200 likes | 382 Views
campagne voor omkadering van het vrijwilligerswerk Het decreet in perspectief … Voorstellen tot bijsturing na 12 jaar ervaring. Het decreet in perspectief … Voorstellen tot bijsturing na 12 jaar ervaring Inhoud I. Enkele uitgangspunten:
E N D
campagne voor omkadering van het vrijwilligerswerk Het decreet in perspectief … Voorstellen tot bijsturing na 12 jaar ervaring
Het decreet in perspectief … Voorstellen tot bijsturing na 12 jaar ervaring Inhoud I. Enkele uitgangspunten: 1. Specificiteit van het vrijwilligerswerk in de gezondheids- en welzijnssector. 2. Plaats van het vrijwilligerswerk in een sterk geprofessionaliseerde zorg en hulpverlening. 3. Eisen rond samenwerking met beroepskrachten. 4. Nood aan een volwaardige erkenning. II. Pro en contra van het decreet van 1994 1. Korte historiek. 2. Basisprincipes. 3. Pro’s en contra’s. 4. Procedure voor aanvraag van erkenning en subsidiëring. 5. Uitvoeringsbesluit en afstemming met de federale wet. III. Voorstellen voor opwaardering 1. Drie luiken: gemeenschappelijke elementen. 2. Verbeteringen voor het autonoom georganiseerd vrijwilligerswerk. 3. Goede regeling voor het ingebouwd vrijwilligerswerk. 4. Technische verbeteringen. IV. Stand van zaken en perspectief. 1. Korte historiek. 2. Geen bijkomende financiering voorzien. 3. Voorbereiden acties met breed draagvlak. 4. Op hoop van zege !
I. Enkele uitgangspunten:1. specificiteit van het hulpverlenende vrijwilligerswerk (vww) in onze sectoren: • vww heeft te maken met problemen van mensen in een soms delicate context: met aandacht voor heel de persoon van de hulpvrager. • doet beroep op heel de persoon van de vrijwilliger: breed engagement met specifieke verantwoordelijkheid (o.a. beroepsgeheim), op basis van (levens)ervaringsdeskundigheid en solidariteit. • gebeurt in samenwerking met beroepskrachten • onder druk van grote (kwaliteits)verwachtingen van cliënten en beroepskrachten.
I. Enkele uitgangspunten:2. Plaats van het vrijwilligerswerk in de geprofessionaliseerde zorg • geen twee sporen: geen twee soorten welzijns- of gezondheidswerk van vrijwilligers en beroepsmensen apart. Basisprincipe: wat beter door beroepsmensen/vrijwilligers gebeurt, moet ook door hen gedaan worden. • vrijwilligerswerk kan meerwaarde betekenen in functie van complementariteit, soms ook vernieuwend en bevragend, nooit vervangend. • nood aan goed afgebakend takenpakket en gerichte samenwerking: behoefte aan wederzijdse ondersteuning (niet voorzien in de sectorale regelgeving).
I. Enkele uitgangspunten:3. Gevolg: belangrijke kwaliteitsdruk • De ontwikkelingen in de professionele zorg stralen door naar het vrijwilligerswerk. • De mondige en veel verwachtende cliënt staat ook zo tegenover de vrijwilliger. • Goede intenties en beschikbare tijd volstaan niet meer. • Nood aan vorming en dagelijkse ondersteuning. • Nood aan structurele samenwerking met beroepskrachten (intern en extern).
I. Enkele uitgangspunten:4. Nood aan volwaardige erkenning • De eigen inbreng van vrijwilligers vraagt een volwaardige erkenning en betrokkenheid in de voorziening, zowel op niveau van cliëntencontact en zorgoverleg, als op het niveau van het zorgbeleid, voor zover de vrijwilligers daar specifiek iets kunnen bij inbrengen. • Dit kan zich vertalen in gelegenheid tot inspraak voor al wat hun inzet aanbelangt. • De eigen waarde van hun inbreng kan ook op andere momenten en langs andere wegen worden geëxpliciteerd (cfr. erkenningsprogramma) • Ook buiten de voorziening kan de betrokkenheid van vrijwilligers bij sommige overlegstructuren aangewezen zijn (cfr. regio). • Op het Vlaamse niveau zou ook meer plaats voor betrokkenheid van het vww in advies- en overlegorganen moeten voorzien worden.
II. Pro en contra van het decreet van 1994:1. Korte historiek: • mijlpaal in de geschiedenis van het vrijwilligerswerk na meer dan 15 jaar overleg en lobbywerk (sinds Min. Steyaert). • eindelijk een begin van erkenning door de overheid. • overstap van louter benefietfinanciering, projectsubsidie (vooral in cultuur) en bijzondere tewerkstellingsstatuten (BTK, DAC,…) naar meer formele en permanente, maar zeer beperkte, erkenning en ondersteuning: eerste stap.
