50 likes | 193 Views
24cm. 1,5cm. DRAADTANG. A. F spier. B. M L = M R. F draad. UITWERKINGEN TOEPASSINGEN. F spier x r = F draad x r. F spier x 24 = 300 x 1,5. 24cm. 1,5cm. De draad bij punt B kun je doorknippen met een kracht van 300N.
E N D
24cm 1,5cm DRAADTANG A Fspier B ML = MR Fdraad UITWERKINGEN TOEPASSINGEN Fspier x r = Fdraadx r Fspier x 24 = 300 x 1,5 24cm 1,5cm De draad bij punt B kun je doorknippen met een kracht van 300N. Bereken de kracht die jij in punt A moet uitoefenen om de draad door te knippen F spier= 18,75 N Fspier KRUIWAGEN 100cm A B 24cm FB ML = MR F spier x r = F B x r FREACTIE= 1140 N (omhoog) 24cm 76cm F spier x 100 = 1500 x 24 F spier = 360 N In punt B ligt een massa van 150 kg. Bereken welke spierkracht je in punt A minstens uitoefenen om de kruiwagen in evenwicht te houden. Bereken ook de reactiekracht in het draaipunt.
NOTEKRAKER FNOOT 3,5 cm A B 13,5 cm Fspier ML = MR Een walnoot wordt “gekraakt” als je een kracht van 30N bij punt B uitoefent. Welke kracht ontstaat er in punt A, waardoor de noot gekraakt wordt? Bereken ook de reactiekracht in het draaipunt. FNOOT x r = FSPIER x r FREACTIE= 85,7 N (omlaag) FNOOT x 3,5 = 30 x 13,5 F NOOT = 115,7 N slagboom 3,5 cm 10 cm 2 m 0,2 m 4 m 0,4 m FZbalk Fzcontragewicht ML = MR m = 20 kg FZ balk x r = FZ contragewicht x r 200 x 2 = FZ contragewicht x 0,2 FZ contragewicht = 2000 N mcontragewicht = 200 kg Bereken de massa van het “contragewicht”, zodat de slagboom in evenwicht is.
Fspier BANK OPTILLEN 2,70 m 1,25 m ML = MR Fz bank Fspier x r = Fz bankx r 0,20 m 2,50 m 0,20 m Fspierx 2,7 = 300 x 1,25 Fspier = 138,89 N Welke kracht moet de persoon uitoefenen, om bovenstaande bank (m = 30 kg) op te tillen. MOBIEL (massa touwtjes en stangetjes worden verwaarloosd) Bij deze opgave werk ik met g in plaats van Newton. Als (F x r ) links = (F x r ) rechts dan is (m x r ) links = (m x r ) rechts 5 8 6 4 mB x 4 = 6 x 10g mB = 15g samen is dit 25g aan het rechteruiteinde 10 g A B Bereken de massa van visje A en B zodat het mobiel in evenwicht is mA x 8 = 5 x 25 mA = 15,625 g
METSELAAR 3 7 mC x 2 = 4 x 10g mC = 20g 4 2 2 3 samen is dit 30g aan het rechteruiteinde mA+B x 7 = 3 x 30 mA+B = 12,86 g A B C 10 g mA en mB verdelen in verhouding 2 staat tot 3 Bereken de massa van visje A,B en C zodat het mobiel in evenwicht is mA = 3/5 x 12,86 = 7,72 g mB = 2/5 x 12,86 = 5,14 g 2,5 m 2,5 m (2,5 – x) m x m FZplank ML = MR Fzman+materiaal FZ plankx r = FZ man+materiaalx r 80(2,5 – x) = 1500x Bereken wat een steigerplank van 5m lang en een massa van 8 kg maximaal mag “uitsteken”, zodat deze niet kan kantelen. De metselaar heeft samen met zijn materiaal een massa van 150kg. 200 – 80x = 1500x x = 0,127 m
BEZEM Bereken hoever de bezem kan uitsteken, zodat deze niet kantelt. 0,75 m 0,75 m 1,5m x m (0,75 – x) m m = 1 kg ML = MR FZbezemsteel FZ bezem x r = Fbezemsteelx r m = 1,5 kg Fzbezem 15x = 10(0,75-x) 15x = 7,5 – 10x 25x = 7,5 m x = 0,3 m