120 likes | 613 Views
Hoofdstuk 2 | Klimaten. §2.2 – Hoe komt het dat er klimaatverschillen zijn?. §2.2. Invloed op het klimaat: de stand van de zon. Bron 13. §2.2. Breedteligging. 21 maart en 23 september. Met een zelfde zonnestraal moet telkens een groter oppervlak verwarmd worden. Dus de temperatuur daalt.
E N D
Hoofdstuk 2 | Klimaten §2.2 – Hoe komt het dat er klimaatverschillen zijn?
§2.2 Invloed op het klimaat: de stand van de zon Bron 13
§2.2 Breedteligging 21 maart en 23 september Met een zelfde zonnestraal moet telkens een groter oppervlak verwarmd worden. Dus de temperatuur daalt 21 december 21 juni LenteofHerfst Zomer Winter De afstand die de zonnestraal door de atmosfeer aflegt wordt groter. Dus de temperatuur daalt NP Evenaar SKK KKK PC 90º NB 0º 66½º NB 23½º ZB 23½º NB
§2.2 Aanlandige en aflandige wind Bron 14
Bij de ligging ten opzichte van grote wateroppervlakken speelt de wind een belangrijke rol. Aflandige wind Aanlandige wind 18º 25º 18º 20º zomer zomer Dit heeft gevolgen voor de temperatuur in kustgebieden in de zomer en winter. Aflandige wind Aanlandige wind 5º 5º - 3° 1º winter winter Bij aanlandige wind wel een matigende invloed van de zeewater temperatuur Bij aflandige wind geen matigende invloed van zeewatertemperatuur
Land wordt sneller warm dan water, maar koelt ook sneller af dan water Licht weerkaatst Licht weerkaatst Dun laagje wordt verwarmd dus snelle verwarming dus hoge temperatuur Licht dringtdiep door dus langzame opwarming dus lage temperatuur Stroming Water Land
Hoogteligging Gletsjers Gemiddelde temperatuur lager dan 10ºC Elke 100 meter dat je stijgt, daalt de temperatuur met 0,6ºC (dus per 1000 meter= 1 kilometer daalt de temperatuur met 6ºC) alpenweiden Boomgrens naaldbossen Gemiddelde temperatuur hoger dan 10ºC. loofbossen
Hoogteligging Hoe hoger hoe kouder Lucht stijgt op -6º Temperatuur daalt met 0,6º per 100 m. Gletsjers 0º 3000m Condensatie, bewolking, neerslag Alpenweide 6º 2000m Naaldbomen Wind 12º 1000m Loofbomen Loefzijde Lijzijde 18º 0m Berg