190 likes | 326 Views
Jezus gaat met zijn leerlingen naar een tuin. Hij gaat alleen verder. Hij bidt: Vader, laat nu maar gebeuren wat u wilt. Daar komt Judas aan met een troep soldaten. Ze dragen fakkels en zwaarden.
E N D
Jezus gaat met zijn leerlingen naar een tuin. Hij gaat alleen verder. Hij bidt: Vader, laat nu maar gebeuren wat u wilt.
Daar komt Judas aan met een troep soldaten. Ze dragen fakkels en zwaarden
Judas brengt de soldaten naar Jezus. De soldaten nemen Hem gevangen.
De soldaten brengen Jezus naar de hogepriester. De hogepriester vraagt: Bent u de Zoon van God? Jezus antwoordt: Ja, dat ben ik.
De hogepriester en de andere rechters zeggen: Hoor je dat? Hij beledigt God. Hij moet sterven.
Dan wordt Jezus naar het paleis van Pilatus gebracht. De soldaten verkleden Hem als koning, met een rode mantel en een kroon van dorens. Zij lachen Hem uit. Pilatus zegt: Kruisig Hem maar.
De soldaten brengen Hem naar de heuvel Golgota. Hij moet zelf Zijn kruis dragen.
Op Golgota wordt Jezus gekruisigd. Bij het kruis staan Maria, Zijn moeder en Johannes, een leerling. Jezus zegt tegen hen: Zorg goed voor elkaar.
Jezus zegt: Het is volbracht. Hij buigt het hoofd en sterft.
Zijn vrienden halen Hem van het kruis af. Ze brengen Hem naar een nieuw graf daar vlak bij.
Jezus ligt in het graf. Zijn vrienden rollen een zware ronde steen voor de ingang.
‘s Morgens vroeg gaan er vrouwen naar het graf. Het graf staat open en Jezus is er niet.
Een engel zegt tegen de vrouwen: Jezus is opgestaan. Ga het aan de leerlingen vertellen.
Die avond zijn er twee mannen op weg naar het dorp Emmaüs. Ze kijken erg verdrietig. Ze praten er met elkaar over dat Jezus gestorven is.
Dan komt Jezus bij hen lopen, maar ze zien niet dat Hij het is. Hij legt hun uit, dat dit allemaal zo met Jezus gebeuren moest.
Ze komen in Emmaüs. De mannen vragen: Blijf bij ons eten. Jezus gaat mee naar binnen. Hij bidt voor het eten, neemt het brood en geeft het aan de mannen. Opeens zien ze dat het Jezus is.
Dan is Jezus weg. Ze lopen terug naar Jeruzalem om het grote nieuws aan de leerlingen te vertellen: De Heer is echt opgestaan!
Ineens staat Jezus tussen de leerlingen. Ze schrikken. Jezus zegt: Ik ben het zelf. Nu zijn ze allemaal blij, want ze weten: Jezus leeft.