80 likes | 504 Views
GASWETTEN. Deze wetten gelden voor ideale gassen die in een afgesloten ruimte zitten. - Dus het aantal gasmoleculen = constant. Dus deze wetten gelden niet voor de “buitenlucht” (≠ afgesloten ruimte). Praat men over luchtdruk dan bedoeld men de druk van de lucht (buitenlucht) in
E N D
GASWETTEN Deze wetten gelden voor ideale gassen die in een afgesloten ruimte zitten - Dus het aantal gasmoleculen = constant Dus deze wetten gelden niet voor de “buitenlucht” (≠ afgesloten ruimte) Praat men over luchtdruk dan bedoeld men de druk van de lucht (buitenlucht) in de dampkring (= gemiddeld 1000 hPa). Gaswetten(2) Praat men over lucht wat opgesloten zit dan is dit gasdruk, waarbij met het gas de lucht die opgesloten zit wordt bedoeld. Dus zodra lucht (mengsel van gassen) opgesloten zit en als ideaal beschouwd wordt, gelden de wetten wel. Een ideaal gas : - de gasmoleculen zijn puntvormig (ze nemen geen ruimte in beslag). - de gasmoleculen voeren volkomen veerkrachtige botsingen uit. • de gasmoleculen oefenen geen krachten op elkaar uit • (behalve bij de botsingen).
Een opgesloten hoeveelheid gas heeft : T Gaswetten (2) - een volume (V) P - een temperatuur (T) V - een druk/spanning (P) Alle 3 de grootheden hebben invloed op elkaar. Zo is er een verband tussen: Druk(P) en volume(V) Wet van Boyle-Mariotte (temperatuur constant = isotherm proces) Druk(P) en temperatuur(T) Drukwet (1e wet) van Gay-Lussac (volume constant = isochoor proces) Volumewet (2e wet) van Gay-Lussac Volume(V) en temperatuur(T) (druk constant = isobaar proces) Druk(P),volume(V) en temperatuur(T) Samengestelde drukwet (alle 3 de grootheden kunnen veranderen)
Het verband tussen Druk(P) en volume(V) Wet van Boyle-Mariotte (temperatuur constant = isotherm proces) SITUATIE 1 SITUATIE 2 Volume = 60 ml P = 2,5 bar Volume = 20 ml P = ? bar V V T = constant Het volume wordt 3x zo klein, de druk wordt hierdoor 3 x zo groot De druk was 2,5 bar de druk wordt 3x zo groot dus 3 x 2,5 = 7,5 bar Dit is een omgekeerd evenredig verband P x V = c P1 x V1 = c P1 x V1 = P2 x V2 2,5 x 60 = 150 x y = c 2,5 x 60 = P2 x 20 P2 x V2 = 150 P2 = 150/20 P2 x 20 = 150 P2 = 7,5 bar P2 = 150/20 = 7,5 bar
Het verband tussen P1 P2 1,5 P P1 = = 0,01 = c = c T1 T2 150 T T1 1,5 P2 P2 P2 = = 0,01 = 0,01 150 525 T2 525 y = a x Druk(P) en temperatuur (T) 1e wet van Gay-Lussac (volume constant = isochoor proces) SITUATIE 1 SITUATIE 2 temperatuur = 150 K temperatuur = 525 K P = ? N/cm2 P = 1,5 N/cm2 V V V = constant De temperatuur wordt 3,5x zo groot, de druk wordt hierdoor ook 3,5x zo groot De druk was 1,5 N/cm2 de druk wordt 3,5x zo groot Dit is een evenredig verband dus 3,5 x 1,5 = 5,25 N/cm2 y = a x P2 = 5,25 N/cm2 P2 = 5,25 N/cm2
Het verband tussen Vrij beweeg- Bare zuiger V1 V2 6 V V1 = = 0,03 = c = c T1 T2 200 T T1 6 V2 V2 V2 = = 0,03 = 0,03 200 500 T2 500 y = a x Volume (V) en temperatuur (T) 2e wet van Gay-Lussac (druk constant = isobaar proces) SITUATIE 1 SITUATIE 2 temperatuur = 200 K temperatuur = 500 K V = ? liter V= 6 liter P = constant De temperatuur wordt 2,5x zo groot, het volume wordt hierdoor ook 2,5x zo groot Het volume was 6 liter het volume wordt 2,5x zo groot Dit is een evenredig verband dus 2,5 x 6 = 15 liter y = a x V2 = 15 liter V2 = 15 liter