Elke dag lezen

1. Elke dag lezen Samenwerkingsverband WSNS Echte.o. 17 oktober 2007 Marie-Jose de Ridder.

2. Hoofdpunten

3. Teleurstelling Zehadden het nietverwacht Zorgen Zezienvoorhun kind eenlangemoeilijkeschooltijdtegemoet en makenzichzorgen over de toekomst. Hoe voelt het voorouders?

4. Wat weet de leerkracht?

5. Wat doen leerkrachten dus? Ze vragen aan ouders om elke dag met het kind thuis te lezen.

6. Watgebeurter in veelgevallen?

7. Hoe voelt het ? Ervaringsopdracht

8. Wat kun je doen?

9. Informatiedoos

10. Hoe kunnen ouders variëren?

11. Werken met opdrachtkaartjes!

12. Wat is belangrijk?

13. Hoe houd je contact over de voortgang?

14. Belang van woordenschat en wat kan er thuis gedaan worden?

15. Ervaar hoe woordbegrip het technisch lezen ondersteunt. • Tebetrek • Beresterk • Paintuid • Diamant • Goeeluns • Geoefend

16. Hoeveelwoordenkom je tegen?Shaywitz, S. 2005 Hulpgidsdyslexie p. 103.

17. Lezenmoetzinhebbenvooreen kind • Kienstra, M (2006) kiest voor 4 typen woordenschatstimulering: • basiswoordenschat • woorden leren met ontdekactiviteiten • woorden leren met boeken en verhalen • spelen met woorden

18. Woordenschatverrijking

19. Alfabetboek en Thuiswoordenboek

20. Woordtrap:

21. Omgaan met de klank van de taal:

22. Hoe kaneenouder het kind helpen? WACHT De wacht–hint–prijs aanpak is een manier om dit te stimuleren. • Wacht even (vijf tellen) om te zien of het kind het foutje zelf ontdekt en verbetert. Is dit zo, geef hem dan een complimentje. • Bij een foutje, zeg: ‘Kijk eens naar deze letter (lijkt bv. op een slang, in verband brengen met een plaatje).’ • Herhaal de zin en zeg op de plek waar een fout gelezen is: ‘iets’ en lees de zin af. Wijs met de vinger het fout gelezen woord aan. Kan het kind nu verzinnen wat er zou kunnen staan? • Haal het boek even weg en lees de zin voor. Laat het verkeerd gelezen woord weg. Kan het kind zonder de tekst voor zich bedenken wat er zou kunnen staan?

23. GEEF EEN HINT. • Wanneer het kind lang naar een zin blijft kijken, een vraag stellen over de zin. Bv. als er staat: ‘Hij gaat vanmiddag voetballen’ en het kind zegt niets, vraag dan: ‘Wat gaat hij vanmiddag doen?’ • Wanneer het kind een lang woord niet kan lezen, help hem dan op weg door het eerste stukje te zeggen. (Bv. als er staat: ‘Er is een speciale gast binnengekomen’ en het kind wacht lang bij ‘speciale’ of zegt spe.., spe.., spe.., zeg dan zacht: speci..) • Breng een letter in verband met een voorwerp of de klank van de letter. (Bv. de /p/ als een pijp, de /f/ als een fietspomp.) • Breng een letter in verband met een gebaar. (Het gebarenalfabet wordt op veel scholen gebruikt. Informeer op school naar de gebaren.) • Wacht, als het kind een fout maakt, tot het einde van de zin. • Zeg, als de zin gelezen is: ‘Bijna goed’ en wijs het woord aan dat fout gelezen is. Zeg dan: ‘Probeer het nog eens.’ • Zeg, als een woord fout gelezen is: ‘Welke letter staat vooraan? En achteraan?’ Als het kind het niet weet, helpen door het woord goed voor te lezen.

24. PRIJS het kind vervolgens uitvoerig. • ‘Wat goed van je dat je op de punten en de komma’s hebt gelet.’ • ‘Ik heb gehoord dat je het woordje politieagent in één keer vlot kon lezen, prima!’ • ‘Je hebt alle woordjes met een /b/ vooraan goed gelezen, heel goed!’ • ‘De woordjes met een /eu/ erin zijn heel lastig voor jou, maar deze keer heb je ze allemaal goed gelezen. Knap hoor!’

25. Welke mogelijkheden zijn er via internet voor ouders? • http://www.boeken.bereslim.nl • http://www.veilig.zwijsen-educatief.nl • http://www.bibliotheekbreda.nl • http://www.digischool.nl • http://www.karaoke.startpagina.nl

26. Tot slot!

27. Ik garandeer jullie succes!