430 likes | 552 Views
versie 1: 02-2007; v2: 03-2007; v3: 08-2009 v4: 04-2014. Wanneer deze knop in beeld komt betekent dat: om verder te gaan druk op pijltjes( v )- of entertoets. om naar de vorige dia te gaan: druk op de pijltjestoets(^). BETER PRAKTIJKWERK. HOE KRIJG JE DAT VOOR ELKAAR?.
E N D
Wanneer deze knopin beeld komt betekent dat: om verder te gaandruk op pijltjes(v)- of entertoets. om naar de vorige dia te gaan: druk op de pijltjestoets(^)
BETER PRAKTIJKWERK HOE KRIJG JE DAT VOOR ELKAAR? Je resultaten bij tekenen worden vaak beter als je de volgende 15 beeldende basistips bewust toepast.
BETER PRAKTIJKWERK HOE KRIJG JE DAT VOOR ELKAAR? Je resultaten bij tekenen worden vaak beter als je de volgende 15 beeldende basistips bewust toepast.
BETER PRAKTIJKWERK De eerst 8 tips gaan over COMPOSITIE
1Teken groot. Laat alle overbodige leegte en nietszeggende achtergrond weg. Als je bezig bent met een ontwerp: maak het kader gewoon kleiner ten opzichte van het beeld! Zoek de juiste uitsnede. Zoom in op je onderwerp! Niet zo Maar zo! Gebruik van afsnijding! Het hele papier wordt beheerst door de compositie!
2Gebruik het hele papieroppervlak en niet alleen maar een stukje in het midden. 3Zet het hoofdonderwerp, het hoofdmotief, niet automatisch in het midden, maar gebruik ook eens asymmetrie. Niet zo Maar zo!
4Beperk je niet tot het hoofdmotief, maar zorg voor een indelingvan de rest van je papier. Dat is vaak de achtergrond, Niet zo Maar zo!
4Beperk je niet tot het hoofdmotief, maar zorg voor een indelingvan de rest van je papier. Dat is vaak de achtergrond, Niet zo Maar zo!
4Beperk je niet tot het hoofdmotief, maar zorg voor een indelingvan de rest van je papier. Dat is vaak de achtergrond, maar het kan ook de voorgrond zijn. Niet zo Maar zo! 5Die indeling kan eenvoudig blijven: enkele doorlopende lijnen zijn vaak al voldoende om de losse elementen van je tekening met elkaar en de rand van het beeld te verbinden. Andere compositorische lijnen om te gebruiken: richtingen en bewegingslijnen (zig-zag,
SPIRAAL 5Die indeling kan eenvoudig blijven: enkele doorlopende lijnen zijn vaak al voldoende om de losse elementen van je tekening met elkaar en de rand van het beeld te verbinden. Andere compositorische lijnen om te gebruiken: richtingen en bewegingslijnen (zig-zag, of spiraal).
6Gebruik overlapping en randafsnijding. Dan krijg je een betere ruimte-ordening. Bovendien worden de losse elementen van je tekening zo met elkaar en de rand van het beeld verbonden. Het hoofdmotief in dit schilderij van Monet bestaat uit twee simpele hooimijten. Maar de schilder bevestigt ze aan de rand door te zorgen voor drie grote vlakken in de achtergrond: de lucht, heuvels, het weiland. Ze zorgen ook voor de ordening van de ruimte in horizontale stroken achter elkaar (plans): voorplan, achterplan en lucht. Bij dit schilderij van een schelpenvisser, staat het hoofdmotief in het midden. Maar de schilder bevestigt het motief aan de rand door te zorgen voor drie grote vlakken in de achtergrond (de lucht, de zee, het strand), die subtiele doorlopende lijnen vormen: de horizon en de waterlijn.
7Gebruik niet altijd horizontalen en verticalen in de omgeving/achtergrond, maar gebruik ook eens schuine lijnen, zig-zaglijnen, gebogen lijnen.
7Gebruik niet altijd horizontalen en verticalen in de omgeving/achtergrond, maar gebruik ook eens schuine lijnen, zig-zaglijnen, gebogen lijnen.
7Gebruik niet altijd horizontalen en verticalen in de omgeving/achtergrond, maar gebruik ook eens schuine lijnen, zig-zaglijnen, gebogen lijnen.
8 In het algemeen: gebruik afwisselingen contrasten, bijvoorbeeld VORM- contrasten (groot-klein, scherp-rond, vol-leeg, schuin-recht).