II. Pro en contra van het decreet van 1994:2. Basisprincipes: • voorrang voor het (uitvoerend) hulpverlenendvrijwilligerswerk: geen bestuursfuncties. • voorrang voor autonoom georganiseerd vrijwilligerswerk (meestal in kleine verenigingen): acute leefbaarheidsproblematiek. • grote selectiviteit: uitsluiting feitelijke verenigingen, zelfhulpgroepen en ingebouwde werkingen. Maar onduidelijke afbakening: breder gebruik. • geen nadruk op degelijke financiering: *onderscheid erkenning en subsidiëring (haast een unicum in de sector) * kleine forfaits met voorrang voor verzekering en vorming (5000 tot 7400 euro) *deficit spending en repartitiesysteem vanuit kleine enveloppe.
II. Pro en contra van het decreet van 1994:3. Pro’s en contra’s • pro’s: • eerste maal eigen erkenning en regelgeving: formele bevestiging van waarde van het vrijwilligerswerk; vww krijgt een eigen plaats in het gezondheids- en welzijnswerk. • mini-statuut voor de vrijwilliger lang voor de federale wet: o.a. verplichte verzekering, onkostenvergoeding. • met bijzondere aandacht voor de eigenheid van het engagement: afsprakennota, inspraak. • erkenning opdracht en verantwoordelijkheid van de vrijwilligersorganisatie. • oog voor de kwaliteitseisen: nadruk op vorming. • inbreng van onderscheid organisatorische vormgeving: autonoom en ingebouwd.
II. Pro en contra van het decreet van 1994:3. Pro’s en contra’s b. contra’s: • opdeling erkenning en subsidiëring: indruk dat de financiering bijkomstig is. • te beperkte subsidiëring: bijkomende drempel tweejaarlijks besluit over subsidiabele vrijwilligersactiviteiten. • onevenwicht tussen lasten van de papierwinkel en de voordelen van erkenning en subsidiëring. • geen serieuze regeling voor het ingebouwd vrijwilligerswerk, noch voor zelfhulpgroepen. Bovendien onvoldoende afbakening van het autonoom vrijwilligerswerk: gevolg ‘misbruik’. • vooral: geen (beperkte) personeelsomkadering, zelfs verbod om de subsidie daarvoor te gebruiken. • ongunstig systeem van subsidiëring • samenwerking van kleine verenigingen wordt bestraft.
II. Pro en contra van het decreet van 1994:4. Procedure aanvraag erkenning en subsidiëring (pro memorie): a. erkenning: • na één jaar werking • alleen voor vzw’s of openbare besturen • autonoom georganiseerd • werkzaam in gezondheids -of welzijnssector • aanvraag voor 1 september aangetekend aan ministerie met dossier: waarin rechtsvorm, identiteit en structuur, activiteiten, aantal en aard van de vrijwilligers, wijze van… rekrutering, basisopleiding en vorming, samenwerking met professionelen, inspraak van vrijwilligers, toegekende vergoedingen en aangegane verzekering zijn vermeld. Evenals jaarverslag van minstens één jaar werking. • bezwaar tegen negatieve beslissing mogelijk: aangetekend bij het ministerie binnen dertig dagen na betekening beslissing. • erkenning voor hernieuwbare termijn van vijf jaar.
II. Pro en contra van het decreet van 1994:4. procedure aanvraag erkenning en subsidiëring (pro memorie): b. subsidiëring: Vóór 31 maart met een formulier vanuit het ministerie, aangetekend waarin volgende gegevens zijn opgenomen: • naam en adres en contactgegevens van de organisatie; • aantal hulpverlenende vrijwilligers ingezet voor een of meerdere activiteiten die subsidieerbaar verklaard zijn (art. 15): humanisering van instellingen; palliatieve verzorging; intergenerationele solidariteit; interculturele uitwisseling; praktische en emotionele bijstand aan zieken of gehandicapten; informatieactiviteiten naar jongeren; activiteiten gericht op zelfredzaamheid van kansarmen; hulp aan mensen met psycho-sociale moeilijkheden; • aantal bezoldigde personeelsleden; • erkenningsdatum en eventueel datum van hernieuwing daarvan; • overzicht van het aantal vrijwilligers ingezet voor het bereiken van de aangegeven doelstellingen (na twee jaar subsidie moeten tenminste twintig vrijwilligers worden ingeschakeld); • overzicht van de verwachte inkomsten; • gedetailleerde raming van de kosten; • het gevraagde subsidiebedrag; • het activiteitenprogramma: omschrijving doelgroep, activiteiten en situering ervan binnen; de aangegeven prioritaire thema’s; • bij negatieve beslissing is bezwaar mogelijk binnen de dertig dagen.
