50 likes | 197 Views
Uitwerkingen blok 4 hoofdstuk 3 versie 1. Opgave 1. a]. Om een lift een versnelling omhoog te geven heb je een kracht nodig. F N = 1040 N. F R = m x a. F R = 75 x 4. F R = 300 N (omhoog in de richting van de versnelling). Op ieder voorwerp werkt een zwaartekracht F Z. F Z = m x g.
E N D
Uitwerkingen blok 4 hoofdstuk 3 versie 1 Opgave 1 a] Om een lift een versnelling omhoog te geven heb je een kracht nodig. FN = 1040 N FR = m x a FR = 75 x 4 FR = 300 N (omhoog in de richting van de versnelling) Op ieder voorwerp werkt een zwaartekracht FZ FZ = m x g FZ = 75 x 9,81 FR = 300 N FZ = 7,4102 N Je moet er voor zorgen dat er een resulterende kracht van 300 N is. Dit kun je bereiken door er een “geschikte” normaalkracht bij te tekenen. FN = FZ + FR (FR = FN – FZ) FN = 7,4102 N + 300 N FN = 1040 N b] In de weegschaal zit een veer die met de FN kracht ingeduwd wordt. Welke massa zou “normaal” voor deze kracht zorgen? FZ = 7,4102 N FV = m x g 1040 = m x 9,81 m = 106 kg c] Als de snelheid constant is zal de resulterende kracht FR = 0 N. Dan zal de FN = FZ. Dus FN = 740 N
Op ieder voorwerp werkt een zwaartekracht FZ Opgave 2 FZ = m x g FZ = 2,5 x 9,8 FAB 12,5 FZ = 25 N A C 1300 B 650 650 650 12,5 a] cos 650 = FAB FZ = 25 N 12,5 A C FAB= 1300 cos 650 B FAB= FBC= 29,6 N 12,5 FBC cos α = b] FAB 100 Bij deze kracht breekt kabel 2nd cos cos α = 0,125 α = 82,80 FZ = 25 N Gehele hoek tussen de touwen is dan 2 x 82,8 = 165,60
Opgave 3 0,75kg FS A Op ieder voorwerp werkt een zwaartekracht FZ FZ A = m x g FZ B = m x g FZ A = 0,75 x 9,8 FZ B = 0,20 x 9,8 FZ A = 7,4 N FZ B = 2,0 N FS FZ A = 7,4 N B 0,20kg FN = 7,4N Als het voorwerp in rust blijft dan zal FR = 0 N. De hiernaast staande krachten zullen dan werken. a] FZ B = 2,0 N Fs = 2,0N A ( FR = 0 N) FW = 2,0N FW = 2,0N b] FZ C = m x g FZ C = 0,50 x 9,8 FZ A = 7,4 N FZ C = 4,9 N FN = 7,4N FR BEIDE= FZ C– FW FR BEIDE = mBEIDE x a BEIDE FR BEIDE= 4,9– 2,4 2,5 = 1,25 x a BEIDE FR =1,5N Fs = 3,9N FR BEIDE = 2,5 N a BEIDE = 2,0 m.s-2 A c] FRblokje A= mA x a BLOKJE A FR blokje A=FS-Fw FW MAX = 2,4N 0,75kg FRblokje A= 0,75 x 2,0 FS= FR+Fw FRblokje A = 1,5 N FS= 1,5+2,4 =3,9 N FZ A = 7,4 N
F2 Opgave 4 b] cos 200 = m = 5,0 kg FZ =mx g 49 N FZ=5,0 x 9,81 FW MAX = 10 N F2= 49 x cos 200 FZ= 49 N 200 F2= 46,0 N F1 sin 200 = 49 N FN = 46 N F1= 49 x sin 200 200 F2 FZ = 49 N F1= 16,8 N FR = F1 - FW a] FR FR = 16,8 - 10 F1 FW MAX = 10 N F1 FR= 6,8 N 200 c] FR= m x a 6,8 = 5,0 x a F2 a = 1,4 m.s-2 FZ = 49 N d] FN = F2 = 46,0 N
Opgave 5 ΔX a] FZ= m x g b] vgem = Δt FZ= 71 x 9,81 5000 m vgem = FZ= 6,7102 N 428 s FN= FZ= 6,7102 N Vgem = 11,7 m.s-1 FW ijs= FN x 0,005 Geg: m = 71 kg Δx = 5000 m t = 7 min en 8 s (428 s) A = 0,30 m2 2 formules zie ☐ FW lucht= ½ x A x v2 FW ijs= 6,7102 x 0,005 FW lucht= ½ x 0,30 x 11,72 FW ijs= 3 N FW lucht= 21 N c] We gaan ervan uit dat zijn snelheid constant was, dus FR = 0 N Dus zal de totale FW even groot moeten zijn als de spierkracht (FSP) FSP = FW ijs+ FW lucht FSP = 3 + 21 FSP = 24 N (is kracht schaatser)