BETER PRAKTIJKWERK De volgende 3 tips gaan over KLEUR
9Gebruik niet zonder na te denken steeds maar ‘potjeskleuren’. Wees uit op originele, eigen kleuren, zoek er bewust naar en meng ze zelf!
10Zorg voor afwisseling en contrastwerking: • gebruik naast felle kleuren vergrijsde kleuren of juist bleke kleuren • gebruik naast donkere kleuren lichte kleuren.
10Zorg voor afwisseling en contrastwerking: • gebruik naast felle kleuren vergrijsde kleuren of juist bleke kleuren • gebruik naast donkere kleuren lichte kleuren.
11 Laat kleuren ‘ontstaan’, bouw ze op uit verschillende kleuren: zie werkwijze.
BETER PRAKTIJKWERK De volgende 2 tips gaan over WERKWIJZE
12Bouw kleuren op: • uit verschillende lagen over elkaar
12Bouw kleuren op: • uit verschillende lagen over elkaar • zet toetsen in verschillende kleuren naast en over elkaar
12Bouw kleuren op: • uit verschillende lagen over elkaar • zet toetsen in verschillende kleuren naast en over elkaar • meng dus niet alleen op je palet, maar vooral ook in je werkstuk zelf.
12Bouw kleuren op:• uit verschillende lagen over elkaar• zet toetsen in verschillende kleuren naast en over elkaar• meng dus niet alleen op je palet, maar vooral ook in je werkstuk zelf.
13Ga onderzoekend om met materialen en gereedschappen. Daarvoor moet je vrijenexperimenteelte werk gaan. Bijvoorbeeld: schilderen is niet ‘vormen netjes inschilderen met een penseel’, maar… ‘laten ontstaan’: schilderachtig, losjes, in lagen, afvloeien, ‘nat-in-nat’, kleuren over en door elkaar, egale vlakken naast textuurrijke vlakken.
13Ga onderzoekend om met materialen en gereedschappen. Daarvoor moet je vrijenexperimenteelte werk gaan. Bijvoorbeeld:schilderen is niet ‘vormen netjes inschilderen met een penseel’, maar…‘laten ontstaan’: schilderachtig, losjes, in lagen, afvloeien, ‘nat-in-nat’, kleuren over en door elkaar, egale vlakken naast textuurrijke vlakken.
13Ga onderzoekend om met materialen en gereedschappen.Daarvoor moet je vrijenexperimenteelte werk gaan. Bijvoorbeeld:schilderen is niet ‘vormen netjes inschilderen met een penseel’, maar…‘laten ontstaan’: schilderachtig, losjes, in lagen, afvloeien, ‘nat-in-nat’, kleuren over en door elkaar, egale vlakken naast textuurrijke vlakken.
13Ga onderzoekend om met materialen en gereedschappen. Daarvoor moet je vrijenexperimenteelte werk gaan. Bijvoorbeeld:schilderen is niet ‘vormen netjes inschilderen met een penseel’, maar…‘laten ontstaan’: schilderachtig, losjes, in lagen, afvloeien, ‘nat-in-nat’, kleuren over en door elkaar, egale vlakken naast textuurrijke vlakken.
13Ga onderzoekend om met materialen en gereedschappen. Daarvoor moet je vrijenexperimenteelte werk gaan. Bijvoorbeeld:schilderen is niet ‘vormen netjes inschilderen met een penseel’, maar…‘laten ontstaan’: schilderachtig, losjes, in lagen, afvloeien, ‘nat-in-nat’, kleuren over en door elkaar, egale vlakken naast textuurrijke vlakken.
BETER PRAKTIJKWERK De laatste 2 algemene tips.
14Je hoeft niet realistisch (‘net echt’) te werken (tenzij dat de opdracht is). Een goed werkstuk kan net zo goed abstracter zijn! Dat geldt voor de VORMEN…,
14Je hoeft niet realistisch (‘net echt’) te werken (tenzij dat de opdracht is). Een goed werkstuk kan net zo goed abstracter zijn! Dat geldt voor de VORMEN…, voor de KLEUREN…
14Je hoeft niet realistisch (‘net echt’) te werken (tenzij dat de opdracht is). Een goed werkstuk kan net zo goed abstracter zijn! Dat geldt voor de VORMEN…, en voor de RUIMTE. voor de KLEUREN…
15Kijk af en toe door je oogharen naar je werkstuk: • dan zie je het geheel beter • dan valt de plaatsing en ordening van vormen en kleuren je beter op • dan zie je de toonwaarde (donkertegraad) van een kleur of grijstint beter.
BETER PRAKTIJKWERK HOE KRIJG JE DAT VOOR ELKAAR? Alle beeldende basistips nog eens op een rij.
