250 likes | 444 Views
Inleiding taalwetenschap. college 6, week 7. oprea@hr.nl. Bespreking huiswerk. Vragen over hoofdstuk 6 (probeer je vragen zo specifiek mogelijk te formuleren) bespreken huiswerk hfst . 6: opdracht 1 t/m 8. Verwarring…. In T&T worden op het eerste niveau alleen NC en VC onderscheiden
E N D
Inleidingtaalwetenschap college 6, week 7 oprea@hr.nl
Bespreking huiswerk • Vragen over hoofdstuk 6 (probeer je vragen zo specifiek mogelijk te formuleren) • bespreken huiswerk • hfst. 6: opdracht 1 t/m 8
Verwarring… • In T&T worden op het eerste niveau alleen NC en VC onderscheiden • Bij Luif (gramm. A) worden naast NC en VC ook voorzetselconstituenten onderscheiden VzC • In T&T worden VzC in geval van plaats- en tijdsbepalingen NC genoemd • In T&T worden andere VzC ingedeeld bij de VC • In T&T wordt niet gekeken naar de voorzetsels
Opdr. 6.2a Zin NC VC NC VC AdjC H HAdjC H AdvC H HAdjC H H De jonge verpleegkundige verleidde de rijke patient met doorzichtige praatjes.
Opdr. 6.2b Zin NC VC NC VC NC AdjC H HAdjC H AdvC H H HH Op een mooie zomerdag fietste het bejaarde echtpaar per tandem naar het strand.
Opdr. 6.2c Zin NC VC NC NC VC AdjC H VC H AdjC H H H HH Om de vier jaar wordt in Kassel een belangrijke kunsttentoonstelling georganiseerd.
Opdracht 6.4 • De slecht voorbereide minister antwoordde het Tweede-kamerlid ronduit onbeschoft. • NC: de slecht voorbereide minister • Hoofd: minister • AdjC: slecht voorbereide • Hoofd: voorbereide • AdvC: slecht • Hoofd: slecht • VC: antwoordde ronduit onbeschoft • Hoofd: antwoordde • AdvC: ronduit onbeschoft • Hoofd: onbeschoft • AdvC: ronduit • Hoofd ronduit • NC: het Tweede-kamerlid • Hoofd: Tweede-kamerlid
Opdracht 6.4 • [[De [[slecht H]AdvC voorbereidde H]AdjC minister H]NC [antwoordde H]VC [het Tweede-kamerlid H]NC [[[ronduit H]AdvC onbeschoft H]AdvC]VC]Z.
Opdracht 6.4 zin NC VC NC VC AdjC NC H HAdvC AdvC H HAdvC H H H De slecht voorbereide minister antwoordde het Tweede-kamerlid ronduit onbeschoft.
Opdr. 6.5 [Ik heb een heel erg jonge hypotheekadviseur ontmoet.] Z [[Ik]NC [heb]VC [een heel erg jonge hypotheekadviseur]NC [ontmoet.]VC]Z [[IkH]NC [[heb]VC ]VC[een [[heel]AdvC [erg]AdvC [jongeH]]AdjC[hypotheekadviseurH]]NC[[ontmoet.H]]VC]Z [[IkH]NC [[heb]VC ]VC [een [[[heelH]AdvC] [[ergH]AdvC] [jongeH]]AdjC [hypotheekadviseurH]]NC [[ontmoet.H]]VC]Z
Opdracht 6.5 • Zin: Ik heb een heel erg jonge hypotheekadviseur ontmoet. • NC: Ik • H: Ik • VC: heb • VC: heb • H: heb • NC: een heel erg jonge hypotheekadviseur • H: hypotheekadviseur • AdjC: heel erg jonge • H: jong • AdvC: heel • H: heel • AdvC: erg • H: erg • VC: ontmoet • H: ontmoet
Opdracht 6.5 Zin NC VC NC VC H VC AdjC H H H AdvCAdvC H H H Ik heb een heel erg jonge hypotheekadviseur ontmoet.
Opdracht 7 • Ik houd vreselijk veel van de zoon van het staatshoofd. • Constituenten • Inhoudswoord/functiewoord • Woordsoort
Opdracht 6.8 b en c • Nou, als hij niet komt, kan hij van mij het dak op. • nou: partikel • als: conjunctie • van: prepositie • het: partikel • op: postpositie • Toen hij zijn zin niet kon krijgen, liep hij kwaad de deur uit. • toen: conjunctie • de: partikel • uit: postpositie
Semantiek • Onderdeel van de taalkunde dat zich bezighoudt met betekenis • woordbetekenis • zinsbetekenis • Compositionaliteit: betekenis is afhankelijk van • Zin: • betekenissen van de samenstellende woorden • syntactische verbanden • Constituent: • betekenissen van de samenstellende woorden • woordvolgorde • Woord: • betekenissen van de afzonderlijke woorddelen • volgorde van de woorddelen
Referentie • Referentie: verband tussen taalelement en datgene waarnaar dit element verwijst (referent) • specifieke referentie: bij de spreker bekend • definiete referentie: identificeerbaar voor de hoorder • Die merel pikt al mijn druiven. • indefiniete referentie: niet identificeerbaar • In mijn tuin zit een merel, die al mijn druiven pikt. • niet-specifieke referentie: bij de spreker niet bekend • generieke referentie: er wordt een soort aangeduid • De merel houdt over het algemeen erg van druiven. • categoriale referentie: er wordt een willekeurige soort bedoeld • Er zijn veel vogels die van druiven houden.
Deixis en anafora • Deixis: er worden voornaamwoorden gebruikt die door een gemeenschappelijk referentie kader van spreker en hoorder, door de hoorder te identificeren zijn. • Zijis altijd aanwezig. • De koffie staat daar. • Anafora: pronomen dat terugverwijst naar een antecedent. • Mieke werkt hard. Zij is altijd aanwezig. • Bij AH staat de koffie in het pad, waar ook de thee staat.
Verbale constituent: tijd • grammaticale tijd: tempus (mv: tempora) • tegenwoordige tijd: presens • Mark plukt bloemen. • verleden tijd: preteritum • Mark plukte bloemen. • toekomende tijd: futurum • Mark zal bloemen plukken. • in relatie tot het spreekmoment: absolute tempus • in relatie tot een andere referentie dan het spreekmoment: relatieve tempus • Mark plukt bloemen als hij naar school gaat. • Mark plukte bloemen toen hij uit school kwam. • Mark zal bloemen plukken als hij naar school gaat.
Verbale constituent: aspect • ingressief aspect: vanuit het perspectief van de beginfase • Vorige week om deze tijd vertrok ik naar Spanje. • De marathon start volgende week om twaalf uur. • progressief aspect: vanuit het perspectief van ontwikkelingsfase • Vorige week ben ik in Spanje geweest. • Volgende week wordt de marathon gelopen.
Verbale constituent: aspect • perfectief aspect: de situatie is een afgesloten geheel • Alle toetsen zijn nagekeken. • Als ik daar kom, is zij aan het koken. • imperfectief aspect: de situatie is in ontwikkeling • Ik ben de toetsen aan het nakijken. • Als ik daar kom, is zij aan het koken.
Huiswerk • hfst. 10: opdracht 1 t/m 6 • Onderzoeksgroepje Jennifer, Linda, Cheniva, Roos en Franke • Bestuderen hfst 1 t/m 6 en 10