Wat een weer

1. Wat een weer

2. Temperatuur Als de zon opkomt, is het vaak nog koud. Maar na enkele uren wordt het warmer. Tegen de avond koelt het weer af. Je kunt de warmte meten met een thermometer. De gemeten warmte of koude noemen we temperatuur De cijfers in het kaartje geven de temperatuur aan Een thermometer die je buiten aan de muur kunt vinden

3. Regen Regen heb je in verschillende soorten. Je hebt plensbuien. Het regent dan heel hard. Deze buien duren meestal maar kort. Het kan ook motregenen. Je ziet dan geen druppels. Dit komt omdat de druppels zo klein zijn dat je ze niet ziet. Het kan makkelijk een hele dag motregenen.

4. Neerslag We hebben verschillende soorten neerslag. Je kunt zien wanneer er neerslag gaat vallen. Dit kun je zien aan donkere wolken. Hier zit vaak neerslag in. We hebben: Zoals gezegd heb je veel verschillende soorten regen. Regen is water dat uit de lucht komt vallen Regen: Sneeuw: Sneeuw is bevroren regen. Je hebt natte sneeuw en droge sneeuw. Droge sneeuw blijft liggen. Natte sneeuw verdwijnt meteen nadat het op de grond gevallen is

5. Neerslag Hagel: Hagel heb je in verschillende maten. Het zijn allemaal ijsblokjes die uit de lucht vallen. Op de foto zie je een hele hoop hagelstenen bij elkaar Mist is een wolk die erg laag hangt. Daardoor wordt alles vochtig. Daardoor kun je bijvoorbeeld spinnenwebben af en toe zo goed zien. Dit komt door de mist Mist:

6. Regenboog Soms regent het, maar schijnt de zon toch. Als dat gebeurt verschijnt er een regenboog. Een regenboog heeft verschillende kleuren. Als de de zon op de regen schijnt wordt het licht terug gekaatst. Elke kleur wordt apart terug gekaatst. Daardoor zie je alle kleuren van de regenboog.

7. Wind Wind kun je niet zien, maar wel voelen. Je kunt wel zien waar de wind vandaan komt. Je kunt dat aan de bomen zien. Die zwiepen heen en weer. Je kunt de wind ook horen. Als hij door de takken fluit of om het huis heen giert.