II. Pro en contra van het decreet van 19945. Uitvoeringsbesluit en afstemming met de nieuwe federale wet: a. laatste uitvoeringsbesluit van het decreet : • tweejaarlijkse bijsturing van besluit afgeschaft (betonnering ?) • termijn subsidiëring beperkt tot 1 jaar (i.p.v. 2 jaar) • waarborgbedragen voor verzekering omgezet in euro en verhoogd. • vraag naar situering hiervan t.o.v. een vroeger beloofde herziening van het decreet. b. afstemming met de nieuwe federale wet: onderscheid: • federale wet betreft vooral statuut van de vrijwilliger, decreet gaat ook en vooral over het vrijwilligerswerk en de taak van de organisatie • toepassingsveld van wet is breder: alle vww in alle sectoren, ook bestuursleden, ook feitelijke verenigingen, ook in het buitenland
II. Pro en contra van het decreet van 19945. Uitvoeringsbesluit en afstemming met de nieuwe federale wet: afstemming: • probleem van organisatienota is weggevallen: afsprakennota blijft • verplichting verzekering bestond reeds in het decreet • hopelijk worden de verzekerde waarborgen die via KB zullen vastgelegd worden hiermee in overeenstemming gebracht. • indien een collectieve polis wordt ingevoerd, kan dit wellicht een afstemmingsprobleem stellen met de bestaande polissen en kan de subsidiëring van het decreet daarvoor wellicht ook gebruikt worden. • statuut van de vrijwilliger van het decreet niet in tegenspraak met de wet, maar een bredere uitwerking toegepast op onze sectoren. • nieuwe nadruk op beroepsgeheim bijzonder van toepassing in onze sectoren.
III. Voorstellen opwaardering van het decreet: Basisdoelstellingen: • substantieel verbeteren van de leefbaarheid van zowel het autonoom als het ingebouwd vrijwilligerswerk • beter toerusten van vww in het kader van ontwikkelingen in de sector: kwaliteitsdruk. • duidelijker vorm geven aan partnerschap in de samenwerking op alle niveaus. 1. drie luiken De regelgeving voor het vww zou best in een drietrapsraket worden gestoken, waarvan twee in het decreet: a. Een gemeenschappelijke stam over definities en basisafspraken i.v.m. vrijwilligerswerk b1. Een regeling voor de erkenning en subsidiëring van het autonoom vrijwilligerswerk b2. Een regeling voor wat gemeenschappelijk is aan het ingebouwde vrijwilligerswerk, nl. basisvisie naar inschakeling (in samenspraak met 4 betrokken partijen), taakafbakening en afspraakregeling binnen professionele voorzieningen (samenwerking en ondersteuning) c. Een derde trap is dan de verbijzondering van de regelgeving voor het ingebouwd vww in elke sector (via de sectorale decreten): o.a. voor wat de coördinator betreft.
III. Voorstellen opwaardering van het decreet: 2. verbetering voor het autonoom vww: • werkingskosten: de hoogte van het bedrag wordt bepaald naargelang het aantal vrijwilligers, het werkgebied en de aard van het vrijwilligerswerk. • personeelsomkadering. • een forfait om een beperkte omkadering te voorzien of deskundigheid in te kopen (al of niet samen met anderen). • samenwerking aanmoedigen: twee of drie kleine verenigingen die samenwerken, krijgen een bonus voor omkadering. Indien vrijwilligersverenigingen samenwerken (op basis van een overeenkomst) mag dit niet bestraft worden.
III. Voorstellen opwaardering van het decreet: 3. goede regeling voor het ingebouwd vww: • erkenning van de eigen waarde van het vrijwilligerswerk in professionele sectoren door de overheid. • inschrijving in de sectorale decreten van regeling voor erkenning, subsidiëring en omkadering en toezicht aangepast aan elke sector: vraag naar een stappenplan voor aanpassing van de sectorale regelgeving met tijdspad. • gemeenschappelijk vastleggen van procedures voor inschakeling van vww: formele beslissing op basis van samenspraak met 4 partijen (de gebruiker, de vrijwilliger, het personeel en de organisatie). Taakafbakening en overleg rond samenwerking en ondersteuning in een stuurgroep. • coördinatie en afstemming door een coördinator met een eigen subsidiëring. Daarnaast beperkte vergoeding van werkingskosten.
III. Voorstellen opwaardering van het decreet: 4. technische verbeteringen: • betere afbakening tussen autonoom en ingebouwd vrijwilligerswerk, evenals t.a.v. zelfhulpgroepen. • opheffen systeem van splitsing erkenning en subsidiëring: samenvallen termijn erkenning en subsidiëring met grotere rechtszekerheid. • andere wijze van subsidiëring: stop aan deficit financiering en repartitiesysteem.
IV. Stand van zaken en perspectief: 1. Korte historiek: belofte maakt schuld (cfr. Minister Vogels en Minister Vervotte). 2. Geen bijkomende financiering voorzien op de begroting: afzien van decreetherziening. 3. Voorbereiden van actie met zo breed mogelijk draagvlak. Probleem van gebrek aan actiecultuur in het (te) ‘zachte’ vww, waardoor de eigen kracht in de samenleving niet echt erkend wordt. Ludo De Cort
Vrijwilligerswerk Vrijwilliger zijnIs vrijwilligMaar niet vrijblijvendIs verbondenMaar niet gebondenIs onbetaalbaarMaar niet te koopIs positief denkenIs positief doenMet als enig doelVoor jezelf en de anderEen goed gevoel (ingebracht door Rosita)Tekst overgenomen uit Tijdschrift van Beweging van Mensen met een Laag inkomen en Kinderen vzw, 4/2006 oktober