkant compenseer je wel:
Functies overheid • Allocatiefunctie • Stabilisatiefunctie • (her)verdelingsfunctie
Doelstellingen economische politiek • Evenwichtige arbeidsmarkt • Prijsstabiliteit • Evenwichtige betalingsbalans • Rechtvaardige inkomensverdeling • Evenwichtige duurzame groei
Instrumenten economische politiek • Belastingen • Wetgeving • Subsidies