In het kort 15 beeldende basistips voor beter werk 1Teken groot. Maak een uitsnede uit het geheel. Zoom in. 2Gebruik het hele papieroppervlak. 3Zet vormen niet automatisch in het midden. 4Denk aan de compositie van de rest: omgeving/achtergrond. 5Deel het papier in met doorlopende lijnen, richtingen en bewegingslijnen. 6Gebruik overlapping en randafsnijding. 7Gebruik niet automatisch alleen maar horizontalen en verticalen. 8 Gebruik afwisselingen contrasten in de vormen. 9 Gebruik geen ‘potjeskleur’, maar ‘eigen kleur’. 10 Gebruik afwisselingen contrasten in de kleuren (felle, maar ook vergrijsde, lichte, maar ook donkere kleuren). 11 Laat kleuren ‘ontstaan’, ga niet braaf ‘inkleuren’. 12Bouw kleuren op (gelaagd, toetsen, in je werkstuk zelf mengen) , ga niet braaf ‘inkleuren’. 13 Ga onderzoekend, vrij en experimenteel te werk. 14 Realisme is geen noodzaak. Abstracter werken is prima (vorm, kleur, ruimte) 15 Kijk geregeld door je oogharen, dan zie je het totaal beter, bijvoorbeeld de kleuren, de tonen en de ordening.
Compositie (8 tips) 1Teken groot. Laat alle overbodige leegte en nietszeggende achtergrond weg. Als je bezig bent met een ontwerp: maak het kader gewoon kleiner ten opzichte van het beeld! Zoek de juiste uitsnede. Zoom in op je onderwerp! 2Gebruik het hele papieroppervlak en niet alleen maar een stukje in het midden. 3Zet het hoofdonderwerp, het hoofdmotief, niet automatisch in het midden, maar gebruik ook eens asymmetrie. 4Beperk je niet tot het hoofdmotief, maar zorg voor een indelingvan de rest van je papier. Dat is vaak de achtergrond, maar het kan ook de voorgrond zijn. 5Die indeling kan eenvoudig blijven: enkele doorlopende lijnen zijn vaak al voldoende om de losse elementen van je tekening met elkaar en de rand van het beeld te verbinden. Andere compositorische lijnen om te gebruiken: richtingen en bewegingslijnen (zig-zag, spiraal). 6Gebruik overlapping en randafsnijding. Dan krijg je een betere ruimte-ordening. Bovendien worden de losse elementen van je tekening zo met elkaar en de rand van het beeld verbonden. 7Gebruik niet altijd horizontalen en verticalen in de omgeving/achtergrond, maar gebruik ook eens schuine lijnen, zig-zaglijnen, gebogen lijnen. 8 Gebruik afwisselingen contrasten, bijvoorbeeld VORMcontrasten (groot-klein, scherp-rond, vol-leeg, schuin-recht).
Kleur (3 tips) en Werkwijze (2 tips) KLEUR 9Gebruik niet zonder na te denken steeds maar ‘potjeskleuren’. Wees uit op originele, eigen kleuren, zoek er bewust naar en meng ze zelf! 10Zorg voor afwisseling en contrastwerking: • gebruik naast felle kleuren vergrijsde kleuren of juist bleke kleuren • gebruik naast donkere kleuren lichte kleuren. 11Laat kleuren ‘ontstaan’, bouw ze op uit verschillende kleuren: zie werkwijze. WERKWIJZE 12Bouw kleuren op: • uit verschillende lagen over elkaar • zet toetsen in verschillende kleuren naast en over elkaar • meng dus niet alleen op je palet, maar vooral ook in je werkstuk zelf. 13Ga onderzoekend om met materialen en gereedschappen. Daarvoor moet je vrijenexperimenteelte werk gaan. Bijvoorbeeld: schilderen is niet ‘vormen netjes inschilderen met een penseel’, maar… ‘laten ontstaan’: schilderachtig, losjes, in lagen, afvloeien, ‘nat-in-nat’, kleuren over en door elkaar, egale vlakken naast textuurrijke vlakken.
Laatste algemene tips (2 tips) 14Je hoeft niet realistisch (‘net echt’) te werken (tenzij dat de opdracht is). Een goed werkstuk kan net zo goed abstracter zijn! Dat geldt voor de vormen, de kleuren en de ruimte. 15Kijk af en toe door je oogharen naar je werkstuk: • dan zie je het geheel beter, • dan valt de plaatsing en ordening van vormen en kleuren je beter op • dan zie je de toonwaarde (donkerte) van een kleur of grijstint beter.